De Correspondent
Natuurbescherming. Lex Bohlmeijer in gesprek met Jori Wolf
SoundCloud
Interview

Bijna elk stukje groen in Nederland is aangelegd. Daarmee heeft het land een geschiedenis van knutselen aan het landschap.

En nu heeft de natuur het knap lastig.

De biodiversiteit holt achteruit, het klimaat wordt steeds extremer, bomen worden ziek. Kunnen we het tij nog keren en kan het de meeste mensen überhaupt iets schelen? Natuurbeschermers breken er hun hoofd over.

Een van hen is Jori Wolf (1974). Zij werkt voor Staatsbosbeheer en is landschapshistoricus.

Wolf is ervan overtuigd dat natuurbeschermers en boeren niet tegenover elkaar moeten staan, maar naast elkaar, samen strijdend voor het behoud van de natuur. In de natuur is alles samenhang, en zo ziet zij dat ook onder mensen: alleen samen kun je problemen oplossen.

Samen met haar buurman Fokko Oldenhuis (hoogleraar Religie en Recht) en met melkveehouder Alex Datema heeft Wolf het initiatief genomen om aan boeren overal in Nederland te vragen wat hun visie is op de huidige stand van zaken. Het leverde een schrijnende brochure op: Vijftien boeren, vijftien verhalen. Die is, buiten de media om, aangeboden aan de minister van Landbouw, Piet Adema.

Wij hebben afgesproken bij de Leuvenumse bossen (met een echte bosbeek) op een parkeerterrein van die andere grote natuurbeschermer, Natuurmonumenten. Op een steenworp afstand van de A28. Het is even typerend als navrant: je hoort het voortrazen van het verkeer, de razernij van de moderne tijd, en tegelijkertijd het zingen van vogeltjes, het ruisen van het bos, de rust en weelde van de natuur.

Lees transcript

‘Ja, dit is typisch Nederland denk ik. Inderdaad, dicht bij de snelweg heb je ook een van de grootste natuurgebieden van Nederland.’

En altijd zitten die elkaar in de weg?

‘In Nederland gaat het samen. Het kan niet anders.’

Na twee minuten lopen zijn we in een andere wereld.

‘Hier hoor je de vogels, je hoort de snelweg niet meer. Het beekje stroomt niet hard, maar je ziet wel de beweging van het water. Dus ja, je staat in een andere wereld.’

Ik vind de atmosfeer 19e-eeuws.

‘Ja hè?! Dit is de langste beek van de Veluwe, de Leuvenumse Beek. Wat we in Nederland gewend zijn, zijn juist beken door de graslanden. Dus open beekdalen. Dit vind ik zo mooi omdat de beek door het bos loopt. Dat is een mooi beeld.’

Er valt zonlicht door het jonge groen, in wat de mooiste tijd van het jaar is, wat mij betreft: volle lente!

‘Ja mooi, die lichte beukenbomen. Het lichte groen en het heldere water.’

Het is een beek van twee tot vier meter breed, schat ik. Zacht stromend. Ondiep. Het geeft een gevoel van romantiek. Water in bos.

‘Dit zijn arcadische landschappen. En hoe ouder zo’n bos wordt, hoe dikker de bomen, en hoe fraaier het hier gaat worden.’

Hoe ver zijn we nu?

‘Nou, misschien honderd jaar. Als het dat al haalt.’

Dat is jong, hè?!

‘Heel jong.’

Het wordt pas echt leuk als het honderden jaren oud is.

‘Zoals je in Engeland ziet, bij de New Forest bijvoorbeeld. Fantastisch, de eiken die je daar hebt. Hoe dik de bomen daar zijn.’

Het is stil nu. Ik verbaas me er altijd over hoe weinig mensen er zijn.

‘Je hoeft maar een klein stukje natuurgebied in te lopen en het wordt rustig. En je komt niet veel mensen meer tegen. Mensen laten zich vaak leiden door de paadjes die er zijn of de routes die er staan. Als je daar een klein beetje van afwijkt, je gaat gewoon lopen, dan vind je al snel rust in de natuurgebieden.’

Wat doet een landschapshistoricus?

‘Klassiek is dat een landschapshistoricus door de lagen van het landschap heen gaat. Je begint bij de bodem, dan de laag van de natuur, de laag van de mensen en dan kom je bij het nu. Je leert kijken hoe het landschap is ontstaan, hoe het is geworden wat het nu is. En juist ook in onze natuurgebieden zit de geschiedenis van de mens.’

‘Bijna elke beek in Nederland is geknutseld door de jaren heen. Bossen zijn aangelegd. We noemen het natuur. We wandelen hier, we gaan hier recreëren. Maar de plekken zijn vaak door mensen aangelegd of gecreëerd. Dit zijn ook aangelegde bossen. Kijk alleen al naar de hele padenstructuur om ons heen. Dat is meer de laag van nu. Veel van de beken op de Veluwe zijn geleid.’

Jij bent van Staatsbosbeheer. We lopen bij Natuurmonumenten. Is dit de concurrent? Of de vijand?

‘Zeker niet. We zijn verschillend. Zij zijn een vereniging en wij zijn een maatschappelijke organisatie verbonden aan de overheid.’

Je bent semi-overheid?

‘Ja, ik ben ambtenaar.’

Aangenaam. 

‘Aangenaam, ja. Er zijn mindere plekken. Er zijn zeker verschillen met Natuurmonumenten. Of met Provinciale Landschappen. Ik denk dat we elkaar aanvullen. Het is alleen maar goed dat er verschillende stromingen zijn. Maar in het beheer en de kennis zijn we vergelijkbaar.’

Hebben jullie een andere opdracht?

