De kloof tussen stad en platteland bestaat niet (tenzij je het er steeds over hebt)

Beeld door Ola Lanko (voor de Correspondent)

Hoeveel verschillen er ook zijn in de samenleving, met de zogenaamde kloof tussen stad en platteland valt het enorm mee. Toch wordt die veelvuldig aangehaald. Dat is gevaarlijk, want hoe meer we doen alsof de kloof bestaat, hoe meer die werkelijkheid wordt.

In de aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen was het hét onderwerp van gesprek: de kloof tussen stad en platteland.

‘Gapende kloof stad, platteland en politiek: vooral boeren zijn het vertrouwen kwijt’, Politici voelden zich genoodzaakt om De daaropvolgende winst van de BoerBurgerBeweging (BBB) werd door haar eigen aanhang dan ook gevierd als een

De aanhoudende discussies over stikstof en de boerenprotesten zetten deze kloof steeds hoger op de politieke agenda – zeker nu de BBB vanaf 13 juni de grootste fractie is in de Eerste Kamer. In deze debatten spreekt men van grote regionale ongelijkheden: verschil in welvaart, voorzieningen en infrastructuur. Deze verschillen zouden zo groot zijn, dat ze zelfs zouden leiden tot

Is dit terecht? Is er sprake van een kloof tussen plattelandsbewoners met onbehagen aan de ene kant en (Rand)stedelingen aan de andere kant? En is de BBB-winst hier een bewijs van?

Voor het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) onderzochten wij de verschillen in onbehagen tussen regio’s. En wat bleek: op het platteland buiten de Randstad ervaart men dat de landelijke politiek niet voldoende oog heeft voor de regio waarin ze wonen, en is gemiddeld iets groter.

Maar: de term ‘kloof’ is zwaar overtrokken.

De verschillen in onbehagen binnen de stad of binnen het platteland zijn namelijk veel groter dan ertussen. En dat scheve beeld heeft consequenties.

Te veel aandacht voor de vermeende kloof doet onrecht aan deze verschillen binnen regio’s. Bovendien kan het aanzetten tot vijanddenken: hoe meer we de verschillen zien en benadrukken, hoe meer ze tot leven komen.

De verschillen in perspectief geplaatst

Dát er veel aandacht is voor regionale verschillen, komt niet uit de lucht vallen.

Zodra Nederland stemt, krijgen we allerlei landkaarten voorgeschoteld. Hierop lijkt het duidelijk te zien dat bepaalde gemeenten hun voorkeur uitspreken voor één partij. Deze kaarten zijn heel nuttig, maar alleen als ze op de juiste manier worden geïnterpreteerd. Op politicologenblog Stuk Rood Vlees publiceerde Jaap van Slageren onlangs Hierin beschrijft hij een aantal valkuilen waardoor verschillen tussen gebieden worden overschat.

Kaartjes verhullen bijvoorbeeld belangrijke verschillen binnen gebieden.

Dit is extra relevant in een land met zo veel kleine partijen als Nederland. De grootste partij zijn betekent eigenlijk vaak de minst kleine partij zijn, en verschillen met de tweede en derde partij zijn vaak gering.

kleurden voor de meeste Nederlandse gemeenten en provincies weliswaar BBB-groen, maar alleen in de gemeenten Tubbergen en Dinkelland behaalde de partij meer dan 50 procent van de stemmen. Er waren natuurlijk veel gemeenten waar BBB de grootste was, maar vaak lag het percentage stemmen rond de 30 procent. Dit maakt dat verschillen binnen die gemeenten groot zijn, maar wegvallen op de kaart.

Daarom, vooropgesteld: de verkiezingswinst van de BBB is geen bewijs voor het bestaan van een kloof tussen stad en platteland.

Hoe zit dat dan met die verschillen binnen de regio?

Verschillen zijn overal te vinden

Bestaand onderzoek naar de mening van inwoners over politieke en maatschappelijke kwesties laat steevast zien dat verschillen binnen gebieden altijd groter zijn dan de verschillen tussen die gebieden.

Bij politieke houdingen over allerlei onderwerpen blijkt dat inwoners van niet lijnrecht tegenover elkaar staan. Als het gaat over bijvoorbeeld immigratie en de rol van de Europese Unie, dan zijn de gemiddelde verschillen

Maar is dat een ‘groeiende kloof’? Verre van.

De bakker in de stad heeft politiek meer gemeen met de bakker in het dorp dan met zijn buurman die advocaat is

Andere politieke scheidslijnen hebben hierin een veel grotere invloed. We zien bijvoorbeeld veel grotere verschillen Hetzelfde geldt voor meningen

Simpel gesteld: er zijn een hoop verschillen die dwars door de vermeende stad-plattelandkloof heen lopen. De bakker in de stad heeft politiek meer gemeen met de bakker in het dorp dan met zijn buurman die advocaat is.

Maar die grote overwinning van de BBB dan? Die geeft toch wel iets aan over een breed gevoeld onbehagen, en over regionale verschillen daarin?

Het gaat de verkeerde kant op met Nederland…

We bij wie en waar in Nederland maatschappelijk onbehagen (het meest) voorkomt en waarom.

dat inwoners van plattelandsgebieden en gebieden buiten de Randstad relatief meer ontevreden zijn over de politiek en samenleving. Ook in internationale literatuur wordt gesproken over de

Onderstaand kaartje uit ons onderzoek is in lijn met dit beeld: maatschappelijk onbehagen is relatief laag in grote delen van de Randstad, en is hoger in Zeeland, delen van Brabant, de Achterhoek en Limburg.

Voor de indeling van de kaart zijn COROP-regio’s gehanteerd. Regio’s met minder dan 100 respondenten zijn samengevoegd met de buurregio. Binnen regio’s is onderscheid gemaakt tussen inwoners van grote steden en de rest van de regio, mits er data is van minimaal 100 respondenten in zowel de stad als de rest van de regio.

