De Correspondent
Biologische landbouw. Lex Bohlmeijer in gesprek met Digni van den Dries
SoundCloud
Interview

Een ochtend lang neemt Digni van den Dries, biologische boer in de Noordoostpolder, me mee het land op. Hij knipt blaadjes af, bladmonsters, om op te sturen naar een laboratorium. Daar worden de sapstromen geanalyseerd.

Zijn vader was pionier, stond met een schop sloten te graven in de pas aangelegde polders. Later kon hij boeren op het nieuwe land. Zoon Digni nam de boerderij over maar besloot in 1989 over te stappen op de biologische landbouw. Met succes. Inmiddels, hij is bijna 66, heeft hij het bloeiende bedrijf overgedragen aan zijn zoon. Al kan hij experimenteren niet loslaten.

Op een speciaal ingerichte akker – de zogenaamde Akker van de Toekomst van ongeveer een hectare – worden verschillende gewassen geteeld volgens de allernieuwste inzichten. Ook daar knippen we blaadjes. Om de resultaten te kunnen vergelijken. Op deze akker worden geen extra voedingsstoffen toegevoegd, maar houden de planten de bodem op eigen kracht gezond.

Dat leidt tot veel gezondere teelt. De planten worden niet ziek, dus heb je niet alleen geen kunstmest, maar ook geen bestrijdingsmiddelen meer nodig. Van den Dries is voorzichtig, maar de resultaten van zijn openluchtlaboratorium zijn veelbelovend. En ambitieus is hij zeker: door kennis uit de biologische en de gangbare landbouw te combineren wil hij een duurzame landbouw mogelijk maken.

Er hangt een zilverachtig licht in de Noordoostpolder. Maar Van den Dries woont hier al zijn hele leven, dus dat valt hem niet meer op. We staan op een akker met aardappelen. De jonge planten zien er in mijn ongetrainde ogen uitstekend uit.

Lees transcript

‘Vorig jaar hadden we een prima oogst, ondanks het droge jaar. Blijkbaar is de grond toch goed in conditie. Een droog jaar is over het algemeen voordelig voor biologische teelten, omdat de phytophthora-druk aanzienlijk lager ligt.’

Wat is dat? 

‘Door phytophthora zijn er ooit enorme hongersnoden geweest in Ierland. Dat krijgen kinderen op de lagere school nog te leren. Het veroorzaakt de aardappelziekte, met een desastreus gevolg voor de opbrengst. Die ziekte bestaat nog steeds, maar tegenwoordig hebben we rassen die daar resistent tegen zijn. Sinds we die in de biologische landbouw hebben is het gemiddelde opbrengstniveau aanzienlijk verhoogd.’

‘Aardappelteelt doet het hier altijd relatief goed. Het is een beloning voor de manier waarop wij het doen. Hier in de buurt zie je de meeste aardappelen nog maar net opkomen. Bij ons zijn ze al meer dan twee weken geleden opgekomen. Dat is een onderdeel van onze strategie: vervroeging. Wij doen alles aan vervroeging van de aardappelgroei.’

Omdat je ze eerder gepoot hebt? 

‘Nee. Aardappelen worden inderdaad gepoot. Maar de knol kan, voordat die gepoot wordt, verouderd worden. Dat verschijnsel noemt men voorkiemen. Dan krijgen ze ergens in februari een warmtestoot, en worden ze geprikkeld om te gaan kiemen. Na die warmtestoot houden we ze juist koel en in het licht. Zo ontstaan kiempjes die klein blijven door de lichtinval. Dan heb je al groei te pakken, maar die hou je klein. Dan poot je hem op een normaal tijdstip, maar omdat hij is voorgekiemd is hij sneller.’

Er zit een hoop kennis en wetenschap in jouw vak! 

‘Ja, er zijn ongelooflijk veel details waar je rekening mee kunt houden. Of waar je kunt mee spelen. Hoe je het ook wil noemen.’

Ik hoor een veldleeuwerik daar. 

‘Ik ben uitermate trots op de natuurontwikkeling in ons bedrijf. Veldleeuweriken zijn echte akkervogels. Die houden per definitie niet van roofvogels. Ook niet van mensen. Ze blijven zo ver mogelijk van gebouwen en bomen af. De laatste vijftien jaar hoor ik hier veldleeuweriken. De afgelopen jaren trekken ze noodgedwongen steeds meer naar mijn erf toe. Noodgedwongen omdat ze hier succesvol zijn. Ze hebben ook weer hun territorium, dus ze verdrijven elkaar steeds meer naar ongunstige streken voor henzelf. Maar ze doen het hier geweldig.’