‘We hebben een natuurbeheerssystematiek. Met beheertypen en vergoedingen die daarvoor staan. Dat is voor iedereen gelijk. Staatsbosbeheer heeft regelmatig aanvullende opdrachten. Wij zitten overal in Nederland en zitten altijd dicht bij mensen. We hebben altijd een maatschappelijke functie gehad. We bestaan al 125 jaar. In de jaren dertig hadden we werkverschaffingsprojecten, we legden bossen aan. Die maatschappelijke component is door de jaren heen gebleven.’

‘Natuurmonumenten is als vereniging ontstaan, door burgers in het westen, in een stedelijke omgeving, die opstonden en de natuur wilden gaan beschermen. Ik weet niet of het makkelijker of moeilijker is.’

Jij bent een natuurmens? Zodra jij water ziet moet je erin?

‘Vaak wel. Ik zou hier de neiging hebben om mijn schoenen uit te doen en door de beek te lopen. Dat is lekker.’

Een soort vanzelfsprekende verstandhouding met natuur?

‘Natuur moet je ervaren of toelaten. Ik ga het jaar rond buiten het water in, ook in de winter. Als je veel in je hoofd zit en je wilt rust in je lijf vinden, op het moment dat je die kou aangaat, de natuur voelt, dan kan je niet anders dan in het hier en nu zijn. Je kan alleen maar de kou voelen. Je hele lijf reageert erop. Je focust op waar je op dat moment bent en al het andere vergeet je. Andere mensen doen het door te mediteren.’

Ik denk dat het een staat van dierlijkheid is.

‘Het gaat om het echt ervaren. Dat kan ook zitten in proeven. Als je langs eetbare planten loopt, heb ik altijd wel de neiging om er iets van te plukken en te proeven.’

Zo word je er deel van, in plaats van ernaar te kijken als door een vensterruit?

‘Het is ook mooi om je te laten verrassen. Wij zijn in Nederland alles erg aan het plannen. Ik vind het fijn dat er plekken zijn waar we het niet van tevoren bedenken. Of dat de natuur zelf bepaalt hoe het eruit gaat zien. Afgezien van de kracht van het ontwerpen, die we volgens mij ook nodig hebben. Maar er zijn plekken waar je getroffen kan worden door iets, zoals stuivend zand. Iedereen kent het gevoel van de duinen aan zee. Het voelen van de elementen, dat doet iets met je.’

Ik denk dat het ook gaat over de ervaring van kracht. Van andere krachten, natuurkrachten die je niet controleert. En uiteindelijk ook krachten in jezelf.

‘Ik denk dat je die dan ook beter ervaart. Als je het fysiek aangaat, dan ervaar je de kracht van de natuur. Ik vind dat we wel iets bescheidener mogen zijn als mensen. Dat wij best iets meer op de achtergrond kunnen blijven, en dat we wat meer respect voor de natuur mogen hebben. Dat zit ook in die ervaring. Wie zijn wij als mensen om alles altijd te bepalen?’ 

‘Het helpt als je de natuur zelf ervaart. Bijna alle natuurterreinen van Staatsbosbeheer zijn open voor publiek. Mensen kunnen komen wandelen en fietsen. Wel zo dat het echt in verhouding is tot de natuur. Die wil je niet verstoren. Maar het is ontzettend belangrijk dat mensen de kans hebben om natuur te ervaren. Als je dat niet doet, dan komt er een afstand.’

Er is een strijd gaande voor het behoud van de natuur. Alsof veel mensen niet eens weten wat dat is, of wat voor verhouding zij ermee hebben.

‘Het is voor iedereen anders. Je kan een hele dag discussiëren en filosoferen over wat natuur voor jou is. Dat is voor de een anders dan voor de ander. Dat is prima. Maar het gaat er volgens mij wel om dat je beseft waar ons voedsel vandaan komt. Waar onze schone lucht vandaan komt. Ons drinkwater. We zijn als mensen afhankelijk van de natuur.’

Dat is de grote samenhang?

‘De grote samenhang waar we van afgedreven zijn. Veel mensen weten niet meer waar alles vandaan komt. En hoe die systemen werken. En hoe belangrijk ze zijn voor het functioneren van de natuur zelf. Maar ook voor ons eigen functioneren als mens. Zeker hier in een dichtbevolkt land. Daar zal je met elkaar een weg in moeten vinden.’

Je kan zeggen dat je moet weten hoe het werkt. Dat is nog steeds cognitief. Ik verbaas me soms over het gebrek aan affiniteit met de natuur. Het gevoelsmatige. Het zintuigelijke. Het zinnelijke van hier lopen. Ik word er acuut gelukkig van. Veel mensen ervaren dat plezier niet.

‘Dat is het mooie van het woord recreëren. Opnieuw scheppen. Opnieuw maken. Als wij recreëren in de natuur zit daarin dat je jezelf weer vindt. Volgens mij is er nu wel een verandering in de maatschappij. Sinds corona zijn mensen het meer gaan waarderen, hoe goed je je voelt als je naar buiten gaat.’

En in beweging komt.

‘En in beweging komt. Maar ook het groen. Er zijn onderzoeken gedaan; als mensen in het ziekenhuis liggen en er hangt alleen maar een foto van een boom in hun kamer, dan voelen ze zich sneller beter. Ze genezen sneller dan zonder zo’n foto. Alleen al het zien van groen doet iets met je welzijn.’

Breek jij je daar als landschapshistoricus van Staatsbosbeheer het hoofd over? Hoe krijgen we dat in de belevingswereld van mensen? Die diepere ervaring van natuur?

‘Het is de taak van Staatsbosbeheer om daar op zijn minst ruimte voor te bieden. Dat zeker. Je kan het niet aanjagen of stimuleren. Je kan de faciliteiten bieden zodat de natuur goed bereikbaar is. Zo’n maatschappelijke organisatie is er voor iedereen. Je probeert om de natuur dichtbij te brengen. Dat kan een dorpsbosje zijn. Maar we zitten ook steeds dichter bij de stad. Hoe kan je daar van betekenis zijn?’

