Verhuizen versus blijven: waarom mensen hun woonplek trouw zijn
Regio’s aan de grens van Nederland kampen met het vertrek van jonge mensen. Maar er zijn er ook die juist willen blijven. Wat hebben zij nodig?
Als Jonne Thomassen ergens een lezing of presentatie geeft, komen daarna vaak mensen naar haar toe met persoonlijke verhalen. ‘Over families die al generaties lang op dezelfde plek wonen’, vertelt de sociaal geograaf. ‘Of waarom zij zelf zijn gebleven. Ze vertellen over hun eigen dorp waar ze trots op zijn, en wat ze doen voor de gemeenschap.’
Thomassens onderzoek gaat over deze mensen. Ze wonen op plekken waar velen wegtrekken; grensregio’s die weinig te bieden hebben op het gebied van bijvoorbeeld werk of opleidingen. Vanwaaruit jonge mensen naar een plek verhuizen waar ze meer kansen zien, zoals de Randstad.
Maar lang niet iedereen vertrekt. Er zijn mensen die bewust besluiten te blijven, maar over deze blijvers is tot nu toe weinig bekend. Daar brengt Thomassen met haar onderzoek verandering in. ‘Ik ben bang dat lang is gedacht dat blijven iets heel passiefs is’, zegt ze. ‘Dat het gewoon gebeurt.’
Niets is minder waar, ontdekte Thomassen. Veel mensen die ergens blijven wonen, denken daar lang en goed over na. En in hun beslissing spelen niet alleen economische factoren mee, zoals de beschikbaarheid van woningen of banen. De nabijheid van vrienden en familie speelt een minstens zo belangrijke rol.
Dat is onmisbare kennis voor beleidsmakers die zich ervoor inzetten dat grensregio’s weer aantrekkelijk worden om te wonen. Als zij weten waaróm mensen willen blijven, kunnen ze maatregelen nemen om dat mogelijk te maken. En het laat zien: een goed huis is veel meer dan een dak boven je hoofd. Minstens zo belangrijk is het sociale netwerk waarmee je vanuit dat huis in contact blijft.
Wie al eerder is verhuisd, vertrekt makkelijker opnieuw
Zelf is de 30-jarige Thomassen een typisch voorbeeld van iemand voor wie vertrekken altijd vanzelfsprekend was. Ze groeide op in Roermond, en verhuisde naar Maastricht voor haar studie. Van daaruit vertrok ze naar Brussel, om uiteindelijk in Groningen te belanden voor een master en een promotieonderzoek.
Sommige mensen zijn gewend om zich af te vragen of ze nog wel op de juiste plek wonen
Het leek destijds een vanzelfsprekende stap, vertelt ze in een vergaderzaaltje van de Rijksuniversiteit Groningen. Al haar vrienden deden het zo. Maar gaandeweg begon ze aandacht te krijgen voor een andere mogelijkheid: die van het blijven.
Ze ontdekte een duidelijk patroon in de beslissingen van mensen om te verhuizen of juist ergens te blijven. Wie al eerder is verhuisd, of ouders heeft die ergens anders vandaan komen, zal veel makkelijker besluiten opnieuw de koffers te pakken. Deze mensen zijn het gewend zich af te vragen of ze nog wel op de juiste plek wonen. Of ze horen positieve verhalen over verhuizingen van hun ouders of andere familieleden.
Ook vrienden spelen een rol: als mensen (bijvoorbeeld na hun studie) een groot deel van hun vriendenkring zien vertrekken, zullen ze eerder denken: dan moest ik ook maar eens gaan.
Als je familie al generaties lang op dezelfde plek woont, blijf je eerder
Wie daarentegen uit een familie komt die al generaties lang op dezelfde plek woont, verhuist zelf ook een stuk minder snel. Deze mensen hebben een sterker gevoel van geworteld zijn op een bepaalde plek, zegt Thomassen. ‘Vanuit je ouders, of je grootouders, wordt je misschien verteld: je hoort hier thuis’, voegt ze toe.
Ze denkt ook dat het voor deze groep mensen makkelijker is om te blijven, bijvoorbeeld omdat ze een groot netwerk hebben en dus makkelijker aan een baan of een huis kunnen komen. Maar bijvoorbeeld ook omdat mensen hun familie kennen. ‘Op klein, lokaal niveau kan dat misschien best wat betekenen’, zegt Thomassen. ‘Wanneer je ergens solliciteert, is het zo van: ‘Je bent er een van die.’ Of: ‘Je komt van daar vandaan.’
Deze mensen kom je natuurlijk niet alleen tegen in landelijke gebieden, benadrukt Thomassen. Overal zijn er mensen die vertrekken, en mensen die willen blijven. Wat ze gemeen hebben, is dat er tot nu toe weinig bekend is over hun motieven. En dus over wat ze nodig hebben.
Tijd voor een herwaardering van de ‘ergensmens’?
Is het tijd voor een herwaardering van de ‘ergensmens’, zoals journalist Karel Smouter hen noemt in zijn boek Blauw wit rood? Mensen die – in tegenstelling tot de ‘overalmensen’ – sterk geworteld zijn op de plek waar ze vandaan komen, en die niet zomaar ergens anders kunnen aarden? Hun thuisregio is voor deze mensen erg belangrijk, en dus zullen ze ook gemotiveerd zijn er iets van te maken.
Zorg dat er daadwerkelijk plek is voor mensen die willen blijven
Thomassen denkt in ieder geval dat de overheid meer kan doen om blijvers tegemoet te komen. Als voorbeeld noemt ze de Campus Fryslân van de Rijksuniversiteit Groningen. Jongeren die graag ver weg willen verhuizen van hun ouders, zullen heus wel naar een van de grote steden trekken. Maar voor wie wil studeren en het liefst in Friesland zou blijven, biedt de campus in Leeuwarden een uitkomst.
Verder belangrijk: uitgaansgelegenheden, bedrijven die interessante banen aanbieden. Woningen voor starters, en voor ouderen die in de buurt van hun sociale netwerk willen blijven. ‘Zodat er ook echt plek voor je is als je wilt blijven’, zegt Thomassen.
‘De regio’ staat weer op de politieke agenda
Natuurlijk hoeft het niet allemaal van de overheid te komen; inwoners doen zelf ook veel om blijven aantrekkelijk te maken. Thomassen sprak tijdens haar onderzoek veel mensen die werkten voor de gemeente of de provincie, of die als vrijwilligers actief waren. ‘Ze wilden echt dat hun regio erop vooruit zou gaan en dat dan ook meer jongeren de keuze konden maken om in de toekomst te kunnen blijven’, zegt ze.
Deze ‘trotse blijvers’ hebben bovendien de tijdgeest mee. Tot voor kort kende Nederland zogenoemde krimpregio’s, gebieden aan de grens waarvan de verwachting was dat ze tot 2030 een flink deel van hun bevolking zouden verliezen. Maar de afgelopen jaren is het aantal inwoners in deze gebieden aan de rand van Nederland (met uitzondering van Zuid-Limburg) juist gelijk gebleven of licht gegroeid. Het Rijk heeft het tegenwoordig dan ook over ‘regio’s aan de grens’.
Deze trendbreuk heeft vooral te maken met de toestroom vanuit de Randstad en met de komst van arbeidsmigranten en vluchtelingen. Maar dat neemt niet weg dat ‘de regio’ terug is op de politieke agenda. Minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken, CDA) heeft vorig jaar 900 miljoen euro uitgetrokken voor de ontwikkeling van landelijke gebieden.
En dankzij het onderzoek van Thomassen staan ook de behoeften van blijvers daarbij op de kaart.