We passeerden net een veld van je zoon. Daar zagen we twee grote buizerds. Dat zijn de vijanden. Maar er wordt zo gemaaid dat het gunstig is voor de populatie van leeuweriken? 

‘Het mooiste zou zijn om nooit te maaien, maar dat zit niet in het pakket. Dit is een redelijke, alternatieve vorm waarbij ongeveer een derde blijft staan. Pas over anderhalf maand wordt weer gemaaid. Maar het geldt niet alleen voor veldleeuweriken. Ook kwartels. Die zie je nauwelijks, maar je hoort ze wel. Niet nu, maar we gaan ze dit jaar tegenkomen. Ook die heb ik de laatste vijftien jaar gehoord.’

‘Vorig jaar, in hetzelfde type veld, heeft iemand die aan het maaien was zes jonge kwarteltjes zien lopen. Het is goed dat die stukken niet gemaaid worden, zodat ze daarin weg kunnen vluchten. Zodra er gemaaid wordt komen er roofvogels die zich op muizen richten. Na het maaien wordt alles ineens zichtbaar. Dat is voor de roofvogels een feest. Een jong vogeltje zal zich dan vrij snel in het ongemaaide terugtrekken.’

Je bent biologische boer, maar dit gaat over natuurontwikkeling. Is dat een onvervreemdbaar onderdeel van je bedrijf? 

‘Ja. De grap is dat de mensen van onze generatie zijn opgegroeid met landleven-platen. Die barsten van de natuur. Wij zijn er als landbouwers in geslaagd om ongelofelijk veel van dat landleven te gronde te richten. Daar mag je de landbouwers niet de schuld van geven want ze hebben niets illegaals gedaan. Ze hebben middelen gebruikt. Ze zijn in de vaart der volkeren opgestoten met hogere opbrengsten en meer efficiëntie. Maar ook met meer inzet van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Allemaal legaal, maar het heeft wel een enorme degradatie van het natuurlijk leven op dit soort plattelandsgebieden veroorzaakt. Ik ben ervan overtuigd dat je dat weer grotendeels terug kunt krijgen.’

Daar spelen de boeren juist een belangrijke rol in. 

‘Ik spreek met gangbare boeren om ze te overtuigen dat ze moeten veranderen. Maar ze moeten niet de schuld krijgen. Ze zijn belangrijke actoren om het anders te gaan doen. Maar dat ze doen wat ze doen heeft alles te maken met de economische ordening. Met de wijze waarop zaken toegestaan waren en het prima werd bevonden.’

‘Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. De landbouwers zijn jarenlang geprezen voor het feit dat ze steeds betere opbrengsten hadden. Een geweldig overschot op de betalingsbalans veroorzaakten. Op die manier belangrijk waren voor de Nederlandse economie. Alle downsides werden gebagatelliseerd. Bovendien worden ze enorm beïnvloed door de grote concerns om hun producten te gebruiken. Die laten nooit iets negatiefs los over hun eigen producten. Dat ze heus niet alle lieveheersbeestjes doden. Maar ze hebben niets illegaals gedaan. Het is onlogisch om landbouwers de schuld te geven. Maar je kunt wel zeggen: jullie hebben de mogelijkheden in handen om het anders te gaan doen. Of jullie moeten ze in handen gaan krijgen.’

Daar besteed je hier 10 procent van je grond aan. Wat doen jullie?

‘Die strook daar gaan we niet oogsten. Die is bloemrijk en er komen veel insecten op af. Insecten zijn voer voor jonge vogels. Wij hebben bossages langs de sloten. Dat zie je nergens in de omgeving. Dat lijkt niet zo belangrijk, maar het zijn enorme vrijhavens voor kleine vogeltjes die erin vluchten zodra ze een roofvogel zien. Zodra die weer weg is, dan kunnen ze overal voedsel gaan meepikken. Dat gaan we intensiveren. Er komen nog meer struwelen en heggen rondom onze kavels.’

Kost je dat geld? 

‘Normaal gesproken wel. Dit heb ik zelf moeten betalen. Maar dat struweel-en-heggen-plan is vrij ingrijpend, want dat gaat helemaal rondom. Daarvoor hebben we een subsidieaanvraag geschreven. Hij is nog niet toegezegd, maar de kans is groot dat dat doorgaat. Dat zou ook terecht zijn, maar dan zijn alleen de aanplantkosten vergoed. Vervolgens heeft dat ook beheer nodig. We moeten nog regelen dat dat enigszins vergoed wordt. Het is niet iets waar we wat mee verdienen.’

Maar de samenleving wil het. Gedeelde verantwoordelijkheid, dus de samenleving moet voor die activiteiten betalen? 

‘Ja, dat is redelijk. Ik ga ervan uit dat dat soort regelingen ontstaan.’