‘We doen aan natuureducatie met het programma NatuurWijs. Dat is gericht op het ervaren van de natuur. Veel minder op het leren van de soorten. Laat kinderen maar buiten zijn, hutten bouwen. Voelen wat de natuur is, spelletjes doen in de natuur. Dan ga je het vanzelf meer waarderen.’

Vroeger mochten we gewoon weg als kind. Nu is er altijd toezicht. Word je gestuurd en geleid.

‘Volgens mij houdt iedereen van vrijheid. Ik kan me niet voorstellen dat er mensen zijn die dat niet belangrijk vinden. Natuur roept dat op, zodra je zo’n bos in gaat. Je wilt het zelf bepalen en ontdekken. Dan beklijft het meer.’

Schaars goed hoor, vrijheid. 

Ja, en toch denk ik dat het prima kan. Het kan ook op een braakliggend terreintje bij jou in de buurt. Waar je rond kan scharrelen en je je kan verwonderen. Dat kan overal.’

Als je landschappen leest, zoals jij doet, dan zie je dat altijd alles voortdurend verandert. Wat betekent dat voor nu? Geeft dat de ruimte om in te grijpen? Moet je het laten gebeuren? We moeten bescheidenheid betrachten, zei je net.

‘Het maakt uit waar je bent. Ik zal op een landgoed anders adviseren dan in één van onze meest natuurlijke gebieden. Dat is wel belangrijk. Dat je goed kijkt: wat is het karakter van het gebied? En daarbij aansluiten. Het hoeft niet erg te zijn. Sterker nog, omdat het zo verweven is, op veel plekken kun je alleen maar biodiversiteit behouden door in te grijpen. Door middel van beheer. Anders verlies je een heleboel kwaliteiten. Anders heb je een enorme schaal nodig. Ingrijpen hoeft niet verkeerd te zijn. Maar het maakt wel uit waar je bent. Op een landgoed met hoge natuurwaarden zal je een intensiever beheer voeren.’

Ben je nu met iets bezig, met een specifiek gebied?

‘Bijvoorbeeld op Terschelling, op de Bosplaat. Maar ook in Limburg met visievorming. Ik voer gesprekken met de beheerders daar, met de boswachters. Waar ga je naartoe? Het besef dat het altijd veranderd is kan helpen. Je hoeft niet bang te zijn dat het weer gaat veranderen. Want dat zal het altijd doen. Wij hebben nu een verantwoordelijkheid tegenover toekomstige generaties. Om te zorgen dat die ook nog keuzes kunnen maken. Er is in feite weinig natuur in Nederland, we hebben de taak en de verantwoordelijkheid om het op een goeie manier door te geven.’

Om de natuur hoe dan ook zo sterk mogelijk te maken.

‘Kijk, op de Wadden denk je mee na over de vraag hoe het moet daar met de Bosplaat als de zeespiegel rijst. Kun je daar de kracht van de natuur inzetten om zand aan te voeren? Om te zorgen dat de plaat mee ophoogt met de zeespiegelrijzing. Je maakt gebruik van de natuurlijke processen.’

Dat is wel nodig, die Bosplaat moet hoger?

‘Ja, want die is vastgelegd. Op de kwelder (de strook net buiten de dijk) ontbreken nu verschillende stadia. Vandaar dat het niet meer verjongt. Normaal gesproken zou die ook weer aangroeien. Dat kan door er meer ruimte aan te geven, dan kan het weer gaan stuiven en overspoelen op plekken, zodat ook weer zand wordt aangevoerd.’

‘In een Limburgs beekdal zitten soms kwetsbare vegetaties die er baat bij hebben dat je maait en het maaisel afvoert zodat de grond armer wordt. Zodat je daar die fantastisch mooie orchideeën houdt.’

Bestaat er veel weerstand tegen de voorstellen die je doet? 

‘Nee, je maakt gebruik van elkaars kennis. Er zijn ecologen, hydrologen, noem maar op, die veel kennis hebben van de terreinen. Samen kijk je naar de opgave waar je voor staat. Er is ook altijd een relatie met de omgeving. Dat is het spanningsveld nu.’

De omgeving, dat zijn de boeren vooral?

‘Ja, in veel landelijk gebied. Soms is het ook de stedelijke ontwikkeling. De watersystemen lopen natuurlijk door, hè. Dus alles wat in die omgeving gebeurt heeft een relatie met je beekdal, bijvoorbeeld.’

Het water is zo ingrijpend, veel meer dan we beseffen als we de kraan openzetten. 

‘Nederland is één grote delta. We liggen laag, we wonen met z’n allen daar waar die rivieren richting de zee gaan. Daar zijn we gaan wonen.’

Zoals wij hier staan, met onze voeten in het water van de beek, zou je bijna gaan geloven dat het goed gaat met de natuur. Het licht, de zachtheid, de stilte, de rust. Maar dat is het nare van dit hele verhaal, er is een achterkant.

‘Ja, maar ik kan nog steeds erg genieten als ik buiten ben, ja, zeker. Dat moet ook, hè! Je kan erg gaan somberen en wakker liggen. Maar geniet ook van hoe mooi het is op sommige plekken.’

Zie je hier dingen waarmee het niet goed gaat?

‘Als we straks de hei op gaan, kan je het makkelijker zien. De hei is erg aan het vergrassen. Omdat er te veel voedingsstoffen zijn. Je ziet het op andere plekken duidelijker dan in het bos.’

Veel eiken zijn ziek, heb ik begrepen, zeker op de Veluwe. 

‘We staan nu niet in een eikenbos, maar in een mooi beukenbos.’

En de beuken doen het goed?

‘Ik zie hier nog niet veel aan de hand.’

Stelt me gerust.