In het noordoosten van Nederland, met name in Flevoland, Friesland en Groningen, ligt het gemiddelde niveau van onbehagen nog iets hoger. Ook valt op dat het onbehagen lager is in bepaalde steden (bijvoorbeeld de steden Groningen, Utrecht en Eindhoven) dan in het ommeland.

Aha, zou je kunnen denken. Daar is de kloof!

Maar ook hier geldt weer: het tonen van gebiedsgemiddelden laat belangrijke (grote!) verschillen binnen de gebieden niet zien. Want ook in de Randstad zijn groepen mensen met een hoog niveau van onbehagen.

En hoe komt het dan dat maatschappelijk onbehagen gemiddeld genomen toch relatief laag is in steden, zowel binnen als buiten de Randstad, en relatief hoog in rurale gemeenten buiten de Randstad? De verklaring is dat er nou eenmaal andere ‘typen mensen’ op verschillende plekken wonen. – dan inwoners van minder stedelijke gebieden. Met andere woorden: het zijn meer je hulpbronnen – zoals opleidingsniveau, inkomen of gezondheid – die je opvattingen over de samenleving bepalen, dan de plek waar je woont.

De stedelijkheidsniveaus zijn bepaald door het CBS op basis van wat zij ‘omgevingsadressendichtheid’ noemen. Dit is het aantal adressen binnen een cirkel met een straal van één kilometer rondom een adres, gedeeld door de oppervlakte van de cirkel.

Heeft die plek zelf dan helemaal geen invloed op die opvattingen?

Op basis van ons onderzoek zien we slechts een bescheiden invloed van kenmerken van de gemeente waar mensen wonen. Als er in een plaats bijvoorbeeld veel bedrijven zijn die tot kennisintensieve sectoren behoren en er minder vergrijzing is in een gemeente,

…en we worden niet gehoord door Den Haag

Toch zijn er nog hardnekkige geluiden over dat die regionale verschillen een enorme rol spelen in hoe mensen zich voelen.

Het publieke debat heeft het over het verdwijnen van publieke voorzieningen – zoals bibliotheken, scholen en supermarkten – 

We vinden in onze SCP-studie geen bewijs voor een samenhang. Dat wil echter niet zeggen dat het verdwijnen van voorzieningen onbelangrijk is. Het blijkt namelijk

Zijn regionale ongelijkheden dan helemaal niet belangrijk voor het verklaren van onbehagen? Toch wel. 

Uit bestaand onderzoek weten we dat inwoners van gemeenten buiten de Randstad relatief sterk het idee hebben dat de nationale politiek niet voldoende oog heeft voor hun regio, en dat hun regio wordt Denk aan economische investeringen, infrastructuurprojecten, of verdeling van asielopvang.

Dit gevoel hangt samen dus hebben we in ons SCP-rapport bekeken in hoeverre dit gevoel een mogelijke verklaring biedt voor verschillen in onbehagen tussen gebieden.

We vinden opnieuw: hoe groter de afstand tot de Randstad, hoe minder mensen het idee hebben dat er vanuit Den Haag voldoende aandacht is voor hun regio. Dit geldt in het bijzonder voor inwoners van de plattelandsgemeenten. Het gevoel dat de eigen regio niet goed wordt vertegenwoordigd is een belangrijke component van maatschappelijk onbehagen buiten de Randstad, met name onder inwoners van minder stedelijke gemeenten.

Geen kloof tussen inwoners, wel afstand tot nationale politiek

Een bepaalde mate van maatschappelijk onbehagen in de samenleving is Maar als maatschappelijk onbehagen zich concentreert bij specifieke groepen of op specifieke plekken, zou het kunnen dat groepen burgers ervaren dat de overheid en samenleving niet meer aan hun verwachtingen (kunnen) voldoen.

Dat kan zorgen voor maatschappelijke spanningen, de kloof tussen burger en overheid vergroten en de legitimiteit van overheidshandelen onder druk zetten.

Zeker in recente beleidsdossiers (denk aan de energietransitie en stikstofproblematiek) is brede maatschappelijke betrokkenheid vanuit heel Nederland juist onmisbaar.

Verlies niet uit het oog dat er binnen woonplaatsen en regio’s minstens even grote ongelijkheden bestaan in levenskansen

Het is dus goed dat er op dit moment aandacht is Het is zeker een politieke discussie waard hoe we in Nederland rijksgelden verdelen over gebieden en hoe er tot een goede afweging van regionale belangen op landelijk niveau gekomen kan worden.

Maar onze oproep in deze discussie is: verlies hierbij niet uit het oog dat er binnen woonplaatsen en regio’s minstens even grote ongelijkheden bestaan in levenskansen, en in gevoelens over de stand van de samenleving en de politiek.

Het tegenover elkaar zetten van gebieden in Nederland draagt niet bij aan een begrip van onderliggende problemen van groepen mensen die achterblijven in welvaart. Ongelijkheden in hulpbronnen en kansen, van iedereen en overal in Nederland, moeten aandacht krijgen in het beleid.

Sterker nog: hoe méér we een vergrootglas leggen op verschillen tussen gebieden, hoe meer we de suggestie van een kloof, waarin bewoners lijnrecht tegenover elkaar staan, wekken. Zoals we zijn zulke sterke beelden over tegenstellingen niet zonder gevolgen.

Vijanddenken, wantrouwen en spanningen liggen op de loer. Op den duur kan het zelfs het functioneren van de democratie onder druk zetten. Uitvergrote tegenstellingen kunnen van de ‘stad-plattelandskloof’ een self-fulfilling prophecy maken.