Jouw vader was pionier. Die heeft met een schop hier sloten gegraven. 

‘Hij heeft drie maanden sloten gegraven. Als iets zwaar werk is, is dat het wel. Misschien wel een half jaar, ik weet het niet precies. Maar op enig moment is hij landmeter geworden. Hij heeft honderden kilometers gelopen in een slikkerig land om overal paaltjes neer te zetten zodat er wegen en sloten gegraven konden worden. Maar het lopen was beter dan het graven. Hoe zwaar dat wel niet geweest moet zijn!’

Jouw vader heeft hier uiteindelijk land gekregen. Je grootvader was boer in Zeeland, dus er was een familietraditie. Jij hebt op een gegeven moment de beslissing genomen om biologische boer te worden. Al in 1990. 

‘Een jaar ervoor. Ik ben in de tachtiger jaren wakker geworden over de positie van landbouw in de samenleving. Daar werd ik niet optimistisch van. Het EU-beleid garandeerde de landbouwers binnen de EU een zekere prijs. Maar de overschotten moesten met samenlevingsgeld overboord gezet worden en veroorzaakten elders in de wereld schade, omdat je op een oneigenlijke manier de boeren in niet-Europa aan het beïnvloeden bent. Ik zag dat het vroeg of laat spaak moest gaan lopen. Want enerzijds gaat het steeds meer gemeenschapsgeld kosten. Dat vinden de ministers van Financiën niet leuk. Bovendien verdwijnt je draagvlak. De burger ziet dat landbouwers steeds meer geld kosten. Dat wordt hem ook verteld door de ministers van Financiën, en door politieke partijen die dat anders willen.’

‘Het beeld van de landbouw voor een argeloze burger is iemand die met een spuitkar rijdt. Of een kip in een klein hokje. Intensieve kasproductie. Dat zijn geen posities voor de langere termijn. Dan ontvalt je draagvlak. Dat was mijn overtuiging. Maar wat dan wel? Ik dacht: we moeten overal waar negatief geoordeeld wordt over landbouwers kijken wat we kunnen veranderen. Dat vond ik in de biologische landbouw.’

Was dat een moeilijk proces? 

‘Zeker. Daar heb ik twee jaar over nagedacht. Ten eerste moet je besluiten, en ten tweede moet je het dan gaan uitvoeren. Voordat ik besloten had, kwamen er wel honderd vragen op me af. Dat ging niet lukken. Totdat ik een keer een excursie deed bij een biologisch landbouwer. Op een vergelijkbaar bedrijf, en die man liep fluitend rond. Toen werden ze nog aangeduid als geitenwollensokkenfiguren, maar deze man was iemand zoals ik. Ietsje ouder. En hij kon het op een normale manier vertellen en beargumenteren.’

‘Zijn bedrijf draaide goed. Toen dacht ik: dat moet ik ook kunnen. Toen ging bij mij de knop om. Dan ben je nog steeds verplicht om naar die honderd vragen te kijken. Daar bleven er maar een of twee van over, want veel dingen zijn makkelijk oplosbaar. De echte die overblijft: “Krijg je voor jouw product met een hogere kostprijs voldoende marktvraag?” Die strijd is nog steeds gaande.’

En daar spelen de supermarkten dan een belangrijke rol in? 

‘Uiteindelijk wel. Meer dan de helft van de biologische producten in Nederland wordt via een supermarktkanaal afgezet. Of ze willen of niet: ze spelen een grote rol.’

Ze vragen veel meer marge over biologische producten dan bij de gangbare producten. Daarom is het duurder, en is de strijd moeilijk. 

‘Het klinkt raar uit mijn mond, maar ik ga ze toch verdedigen. Hun bedrijfsmodel is gebaseerd op een zekere omzet- en winstmarge per vierkante meter schap. Op het moment dat een product niet voldoende hard loopt, dan zijn ze bedrijfseconomisch verplicht om daar een hogere marge op te zetten. In ieder geval heeft het tot gevolg dat de eindprijs voor biologische producten vaak relatief hoger is dan waar het mee begon. Met het boerenproduct zoals het geoogst wordt. Daar is het verschil tussen biologisch en gangbaar maar een dubbeltje, of 15 cent per kilo. Dat wordt dan uitvergroot naar 50 cent tot een euro per kilo op eindniveau.’

‘Dat is de grootste stap in de keten. Per product afhankelijk. Het is vrij standaard dat in de laatste stap grote marges genomen worden. Dat kun je verdedigen, maar je kunt er ook anders tegen aankijken. Stel, wij vinden biologische landbouw een belangrijk fenomeen. In Europa is die conclusie genomen. Over zeven jaar willen ze 25 procent van het Europese areaal biologisch hebben. Als je dat serieus neemt moet je dus dit soort handicaps in de vermarkting gaan wegnemen.’