‘Natuur in Nederland is versnipperd. Het zijn relatief kleine gebieden, zeker in vergelijking met het buitenland. Dus je hebt veel invloed van buitenaf. Je hebt veel randlengte, veel grenzen met het omringende cultuurlandschap.’

‘Hoe groter natuurgebieden zijn, hoe beter ze als systeem op zichzelf kunnen functioneren. Als het watersysteem en de bodem goed op orde zijn kan een natuurgebied veel beter tegen een stootje. Dan wordt het robuuster. Als de gebieden met elkaar verbonden zijn kunnen beesten trekken. Met de klimaatverandering is het belangrijk dat soorten, of het nu planten of dieren zijn, zich aan kunnen passen, mee kunnen verhuizen. En sommige zijn gewoon te traag, qua verspreiding, om überhaupt met de klimaatverandering mee te kunnen bewegen.’

‘Daarnaast hebben we enorm veel verschillende bodemtypes in Nederland. Niet elke soort kan maar meehobbelen richting het noorden met de temperatuurstijging mee en daar zijn plek vinden, want daar is de bodem anders, het systeem anders. Dus het is waanzinnig complex. En als je daar iets van weet, maak je je erg zorgen over hoe het gaat in Nederland. Tegelijkertijd, de opgaven zijn zo groot en het maatschappelijk belang is ook zo groot dat we echt wel oplossingen kunnen en moeten vinden met elkaar.’

Kunnen vind ik een mooier woord dan moeten. Wat is er op dit gebied mogelijk, denk je? Al jaren geleden zijn er plannen gemaakt om de natuurgebieden aan elkaar te schakelen.

‘Dat is nog niet klaar, dat was de Ecologische Hoofdstructuur. Die heet nu het Natuurnetwerk Nederland. Die moet nog afgerond worden, daar zijn we mee bezig. Daarnaast is er de stikstofproblematiek. Juist in de omgeving van natuurterreinen, met name van Natura 2000 (daar ligt nu de focus op, maar er zijn meer gebieden die dezelfde kwaliteiten hebben), red je het niet met alleen maatregelen in de natuurgebieden zelf. Je zal ook in de omgeving iets moeten veranderen. Dat is nu aan de orde. Je moet de samenwerking met elkaar opzoeken. Wat heb je in het natuurgebied nodig om aan de biodiversiteit te werken? Dat betekent ook iets voor de omgeving. Dus het zijn maatschappelijke opgaven waar we gezamenlijk voor staan. Het is niet uitsluitend een opgave voor de boer, in mijn ogen.’

Lekker hè, met blote voeten in de beek lopen!

‘Verrukkelijk. Ik denk aan een kunstenaar, Elmo Vermijs, die heeft op Terschelling een project dat heet StagingWood, hij is jarenlang aan het volgen. Wat vertelt het bos ons en verstaan wij het bos nog? We hadden een bijeenkomst met ongeveer tien mensen. Er zat een bosecoloog bij, en iemand die in een timmerfabriek werkt.’

‘Ze gebruiken het hout van Terschelling om te bouwen. Iedereen denkt: je kunt niet bouwen met dennen. Maar vanwege de wind is het waanzinnig hard hout. Goed bouwmateriaal. Na het gesprek deden we een stiltewandeling in het bos, en in de duinen van Terschelling. Iedereen deed zijn laarzen aan, behalve de bosecoloog. Hij was de enige die juist zijn schoenen uitdeed. Hij ging op blote voeten lopen omdat hij, zo zei hij, dan pas met het bos kan communiceren. Pas als ik voel, dennennaalden, zand, is het hard, zacht, stekelig, nat, noem maar op, dan pas ervaar ik het bos echt.’

We lopen iets verder, naar het stuifzand en de hei, de hitte in. Ook dat voel je.

‘Ja, dit voelen we wel. Je voelt de zon, maar ook de wind. Je komt het bos uit en je voelt gelijk de wind om je hoofd. Moet je kijken hoe droog het is, nu al. We hebben een nat voorjaar gehad, maar het grondwater was nog nauwelijks aangevuld. Het is niet zomaar opgelost met wat regenwater. Met het klimaat en met het water hebben we grote opgaven. Het is extreem droog nu.’

Hou je ook van dit soort opener landschappen?

‘Zeker. Lekker dat je wat van je af kan kijken. Ik woon in Groningen, op de klei. Dat is natuurlijk erg open.’

Je komt er niet eens vandaan. 

‘Nee, ik kom van de Veluwe. Dus dit is meer het landschap van mijn jeugd. Hier komen mijn eerste natuurervaringen vandaan. Ik ging met mijn vader bijvoorbeeld naar militaire oefenterreinen. Want daar kwamen minder mensen. En dan gingen we daar aan een bosrand zitten. Dat waren de plekken waar je het wild kon zien. Dus alleen al die spanning, dat we daar gingen zitten! Dat er misschien een wild zwijn langskwam, dat vond ik fantastisch. Daar is het wel begonnen. En ik had een paard. Dus ik ging veel het bos in met dat paard. Als je op een paard zit kun je dichter bij het wild komen.’

‘Dat is mijn jeugd, maar ik hou nu eerlijk gezegd meer van die open Groninger landschappen.’

Dat vind ik knap, die overgang maken.

‘Het was ook even wennen. Toen ik in Groningen ging studeren, moest ik eerst wel aan de provincie wennen. Maar daar voel je de Waddenzee. Het is toch allemaal ontstaan onder invloed van de zee. Dat is wat me echt aanspreekt. Wij zitten er wel zo’n 20 kilometer vandaan. Dat is nog best een eindje van de Waddendijk en van het Lauwersmeer af. Maar ja, als je het weet, dan zie je het wel. Het is bij ons hele vette klei. Spitten in de tuin is bij ons niet te doen. Het is allemaal door de zee aangeslibd.’

