Wat gebeurt er als we stoppen met shoppen?

Emy Demkes
Correspondent Consumptie

Om de planeet leefbaar te houden moeten we consuminderen, hoor je vaak. Maar zodra de een minder uitgeeft, verdient de ander geen geld meer. Is het mogelijk veel minder te kopen zonder dat de economie in elkaar stort? Deze schrijver zocht het uit.

Van opruimgoeroe tot antropoloog van Patagonia-oprichter tot wetenschappers bij het van de Verenigde Naties: allemaal roepen ze op tot consuminderen.

Waarom? Omdat alles wat we kopen – van een broodrooster en een wollen tapijt tot een vliegticket naar Milaan – een bron is van vervuiling. Productie, transport: het kost allemaal energie en put eindige grondstoffen uit. Daarmee is consumptie een van de belangrijkere oorzaken van klimaatverandering, het verlies van biodiversiteit, het uitputten van hulpbronnen en En al die dingen maken ons ook niet eens per se gelukkiger.

Zo’n oproep tot minder kopen klinkt dus helemaal zo gek niet. Maar wat gebeurt er eigenlijk als mensen wereldwijd massaal stoppen met geld uitgeven? 

De Canadese journalist James Bernard MacKinnon rekende dit in een gedachte-experiment door. Hij maakte zich een voorstelling van hoe zo’n wereld eruit kan zien voor zijn boek uit 2021.

Hij ontdekte: alleen met kleine stapjes en de juiste overheidsmaatregelen kunnen we onze consumptiemaatschappij afbouwen zonder dat een aanhoudende economische recessie en massawerkloosheid volgen.

Wat er gebeurt bij een consumptiedip

Om een zo realistisch mogelijk beeld te schetsen van een wereld die veel minder consumeert, gebruikte MacKinnon data van gebeurtenissen uit het verleden: de coronapandemie, waarbij de uitgaven per huishouden in de VS in twee maanden met 20 procent kelderden (in Europese landen zelfs met bijna een derde), of de enorme consumptiedip na de aanslagen van 11 september 2001 waardoor

Ook ging hij langs bij mensen en volken die niet of heel weinig consumeren, zoals de Ju/ʼhoansi die leven in de Kalahariwoestijn in Namibië, en zowat de En hij voerde gesprekken met economen, wetenschappers en CEO’s van grote bedrijven.

MacKinnon ging er voor zijn gedachte-experiment van uit dat alle huishoudens ter wereld van de ene op de andere dag een kwart tot de helft minder zouden consumeren (oftewel: 25 tot 50 procent minder geld uitgaven): een dip die bescheiden genoeg is om mogelijk te zijn, maar dramatisch genoeg om wereldschokkend te zijn. En mensen moeten immers nog wel eten, kleren en een dak boven hun hoofd kunnen kopen.

MacKinnon keek dus niet naar het uitbannen of faseren van specifieke spullen, maar naar alles waaraan mensen geld uitgeven: vakanties, uit eten gaan, hondenvoer, wattenstaafjes, koffie-to-go, enzovoort.

Op drie vlakken voorzag hij directe grote gevolgen:

  1. De met fijnstof vervuilde lucht in in bijvoorbeeld India, China en Vietnam, waar de fabrieken staan waar veel van onze spullen worden geproduceerd, zal snel schoner worden (net als tijdens de pandemie gebeurde). De mondiale CO2-uitstoot zou met een kwart kunnen dalen (al is dat niet genoeg om klimaatverandering tegen te gaan) en (bedreigde) diersoorten en natuurgebieden zullen
  2. Zodra mensen minder de noodzaak voelen om te consumeren, hebben ze minder geld nodig en hoeven ze dus ook minder te werken. Daardoor houden ze meer tijd over voor andere dingen in het leven – zoals vriendschappen, familie, vrijwilligerswerk, buurtinitiatieven, activisme, et cetera. En dat zijn dingen die mensen gelukkiger maken dan het hebben
  3. De wereldeconomie stort in en de werkloosheid schiet door het dak. Want zodra mensen in Nederland bijvoorbeeld minder smartphones kopen, heeft dat directe gevolgen voor mensen in Californië (waar de ontwerpers zitten), China (waar de producenten zitten) en Extra schrijnend: veel mensen die hun baan kwijtraken doordat rijkere landen stoppen met consumeren, Volgens MacKinnon zou een overheid de pijn kunnen verzachten door de belastingdruk flink te verhogen, naar zo’n 60 procent. De mensen die werkloos raken, hebben dan in elk geval geld voor eten, huisvesting, et cetera.

Kortom: als mensen massaal gehoor zouden geven aan de oproep van Kondo of Hickel, profiteert de natuur, en ons welzijn daarmee voor een deel ook, maar voor de economie zou het een regelrechte ramp zijn. En als er geen sociaal vangnet is, zullen talloze mensen in armoede raken.

Zijn er ook andere scenario’s op het gebied van consuminderen denkbaar?

Hoe je economische groei afremt 

Om op die vraag een antwoord te vinden, ging MacKinnon langs bij de invloedrijke Canadese milieuwetenschapper Die doet al decennialang onderzoek naar het bewust afremmen van economische groei.

Victor liet MacKinnon via een van zijn onderzoeksmodellen zien wat er zou gebeuren als we de consumptiegroei zouden afremmen – wat neerkomt op een wereldwijde daling van ongeveer 4 procent (het percentage waarmee de wereldeconomie Het resultaat: geen ramp, maar wel een wereldwijde recessie met banenverlies – die te voorkomen zou zijn als het resterende werk beter verdeeld wordt over de bevolking, bijvoorbeeld door kortere werkdagen of -weken, door rijkere mensen hoger te belasten en het vermogen eerlijker te verdelen.

Maar is 4 procent niet veel te weinig om de milieuschade en vervuiling door onze consumptiedrang aanzienlijk te verminderen? Dat klopt, maar volgens MacKinnon en Victor laat het model wel zien dat het mogelijk is om je zonder groei te redden. En dat het een begin is – het remt de exponentiële groei van de economie én kan haar stap voor stap

Een economie die niet groeit

Het gedachte-experiment van MacKinnon laat zien hoezeer onze economie draait op consumptie. Wat de een verdient, hangt af van wat de ander uitgeeft. We staan dus voor een lastig dilemma: economisch worden we steeds welvarender, maar ecologisch gaat het steeds slechter. En dat veranderen brengt consequenties met zich mee.

Hoe ziet een economie eruit die niet groeit? MacKinnon schetst in zijn boek een voorstelling van een economie die draait om het verbruik van zo min mogelijk grondstoffen en energie – een waarin mensen niet werken aan het maken en verkopen van zo veel mogelijk producten, maar aan het ontwerpen van de duurzaamste dingen, en waar ze zich bezighouden met recycling, reparatie en de handel in tweedehands goederen.

Dan blijft de grote vraag: als ‘minder’ noodzakelijk en in theorie mogelijk is, hoe krijg je mensen zover? Consumeren maakt ons niet duurzaam gelukkig, maar toch kunnen we het niet weerstaan.

Hoe ontsnappen we aan die verslavingslogica?