En dat kan? 

‘Dat kan. Maar eerst laat ik je nog even mijn zilveruien zien. Normaal gesproken worden die volvelds gezaaid. Dan staan overal zaadjes. Miljoenen per hectare. Dat is een teelt waarin je niet meer kunt schoffelen. Elk onkruidje dat opkomt moet je handmatig verwijderen.’

Dat maakt het telen van zilveruien tot een ramp, voor een biologische boer? 

‘Dat kan ik wel zeggen.’

En toch wou jij het. 

‘Dat heeft ook een geschiedenis. Ik heb tien jaar geleden voor het eerst zilveruien geteeld. Na dat jaar zeiden we: “Dat doen we nooit, nooit, maar dan ook nooit meer.” Want koste een ongelofelijke hoeveelheid arbeidsinzet, en uiteindelijk eindigt dat land volkomen onder het onkruid. Met geluk heb je ook nog wel wat zilveruien.’

Maar toch liet je het er niet bij zitten. 

‘Ik heb toen voor mezelf gezegd dat ik het nooit meer zou doen. Tot drie jaar geleden. Toen kwamen er mensen op ons af die zochten mensen die zilveruien wilden telen. Nou, dat gingen we dus niet doen. Maar, ze zeiden dat de prijs die je ervoor kreeg wel was veranderd. Die was inmiddels verdubbeld. Dan toch maar een keer onkruiden en een hoeveelheid werk erin. Maar dat leek haalbaar.’

Is dat iets waardoor jij je dan uitgedaagd voelt? 

‘Iets om in ieder geval aan te gaan. We hebben dat drie jaar gedaan. Het eerste jaar was volstrekt waardeloos. Veel arbeid erin en een superlage opbrengst. Toen hebben we toch besloten om nog een jaar door te gaan. Toen hadden we een hele hoge opbrengst met betrekkelijk weinig werk. Toen hadden we de smaak te pakken. Die hoge prijs was echt een goede klapper. Vorig jaar was het nog niet eens ongelooflijk slecht. Niet slecht qua opbrengst, maar we hadden veel arbeidskosten gemaakt. Uiteindelijk overtroffen de arbeidskosten de uiteindelijke opbrengst. Dat ene jaar hadden we blijkbaar geluk gehad, en dit kan dus gewoon niet.’

Maar nu staan we er weer naar te kijken. Het komt net de grond uit. 

‘Maar nu zie je wel een cruciaal verschil. Je ziet rijtjes. Dat zijn rijtjes in plaats van het volle veld. We dachten er al langer aan om het op rijtjes te doen. Maar het was nooit mogelijk om rijtjes op 10 centimeter afstand van elkaar te schoffelen. Dat was gewoon niet mogelijk.’

Dat is subtiel. 

‘Als je gaat schoffelen, trek je een mes erdoorheen. Dat mes zorgt ervoor dat de grond verschuift en dan worden die rijtjes bedolven. Het is hartstikke jong, dus als het één keer bedolven is het ben je het kwijt. Sowieso is het verschrikkelijk moeilijk om dat exact zo te doen.’

En dat over honderden meters. 

‘Nu zijn er technieken in ontwikkeling die met camera’s ervoor zorgen dat de grond niet zo verschuift. Terwijl het onkruid wel degelijk wordt geraakt. Hier is dat al gebeurd. Er heeft een trekker gereden met een machine die autonoom, volkomen exact, zorgt dat die rijtjes gevolgd worden en alles wat ertussen zit wordt bewerkt zodat het onkruid weg is. Ik heb er dus nu wel vertrouwen in dat het goed komt.’

Dat is een constant proces van innovatie? 

‘Daar kan je de biologische landbouw een grote credit voor geven. Er zijn nog meer technologieën die op basis van camera’s werken die het onkruid eruit halen. Die worden door de biologische landbouw ontwikkeld. Wij hebben daar het meest behoefte aan. Waarom zou je dure investeringen doen als je het kunt wegspuiten? Deze technieken worden ontwikkeld en die gaan absoluut succesvol worden. Ik heb het nooit durven geloven, maar de totale Nederlandse landbouw kan makkelijk omgeschakeld worden naar biologische landbouw, zonder dat je daar hordes mensen voor nodig hebt. Wat op dit moment nog wel consequenties heeft.’

Jij gebruikt geen giftige bestrijdingsmiddelen, je werkt circulair en de bodem vaart er wel bij. Bij de buren staan ze ondertussen te spuiten.

‘Stippen heet dat.’

Hoe kijk je daar dan naar? Doet het pijn? 