Dat is een mooi besef. Het besef van hoe dingen ontstaan.

‘Ja, en van eeuwen geleden. Je weet dat er een klooster was in Aduard. Daar hebben monniken gewerkt, rond het jaar 1100.’

Zij hebben het land zo’n beetje gemaakt.

‘Ze hebben dijkjes aangelegd en watergangen. Er was een soort heilige plek bij ons in de buurt, een soort bedevaartsoord. Overal zitten verhalen in het landschap.’

Hier ook?

‘En hier ook. Het stuifzand en de hei zijn eigenlijk een effect van overbegrazing. Het zijn eigenlijk vrij uitgeputte landschappen. Het zijn allemaal verschillende stadia in de natuur. Natte en droge hei en stuifzanden zijn nu hooggewaardeerd, maar in feite uit armoede ontstaan. Door overbegrazing raakte de bodem zo schraal en uitgeput dat het is gaan stuiven. Nu zijn het mooie, hooggewaardeerde natuurgebieden. Maar uit armoede ontstaan.’

Ironisch wel. Hoe armoede weer rijkdom kan worden.

‘Ja.’

Een helikoptertje boven ons hoofd. Zou die in de gaten houden of er bosbranden zijn?

‘Ja want het is extreem warm en droog, het is kwetsbaar.’

Terwijl we zo’n nat voorjaar hebben gehad.

‘Het grondwater was nog nauwelijks aangevuld. Het is niet zo dat dat met wat regen zomaar opgelost is. Water is een grote opgave de komende tijd.’

Hoe houdt de bodem het water vast?

‘Hoe kunnen we aan de ene kant van de extremen het hoofd bieden aan de natte periodes met overstromingen van rivieren; de stijging van de zeespiegel. En anderzijds moeten we voldoende drinkwater hebben en voldoende zoet water beschikbaar. Dat zijn wel grote vraagstukken. Je moet dus naar het landschap als totaal kijken. Het heeft geen zin om alleen het probleem van stikstof op te lossen. Het hangt allemaal met elkaar samen. En dat gebeurt ook. Er zijn processen gaande waarin het gebied centraal staat en de vraag gesteld wordt: wat heb je nodig?’ 

Waar gebeurt dat dan?

‘Dat gaat gebeuren onder regie van de provincies: het Nationaal Programma Landelijk Gebied, dat de komende jaren uitgerold wordt. Daar hebben de provincies deelgebieden voor gemaakt. En dan wordt per gebied bekeken wat er nodig is.’

En doet iedereen daaraan mee? Dus ecologen, historici, planologen, stedenbouwkundigen, boeren?

‘In elk geval de ecologen en hydrologen; bodem en water zijn heel belangrijk. Dat is basaal. Maar ik mag hopen dat het breder gaat. En dat inderdaad ook de leefbaarheidscomponent hier goed in mee wordt genomen.’

De leefbaarheidscomponent?

‘Er leven ook mensen in die landschappen. En ze werken er. Boeren, stedelingen. Je hebt er dus samen verantwoordelijkheid voor. Je kunt ook de kracht van mensen gebruiken. Want de mensen kennen hun eigen leefomgeving vaak goed. Die weten wat er nodig is. Afgezien van de deskundigheid kun je juist ook in gesprek gaan met de omgeving.’

Dat is volgens mij een van de tragedies van deze tijd. Jij zegt dat je stikstof niet moet isoleren van alle andere aspecten van een landschap. En wat is er nou gebeurd? De boeren stonden bij alle gesprekken over de toekomst en de natuur en het landschap buitenspel.

‘Buitenspel in de zin van...?’

Ze hebben niet meegepraat met alle plannenmakerij.

‘Deels ook wel. Via de organisaties zitten ze wel aan tafel. Maar het is zo gepolariseerd dat de belangen tegenover elkaar zijn komen te staan. En ik denk dat we de maatschappelijke relevantie van zowel natuur als landbouw meer onder ogen moeten zien en dat we ook naar elkaar moeten luisteren.’

Je kan het alleen maar in combinatie met elkaar zien?

‘In het hart van het natuurgebied zijn de natuurbeheerders deskundig. Maar met name in wat je de tussenruimte kunt noemen, in de overgangen, zitten bij uitstek de plekken om met elkaar in gesprek te gaan. We hebben het niet alleen over de toekomst van de natuur, maar ook over de toekomst van de boer.’

Maar dat bedoel ik. Je kan ze niet los van elkaar zien. Maar dat is wel gebeurd.

‘Veel te veel. Daar zijn best wegen in te vinden.’

Jij hebt samen met een buurman, uit een persoonlijk initiatief, een brochure gemaakt, Vijftien boeren, vijftien verhalen. Dat is een schrijnend document. Hoe is dat ontstaan?

‘Het is inderdaad een privé-initiatief. Mijn buurman Fokko Oldenhuis is emeritus hoogleraar Religie en Recht aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij dacht: wat gebeurt er om ons heen? Op het platteland. Hij is toen naar een boer in onze omgeving toe gegaan en heeft gevraagd wat er aan de hand was. Daarna dacht hij: nou wil ik ook iemand vanuit de natuur spreken. Toen stond hij bij mij voor de deur. Hij zei: wil je met me praten? Ik ben benieuwd wat er aan de hand is. Hij voelde dat we als burgers moeten opstaan. Ik heb een avond met hem zitten praten. Gewoon, als burgers van een provincie. Hij stelde voor om Alex Datema erbij te vragen, boer, en toen nog voorzitter van BoerenNatuur landelijk.’

En tegenwoordig, saillant detail, directeur bij Food & Agri van de Rabobank.

‘Dat klopt. Maar dat is daarna pas gebeurd. Wij zijn begonnen in augustus 2022. We hebben een hele avond bij mij in de tuin gezeten. En op een gegeven moment waren we vooral aan het zwijgen met zijn drieën. Soms, als je met bepaalde mensen bij elkaar bent, gebeurt er iets, dat was bij ons ook zo.’