‘Dat is een te groot woord. Maar daar, op ons eigen veld, staat iemand te hakken, om onkruid weg te halen. Eén persoon. Hier hebben al vaak mensen gelopen, dus veel werk is hier blijkbaar niet. Maar bij de buren zijn ze wel effectiever. Dat middel trekt die wortel in. Hier hakken we weleens iets af, en dan groeit het vanuit die wortel opnieuw. Maar het zou mooi zijn om iets te ontwikkelen waardoor het niet nodig is.’

‘Dat gangbare veld zat onder de onkruid. Onkruid is ook een gevolg van bodemverdichting. Dit type onkruid is een signaalplant voor bodemverdichting.’

Bodemverdichting is een slecht teken. 

‘Dat is ongezond. Het is een van de grote bedreigingen die de landbouw treft. Ook hier hebben wij een oplossing voor gevonden. Op de Akker van de Toekomst hebben we hetzelfde gedaan. Wij hebben onze tractoren op drie meter gezet. Er wordt nooit meer gereden over alles wat ertussen zit. Deze plant heeft geen last van die bodemverdichting. Die kan gewoon doorgroeien, en daarom hebben we de problemen met die signaalplanten niet.’

Ook alweer een innovatieve oplossing. Laten we het hebben over de Akker van de Toekomst. Jij bent nu al vijftig jaar boer. En je bent nog steeds aan het experimenteren! 

‘Zeker de landbouw die buiten plaatsvindt is een oneindige bron van mogelijkheden, die het weer beter gaan doen.’

Boeren zeggen dat het niet alleen een manier van produceren is, maar ook een manier van leven. Hoort risico nemen daarbij? Niet bang zijn? 

‘In ieder geval niet bang zijn. Wij zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van de natuur en die laat allerlei gezichten zien. Als je daar met angst naar kijkt, heb je geen vrolijk leven. Dan zou ik je absoluut afraden om boer te worden.’

Maar je moet kunnen incasseren. 

‘Ja, simpelweg omdat er op elk moment een keer 10 millimeter uit de lucht kan vallen. Dat is vrij desastreus en gebeurt gelukkig zelden. Maar het kan wel. Je kunt landbouwactiviteiten zodanig inrichten dat die beter bestand zijn tegen dat soort extremen. De laatste tien jaar wordt het duidelijk dat we ons daartegen moeten wapenen. Dus dat is al een reden om aan vernieuwing te doen.’

Jij bent op de Akker van de Toekomst onderzoek aan het doen. Er vindt hier een bijzonder experiment plaats met de interactie tussen bodem en plant. Kun je dat uitleggen? 

‘Ja, het is wat breder. Maar de bodem is wel de basis. Het bredere kader is als volgt. Wij willen hier een landbouw ontwikkelen die de inzet van chemie met 90 procent vermindert. Kunstmest ligt iets genuanceerder, maar die willen we ook aanzienlijk verminderen. Een landbouw die de inzet van water vermindert. De inzet van fossiele energie en energie in zijn algemeenheid vermindert. Die een mogelijkheid biedt voor natuurontwikkeling die past bij landbouw. We moeten niet de illusie hebben dat landbouw natuur wordt, of een natuurgebied. Landbouw is er om voedsel te maken. Overigens is het ook een doelstelling om het inkomen van de boeren op peil te houden. Anders worden de ontwikkelingen niet overgenomen. Het is uitdrukkelijk een doelstelling dat dit herkenbaar is voor de omgeving. Dat ze kunnen zeggen: “Ze doen het al een aantal jaren. Ik zie hier techniek en resultaten. Dat ga ik ook doen.”’

De laatste tijd ben je met name gegrepen door de theorie van een Amerikaanse boer? 

‘Oorspronkelijk was hij boer, maar hij is nu opperhoofd van een adviesorganisatie: John Kempf. Door wetenschappelijke publicaties te lezen, en zelf te observeren, is hij tot de overtuiging gekomen dat de manier waarop planten zich voeden, en de mate van gevoedheid, de resistentie tegen ziekte en plagen bepaalt. Zijn uiteindelijke worst is dat je een plant zodanig kunt voeden dat die niet meer ziek wordt. De consequentie daarvan is dat je geen middelen meer hoeft te gebruiken. Dat de bemesting op een natuurlijke manier plaatsvindt, met een goed opbrengstniveau. Een gezonde plant geeft een goede opbrengst. Daar hoeven we niet over te twijfelen.’

Dat ligt dus aan de gezondheid van de bodem. Van bomen weten we, door Peter Wohlleben, dat er ongelofelijk veel communicatie plaatsvindt. In de grond, tussen bomen onderling, via de wortelsystemen en allerlei andere systemen. Dat is dus met planten ook zo? 