En dat zwijgen, was dat mooi?

‘Mooi maar ook pijnlijk. Het voelde voor mij in ieder geval ook als een stukje onmacht. Je denkt: er gebeurt veel en er verandert veel. Je ziet het verdriet bij natuurbeheerders, maar ook bij boeren. Waarom komen we daar dan niet uit met elkaar?’

‘Wij dachten: we zijn een bijzondere combinatie. Iemand met een achtergrond in religie en recht, een boer en een natuur- of landschapsbeheerder, dan heb je best een bijzonder gezelschap. Fokko had een van de boeren gevraagd: wil je een brief schrijven over wat jou dwarszit? Een korte brief graag, en helder vertellen waar het nou echt om gaat. Waar loop jij tegenaan? En ik wil hem graag vandaag hebben, want vanavond zie ik Alex en Jori. En die boer deed dat. Die ging gelijk schrijven en zijn brief was heel helder. Toen zeiden we: dat helpt wel.’

‘We zaten inmiddels elke week een avond bij elkaar. En toen hebben we dus meer boeren benaderd, we zijn gewoon begonnen met rondfietsen in de buurt. En maar eens vragen: wil jij een brief aan ons schrijven? We weten ook niet waar het eindigt, maar laten we eerst maar eens proberen in kaart te brengen wat er aan de hand is. Gewoon, op het boerenerf en om ons heen: wat gebeurt er? En daar kwamen eigenlijk steeds meer heldere rode lijnen uit.’

‘En daar zitten dus allerlei boeren bij. Het zou voor mij makkelijk zijn om alleen natuurboeren of biologische boeren te benaderen. Maar zo zitten we niet in elkaar. Er zijn tig verschillende boerenbedrijven. Het moeten ook niet alleen Groninger boeren zijn. Dus we hadden Overijssel, Noord-Holland, Zeeland, klei, zand, veen, akkerbouw, veeteelt. Reguliere bedrijven met veel koeien.’

Een staalkaart eigenlijk. Het hele landschap in kaart gebracht.

‘En wat eruit sprak en wat ons zo raakte is dat er een enorme liefde voor het vak en voor het landschap onder lag. Dat zag je en dat voelde je. Terwijl de boeren elkaar niet kenden. Ze wisten niet wie de anderen waren. Maar ze waren in vol vertrouwen: wij willen door. En we hebben hart voor de zaak. En dat willen we graag doorgeven aan de volgende generatie. Net zoals ik dat als natuurbeheerder voel voor de natuur, voelen zij dat ook voor hun bedrijf en het landschap. We zeiden: er is een grote middenmoot, ook van echte familiebedrijven, die nauwelijks gehoord wordt. Je hoort een aantal stemmen, maar dat grote midden, dat hoor je nauwelijks.’

De radicale geluiden dringen zich naar voren.

‘En de media hebben daar een rol in. We hebben dit initiatief bewust achter de schermen gehouden. We hebben het wel overwogen, of we ermee naar buiten moesten stappen. We hebben hier iets in handen wat het vakmanschap van de boer laat zien, en zijn liefde voor het landschap en voor de volgende generatie. Het door willen kunnen geven van het vak. Goed voor je bodem zorgen, die wens zit er ook onder. Dat zit in de boerentraditie. Als jij goed voor de grond zorgt kan de volgende generatie daar ook weer productie vanaf halen.’

Het gaat er in mijn laatste gesprekken steeds over, hoe essentieel de gezondheid van de bodem is.

‘Je ziet het ook met deze droogte. Meer kruidenrijk grasland, dat dieper wortelt, kan veel beter tegen een stootje dan wanneer het monotoon is. Je bedrijf heeft daar belang bij.’

Je vindt in de brieven van de boeren hun liefde voor het vak en de natuur. Maar de wanhoop druipt er ook vanaf.

‘Dat raakte ons, die wanhoop. Er zijn veel boerengezinnen die in onzekerheid huilend aan de keukentafel zitten. Die zijn nauwelijks in beeld. Dat hebben we een stem willen geven.’

Wat is de aard van die wanhoop? Wat zijn de oorzaken?

‘Niet weten waar je aan toe bent. Het gevoel hebben dat je altijd te goeder trouw hebt gedaan wat de overheid en de maatschappij van je vroegen. Dat je nu aan de kant wordt gezet als de grote vervuilers. Terwijl, als je ze gewoon in de ogen kijkt en het gesprek aangaat, dan is dat echt wel anders.’

Ze klagen over betrekkelijk willekeurige regelgeving die hen opeens in een andere positie dwingt. Zoals het afschaffen van de derogatie (vrijstellingen voor het mogen uitrijden van dierlijke mest). Ik heb het idee dat ze gemangeld worden tussen de overheid en de agrarische industrie. Over hun hoofden heen worden rekeningen vereffend en wordt geld verdiend.

‘Zo zijn natuur en landbouw tegenover elkaar komen te staan. Terwijl ze eigenlijk hetzelfde belang hebben. Dat moeten we meer laten zien, de gedeelde maatschappelijke relevantie, voedselproductie, gezondheid, buitenruimte, de gezamenlijke ruimte. Veel jonge boeren staan daar anders in, denk ik. Het gaat minder om het eigendom en meer om wat en hoe je produceert. En hoe dat zijn weg vindt in de maatschappij.’

‘We hebben de brieven uitgegeven in een bundel en aan de minister aangeboden. We hebben toen hele mooie gesprekken gehad in de stal.’

Wacht even. Dit is een particulier initiatief. Drie burgers zeggen tegen de minister: ‘We hebben iets voor jou, kom eens langs?’