‘Ja, maar hij beschrijft een bossysteem waarbij niet in de bodem geroerd wordt. Die al eeuwenlang niet beïnvloed wordt door mensen. Bij voedselproductie wordt in de bodem ingegrepen. Vooral met bewerkingen. Daardoor zijn de talloze vormen die in een bos mogelijk zijn op een akker niet mogelijk. Dat wil niet zeggen dat er niet veel overblijft.’

‘Mijn overtuiging is, en dat is ook wat Kempf voortdurend beweert en waar veel aanwijzingen voor zijn, dat er veel gebeurt tussen de plant en het bodemleven zelf. De schimmels en bacteriën die in de grond voorkomen. Daarbij kunnen planten signaalstoffen afgeven aan schimmels of aan bacteriën: “Joh, jij krijgt van mij suikers om te leven, maar geef mij dan wat terug. Molybdenum, of stikstof.” Het maakt niet uit wat, maar er is voor alles wat die plant nodig heeft om optimaal te groeien een ruilsysteem.’

‘De afgelopen vijftig jaar hebben we de grond in onze landbouwontwikkeling gezien als een substraat. Daar worden planten en voedingsstoffen in gestopt, en puur vanwege het chemische proces van osmose komen plantenvoedende stoffen dicht bij een worteltje. Die gaan de plant in. Dat is onze kijk geweest op hoe je planten goed kunt laten produceren. Dat laatste ga ik niet ontkennen, want de productieniveaus liggen in West-Europa op een historisch hoog niveau. Maar dat heeft zijn kostprijs: we zijn dingen in het milieu gaan veroorzaken. Verarming van de natuur. Het hele systeem is dusdanig gericht op een hoge productie; bij een zwakke plant wordt er met gewasbeschermingsmiddelen – eufemistisch, je kunt het ook gif noemen – en natuurvreemde stoffen geprobeerd om ziekten en plagen onder de duim te houden, en de plant maximaal te laten groeien.’

Terwijl de natuur het zelf ook kan. 

‘Terwijl de natuur het zelf ook kan. De andere worst zou kunnen zijn dat de voeding die daaruit voortkomt beter is voor ons als mensen. Uitgebalanceerder dan een plant die opgejaagd is in zijn productie.’

Je neemt die bladmonsters om te kijken hoe gezond de sappen zijn die door de planten heen stromen? In het lab kunnen ze dat meten. Is het veelbelovend?

‘We zitten echt nog in een leerproces. De theorie van deze meneer Kempf is dat een plant allerlei stoffen in een bepaalde verhouding in zijn sap moet hebben. In een zekere optimale verhouding is dat een teken van gezondheid. Gelukkig kunnen we dat meten. Hij zegt dat hij methodes heeft om dat te beïnvloeden. Maar hoe je daar precies mee om moet gaan is voor mij nog geen uitgemaakte zaak. Er zijn voldoende aanwijzingen die aangeven dat je weg moet van de kunstmest. Zeker in het beginstadium van de plantengroei.’

Je bent voorzichtig, dat begrijp ik. Maar is het veelbelovend? 

‘Dat vind ik wel. Het is een klein detail, maar in deze Akker van de Toekomst heb ik iemand een vrijbrief gegeven om zijn eigen bemestingsstrategie erop los te laten, volgens die methode. Jaar in, jaar uit heeft hij de beste opbrengsten gehad. Een betere opbrengst dan wat ikzelf in het hele perceel heb gerealiseerd. Dus er liggen perspectieven. Alleen is zijn toepassing vrij duur. Dus we moeten nog eens kijken in hoeverre er, als de sleutel inderdaad ligt bij bodembiologie, andere methodes zijn die even goed werken maar goedkoper zijn.’

Het klinkt opwindend. Je bent zelf al bijna 35 jaar biologisch boer. Je doet dit onderzoek niet voor jezelf, maar voor de gangbare landbouw? 

‘Kijk, enerzijds is het een bevrediging van de intellectuele uitdagingen. In die zin kun je zeggen dat ik het ook voor mezelf doe. Maar de landbouw moet veranderen. Er zijn te veel aanwijzingen dat we niet op de goede weg zijn. Dat ik een rol mag spelen in hoe het anders moet is mooi. Wat moet ik daar meer over zeggen? Ik krijg ervoor betaald; dat is nog makkelijk. Laten we niet de suggestie wekken dat het puur liefdewerk oud papier is.’

Hoe is de belangstelling van de omliggende gangbare boeren? Zitten ze hier met argusogen te kijken? 

‘Dat is verschillend. Ik schat dat 10 procent van mijn gangbare collega’s hier in de Noordoostpolder buitengewoon geïnteresseerd is. Dat er nog wel zo’n 15 of 30 procent weet dat we zullen moeten veranderen, maar niet echt staat te springen. Maar een belangrijk deel wil helemaal niet veranderen. Die zien het hier het liefst mislukken. Daar ben ik van overtuigd.’

Wat treurig. 

‘Want dat zou inhouden dat er weinig alternatief is voor de huidige methodes. Het is ook geen leuke boodschap als iemand zegt: “Ik ga wat jullie doen verbeteren.” Dat speelt misschien een rol bij mensen met weerstand. Die weerstand kan ik wel begrijpen, we zijn allemaal mensen. Dat is niet mijn inzet. Mijn inzet is om te kijken hoe we die landbouw op een beter niveau kunnen krijgen.’

Jij denkt dat die intensieve geïndustrialiseerde landbouw zoals die nu functioneert eindig is? Die is niet duurzaam, dus dat gaat veranderen. 

‘Dat gaat hoe dan ook veranderen. Ik neem maar even één voorbeeld. Fosfaat is een uitzonderlijk belangrijke voedingsstof voor een plant. Nu halen we dat uit mijnen en zetten we het om in kunstmest. Dat verstrooien we, en de plant neemt het op. Die plant wordt weer door ons opgegeten. Wij poepen het uit, en ergens aan het eind van de keten is de diepzee. Dat is een lineair proces. Je haalt de mijn leeg en je verrijkt de zee. Die mijnen zijn een keer leeg. Dus dat houdt op, terwijl het een belangrijke voedingsstof is.’

‘We moeten naar methodes die bijvoorbeeld die stroom vanuit de mens weer terugbrengen naar het land. Dat onderwerp is taboe, maar vroeg of laat moeten we daarheen. We moeten zuiniger omgaan met fosfaat. De afgelopen vijftig jaar hebben de rijkere landen het fosfaat naar zich toe gehaald. Die houden de marktprijs voor fosfaat op een zodanig niveau dat het voor armere landen moeilijk is om naar zich toe te halen. Er is een tweedeling in de wereld. Bepaalde landen worden leeggetrokken van fosfaat, en dat gaat naar die rijke landen toe.’

‘Het beste voorbeeld daarin is het veevoer. In Nederland hebben we vee op basis van een areaal twee keer zo groot als Nederland. Oftewel, voer uit andere landen wordt hierheen gehaald. Vanuit dat vee komt poep, die nog een keer wordt gebruikt in de landbouw. Maar uiteindelijk verdwijnen die fosfaten weer via de gewassen naar de mens en naar de zee toe. Er zijn ook morele redenen. Moet je landen leegtrekken? Dat zijn geen duurzame vormen van landbouw.’

Je bent een voorstander van de overgang naar meer biologisch. Het is een opdracht vanuit de EU. We zitten nu op 4 procent. Het moet 25 worden. Zie jij mogelijkheden om die transitie te versnellen? 

‘Daar zijn absoluut mogelijkheden. Ik heb met anderen geanalyseerd waar de groei stokt in de afname van biologische producten door de consument. Hoe je het ook went of keert, dat heeft alles met die prijs te maken. Daarom moet je door de redenering van supermarkten heen breken. Er moet gezegd worden: “Wij kiezen voor een toekomst die gunstig is voor mijn consument en de wereld. Ik ga ervoor kiezen om dat biologische product lager geprijsd in het schap te leggen. Ik snap dat dat mij marge kost, maar die ga ik terugverdienen met de producten waarvan we weten dat die ongezond zijn voor de mens en de wereld.” Denk maar aan het bier, de koekjes, de ongelofelijke hoeveelheid vetten. Die worden dan marginaal duurder; bijna niks. Terwijl je het goede product scherp geprijsd in het schap legt.’

Je hebt dat voorgesteld aan de supermarkten? Hoe reageren zij? 

‘Ik moet erbij zeggen, wij hebben gesproken met de duurzaamheidsmanagers van supermarkten.’

Die hebben ze ook nog! 

‘Die hebben ze ook nog. Nou goed, die waren positief. We hebben hen voorgesteld om concreet te worden: we hebben hen een ‘hutspot-akkoord’ voorgesteld. Oftewel, laten we beginnen met uien, wortelen en aardappelen. Maak de keuze om die producten op die manier neer te leggen. Zodanig geprijsd dat het voor de consument nauwelijks uitmaakt wat hij kiest. Dan zullen wij als biologische sector ervoor zorgen dat daar een goede communicatie bij komt, en dan gaan we het zien.’

Weer een experiment.

‘Klopt. Overigens willen we snel doorschakelen naar het ambitieuze voorstel, om in 2030 25 procent biologische ruimte op het schap te realiseren. We gaan niet zeven jaar wachten met meten. We meten elk jaar wat de voortgang is. Dat we een beetje op dat peil komen.’