‘Ja, ja. We zeiden: we hebben iets en we denken dat het interessant is om dat tot je te nemen. Omdat het de basis van dat middenveld laat zien. Het geeft een goed beeld. Dus eerst luisteren, terugkijken, weten waar je vandaan komt. En in de ogen kijken. Oprecht luisteren. Daar was ruimte voor op deze manier. En daarna was de vraag: “En wat nu dan?” Want je kan in kaart brengen wat er is gebeurd en wat de problemen nu zijn. Maar je wilt ook een blik naar voren hebben. Daar hebben we ook naar gekeken. En toen werd het best een beetje taai, kan ik je zeggen.’

Er waren ontmoetingen en gesprekken. De minister ís gekomen. 

‘Hij nam alle tijd. En heeft echt goed geluisterd. Daar was ruimte voor. We hadden aan Rosa Vendel gevraagd om een lied te maken. Helaas was zij ziek toen de minister kwam, maar ze heeft het later alsnog aan de minister kunnen laten horen. Want je kan in getallen en woorden en in regels met elkaar communiceren. Maar je kunt iemand ook raken met muziek, of door op een goede plek te zijn. We zaten gewoon in de stal. Een van de boerinnen zei: de minister moet natuurlijk hele moeilijke besluiten nemen, alle respect daarvoor, maar áls je een besluit neemt, durf ons dan in de ogen te kijken. Zie voor je hoe we hier zitten en wat het voor effect op ons heeft. Op ons boerenfamilies.’

Dat is toch de sleutel, denk ik.

‘Het begint met oprecht luisteren naar elkaar. En een stap naar elkaar toe zetten. Ik heb mij als natuurbeheerder geen moment onveilig gevoeld, op geen van die boerenerven. Als je ervoor openstaat en denkt: jongens, wat is hier nou aan de hand? Ik kan je niet beloven dat het gaat veranderen want het is taai en complex. Maar ik heb wel de wens en de wil. Dat zie ik én in mijn werk én privé. Want ook in mijn werk vraag ik me natuurlijk af wat er nodig is rondom de natuurgebieden. Samen met natuur- en landbouworganisaties en overheden. Wat heb je daar nou nodig? Probeer nou maar eens samen stappen te zetten. En niet te bang te zijn om weer te gaan experimenteren en te kijken wat er allemaal wel kan. Want we hebben allemaal weer perspectief nodig.’

De boer zit klem tussen de overheid en de financiële belangen van de sector. In feite moeten natuurbeschermers en boeren de handen ineenslaan. Is dat de weg, uiteindelijk? 

‘Dat denk ik ook. En je ziet daar mooie voorbeelden van. Staatsbosbeheer heeft bijvoorbeeld natuurinclusieve landbouwpilots. Je ziet dat het inderdaad kan werken. We gaan voor een langere periode contracten aan. Voor twaalf jaar. Dat is niet alleen beheer door een landbouwbedrijf op natuurgrond. Het hele bedrijf gaat richting natuurinclusief. Niet slechts een paar percelen, nee, het hele bedrijf. En daar praat je over. Wat heb je nodig om het water- en bodemsysteem gezonder te maken? Hoe kun je naar een extensievere bedrijfsvoering zodat je geen kunstmest meer nodig hebt, en minder aanvoer hebt van middelen, minder afvoer.’

Waar doen jullie dit? Op hoeveel plekken?

‘Het zijn er nu ongeveer dertig, zeg ik uit mijn hoofd. En we gaan toe naar in elk geval tachtig bedrijven. Om te laten zien dat het wel kan, dat het wel werkt. Ik was laatst in het Vechtdal in Overijssel, naar Erve Vechtdal. Dat is een boerin met brandrode koeien. Zij heeft een verbrede doelstelling. Er komen toeristen. Ze laat zien aan mensen hoe een kudde functioneert. Hoe werkt het gedrag van een kudde? Wat doet dat met de gronden?’

‘Het is samen leren beheren. Dat doen we in de randzones van natuurgebieden. Ik was ook in de buurt van Terneuzen, in Zeeland. Daar zit een bedrijf dicht tegen het stadje aan. Je ziet hoe je dit verhaal bij de mensen kan brengen. Dan gebeurt er iets. Mensen kunnen er hun eten kopen, de kring wordt kleiner. We begrijpen hoe het allemaal werkt.’

Een giftige plek, de omgeving van Terneuzen. Daar zit een gigantische chemische industrie. 

‘Er zit een polder naast die in natuurbeheer is. Dat is dus de realiteit. Dit is wel gewoon ons land. Dit is waar we wonen. Daar moeten we onze ogen niet voor sluiten. Maar hoe kun je ook op dat soort plekken aangenaam wonen? Hoe kunnen we daar een steentje aan bijdragen? Dat kan volgens mij.’

Daar blijf je in geloven, dat het kan?

‘Jazeker. Want daar gaan ook schoolklassen naartoe. Die komen buiten en zitten te rotzooien in slootjes. Het is ook daar belangrijk.’

Nog even terug naar de minister. Hij is gekomen. Hoe reageerde hij eigenlijk? Hij heeft niet meteen zijn beleid veranderd.

‘Dat was ook niet wat we van tevoren hadden verwacht. Nee, het ging ons om het gesprek te hebben, zonder media of gedoe eromheen. In alle rust. En dat lukte. Wij hebben het alleen gefaciliteerd. Hij was net zoals wij drieën aangedaan. Hij gaat als minister wel vaker op bezoek, maar als je het echte verhaal hoort en binnen laat komen doet het wat met je.’

Het is het begin van iets. Waarom noem je het vervolg taai?

‘Je hebt het gevoel dat je met een oplossing moet komen waar iedereen het mee eens is. Dat gaat je niet lukken als daar enerzijds bijvoorbeeld melkveehouders tussen zitten met bedrijven met wel vierhonderd koeien en anderzijds een van de eerste biologische boeren van Nederland; en alles daartussen. Dat krijg je niet op één lijn. En dat moet je ook niet willen.’