Dat is een transitie van 4 naar 25 procent. Maar de helft van de boeren in de omgeving ziet je het liefst mislukken. Is er wel genoeg potentieel? 

‘Hier moet ik wel iets essentieels over zeggen. De biologische landbouw heeft een hogere kostprijs, en moet dus een betere marktprijs krijgen. Maar we hebben respect inmiddels opgedaan. Er zijn voldoende boeren die het ook zouden willen, mits er een robuuste marktvraag tegenover staat. Dat zie ik niet, en daar hebben ze op dit moment gelijk in. Want op dit moment is er geen groei. Er is eerder zelfs een lichte afname.’

‘Dat is te verklaren. Sinds de Oekraïnecrisis wordt er een soort economische crisis gevoeld door de mensen. Met die energieprijzen, en voedsel is duurder geworden. Als biologische sector hebben we gestreden om het biologische product zichtbaar te krijgen in de winkel. Uiteindelijk is dat ook gebeurd. Nu kun je al op afstand vaak aan iets groens zien dat het biologisch is. Het is schrijnend, maar dat keert zich nu tegen ons. Consumenten stappen zo’n winkel in en zien op afstand iets groens: daar hoef ik niet naar te kijken.’

Want het is duurder. Dat werkt nu als een boomerang tegen je. 

‘Laten we dat als een klein dingetje zien. Er is alle redenen om dus met die marges te gaan verschuiven. Het is aan hun. Als ze het ten koste laten gaan van de winst is het helemaal mooi.’

Maar ongezonde producten mag je best duurder maken. Dat is één maatregel die je hebt voorgesteld. Maar er is nog iets. 

‘Ja, we kunnen er ook niet onderuit. De kostprijs van de productie van biologische producten is hoger dan de kostprijs van gangbare productie. Alleen brengt de gangbare productie een aantal kosten met zich mee die we naar de toekomst verschuiven. Dan wel over de gemeenschap uitstrooien. De stikstofproblematiek wordt nu met 24 miljard zogenaamd opgelost. Dat is gemeenschapsgeld, terwijl het veroorzaakt wordt door de manier van landbouwen. Zo zijn er op het gebied van bestrijdingsmiddelen zuiveringsschappen die moeite hebben om zaken onder een bepaald niveau te krijgen. De teruggang van de natuur is een gevolg van hoe wij landbouwen. In mijn ogen is biologische landbouw een vorm van hoe het anders kan. Die maakt die kosten zichtbaar. In de gangbare landbouw niet.’

‘Normaal gesproken zou je dat oplossen met true pricing. Dat maakt onzichtbare kosten zichtbaar. Wij denken dat het nog wel tien jaar duurt voordat true pricing-mechanismen een echte rol gaan spelen. Vanuit de groep waarin ik werk wordt geredeneerd om het btw-instrument te gebruiken. Overigens wel grappig, vanuit de EU is dat een van de eerste aanbevelingen geweest aan overheden om biologische producten beter in het schap te krijgen. Om ze voor een aanvaardbarere prijs bij de consument te krijgen.’

Geen btw op de biologische producten? 

‘Ja.’

Doen, morgen doen! 

‘Ja, er is veel btw-discussie geweest de afgelopen maanden. Dat ging over groenten. Men kan blijkbaar niet precies beoordelen wat groenten zijn en wat niet groenten zijn. Met biologische producten is dat faliekant anders. Het is óf een biologisch product en dan is het gecontroleerd en staat er een stickertje op. Of niet. De begrenzingen zijn glashelder. Dus inderdaad, het kan morgen ingevoerd worden.’

Heb jij vertrouwen in de toekomst? 

‘Net als elk mens heb ik soms veel vertrouwen, maar ik heb ook pessimistische buien. We hebben het als mensheid ver laten komen. Er is veel nodig om te veranderen. En verandering doet pijn. Bepaalde veranderingen zeker. Vijftien jaar geleden ging 25 of 30 procent van de gezinsuitgaven naar voedsel. Dat is nog maar 10 procent. Wil mijn positieve toekomstbeeld werkelijkheid worden, dan gaan we weer relatief meer voor ons voedsel betalen. Dat betekent dat je bepaalde dingen niet meer kunt doen. Een keer minder op vakantie, of op een vakantie dichtbij. Er zijn veel redenen dat dat sowieso moet gebeuren. Dan hoef ik alleen maar naar de fossiele discussies te verwijzen.’

‘Wij als westerse mensheid, in een gelukzalig deel van de wereld, moeten ons realiseren dat we ons leven moeten veranderen voor de duurzaamheid.’