‘Onze bodem is divers, ons landschap is divers, de cultuur is divers. Dat zijn die bedrijven ook. Die diversiteit moet ook de ruimte hebben. Het ene past wel in een kleinschalig cultuurlandschap en het andere niet. Dus het is misschien minder maakbaar dan wij altijd gedacht hebben. Dus misschien moet je je wel, of je nou natuurbeheerder bent of je moet een woonwijk bouwen of je hebt een boerenbedrijf, wat meer aanpassen aan de omstandigheden. Wat meer het midden houden. Zoals ik al eerder zei: de rol van de mens in de omgang met landschap en bodem mag wel iets bescheidener. Dat is de basis die eronder ligt.’

Kijkend naar het landschap overvalt mij de roerloosheid. Dit ligt er al eeuwen en blijft nog eeuwen liggen. Aangrijpend, die dimensie ver voorbij de menselijke maat.

‘Je kan jezelf iets meer in de tijd plaatsen, denk ik. Dat is het besef dat we maar een hele kleine factor zijn. Er is zo veel gebeurd in duizend jaar. Als je weet waar je vandaan komt en je durft wat verder in de toekomst te kijken kun je misschien ook iets relaxter tegen de opgave van morgen aankijken. Als je dat op een meer ontspannen manier weet te doen, wordt het beter voor ons allemaal. Ontspannenheid en open vragen stellen. Dat doe ik ook met onze boswachters bijvoorbeeld. Echte gesprekken. Niet meteen een oordeel vellen. Als we wijzer willen worden met elkaar, stel dan gewoon eens vragen aan elkaar. En kijk om je heen, want je gaat steeds meer zien. Als je goed luistert, hoor je steeds meer. En dan kom je op nieuwe paden. Want volgens mij hebben we echt nieuwe paden nodig.’

Ik ontmoette je onlangs op een studiereis door de Burren, een kalksteenplateau in West-Ierland. Onder aanvoering van Matthijs Schouten, ecoloog van Staatsbosbeheer. Een indrukwekkende tocht was dat. Wat heeft jou geraakt?

‘Het landschap was waanzinnig. De kleur en de geur, de geluiden. Maar het lezen van zo’n landschap, dat ben ik gewend. In die zin raakte het mij minder. Maar het was met name het gezelschap waar we mee waren en dat zo divers was. Mensen uit de financiële wereld. Of de overheidswereld. Of de wetenschap. Of de media. Allemaal mensen met een groen hart. Dat voelde je overal doorheen. Het goed willen doen voor de toekomst. En toch lukt het niet. Het heeft me letterlijk tot tranen toe geroerd. Terwijl ik niet zo snel in tranen ben. Daar wel. Dat er in ons allemaal onmacht zit. Hoe nu verder? Net als bij die vijftien brieven van boeren. Als je goed luistert, zie je dat er iets onder zit. Dat is de liefde voor het landschap. Voor de natuur en je eigen omgeving. Daarvoor willen zorgen. Dat is wat me het meeste raakte.’

‘In het begin zag ik ertegen op. Al die mensen met zo’n financiële achtergrond. Daar pas ik niet tussen. Dat is een andere wereld, dacht ik. Een van onze conclusies was dat het inderdaad gescheiden werelden zijn, maar dat het niet zo zou moeten zijn. Hoe kan het nou dat we elkaar nooit tegenkomen? Terwijl je met elkaar de sleutel in handen hebt. Want je hebt de kennis van de natuur en het landschap nodig maar je hebt ook de middelen nodig. En je hebt de media nodig. En de overheden. Met elkaar kun je heel veel. Toch tref je elkaar niet. Iedereen zit in zijn eigen regels en systemen.’

‘Die week heeft mij ontspanning gebracht. Om het aan te gaan. Dicht bij jezelf te blijven en dat op te zoeken. Hoe tegenstrijdig het soms ook lijkt. Want je kan wel in je eigen kringetje blijven zitten. Maar het wordt hoog tijd dat we daar eens uitstappen.’

We hebben bij zo’n high cross gestaan. Typisch Iers, een kruis in een cirkel. Het centrum is de plek waar alles samenkomt. Daar heb je gematigdheid voor nodig. Dat is iets wat mij bijblijft: de schoonheid van matiging. Alles in deze tijd wijst op radicalisering, maar in het midden tref je elkaar. 

‘Dat is het assenkruis van Klaas van Egmond. We zijn het midden kwijtgeraakt. De uithoeken heb je af en toe nodig om beweging te creëren. Nu moeten we op zoek naar het midden.’

Het midden van de verticale as tussen het spirituele en het aardse, materiële; en horizontaal tussen individu en gemeenschap. Al die tegenstellingen.

‘Terug naar het collectieve belang. Want dat is volgens mij wat we met elkaar zoeken. En gematigdheid, zelf noem ik het vaak meer bescheidenheid. Onze plek in het geheel. Na Ierland ben ik erover door gaan lezen. Wil je eruit komen met de polarisatie moet je het midden weer vinden, met elkaar. Maar ook het leiderschap durven tonen in dat midden. Door echt in het midden te gaan staan. Dat was een spiegel voor mezelf. Ik ben volgens mij ook wel een bruggenbouwer. Maar dat is alsnog een valkuil. Met de beste bedoelingen ga je erboven staan. Je gaat hoog over. Dat is met beleid natuurlijk ook vaak zo. Dat staat ver van alles af. Op het moment dat je echt in het midden gaat staan en luistert en dan leiderschap toont – want je mag best je kennis inzetten, die hebben we ook nodig – dan krijg je pas echt beweging. In het midden gaan staan en leiderschap en lef tonen. Dat is wat nu soms een beetje ontbreekt.’

Meer luisteren?