Drie redenen waarom samenwerken tijdens een ramp niet altijd nodig is

Jeroen Wolbers
Organisatiewetenschapper

Hulporganisaties werken te weinig samen en daarom is noodhulp niet effectief. Die conclusie trok Maite Vermeulen gisteren in haar artikel over een rampsimulatie van de Europese Unie. Maar niet samenwerken na een ramp heeft ook zo zijn voordelen.

Het is alom bekend dat samenwerking tijdens rampen problematisch is - er ontstaat vrijwel altijd fragmentatie. Analyses van in dit opzicht een van de meest kenmerkende rampen van de afgelopen jaren, orkaan Katrina uit 2005, lieten dit overtuigend zien. Tijdens de overstromingen faalde de Amerikaanse overheid in het op gang brengen van de hulpverlening. Ze beschouwde de burgers in nood als gevaarlijke plunderaars in plaats van hulpbehoevende slachtoffers.

Een alleszeggend voorbeeld: evacuees in New Orleans werden gesommeerd zich naar de overzijde van de Crescent City Convention-brug te begeven. Eenmaal aan de overzijde aangekomen werden ze tegengehouden door andere lokale politie eenheden. Hierdoor werden de vluchtelingen gedwongen om in de brandende zon, zonder voedsel en water, uren midden op de brug op hulp te wachten.

Kortom, de praktijk tijdens hulpverlening bij grote rampen laat vaak gebrekkige samenwerking zien.

Maar is dat erg?

De gebruikelijke, en ook wel begrijpelijke, reactie is om dit soort fragmentatie te zien als falen, en op te roepen tot méér integratie en samenwerking. Maar kunnen we niet beter accepteren dat fragmentatie gaat plaatsvinden? En de oplossing dus juist zoeken in betere manieren om hiermee om te gaan? Fragmentatie heeft namelijk ook zo zijn voordelen. Ik noem er drie.

1. Fragmentatie zorgt voor het afbakenen van werkzaamheden

Tijdens Katrina was de Amerikaanse kustwacht een van de weinige organisaties die in staat was om snel en adequaat te reageren. Dit kwam door de jarenlange ervaring van samenwerking met allerlei maritieme en niet-maritieme organisaties: de kustwacht kende veel organisaties, die elk hun eigen professionele jargon hadden. Juist door de capaciteit te ontwikkelen om letterlijk meerdere talen te spreken, konden de werkzaamheden van de kustwacht worden afgebakend.

De kustwacht was hierdoor in staat om autonoom te opereren. Denk bijvoorbeeld aan de helikopters die drenkelingen oppikken en zonder te landen weer wegvliegen. Een belangrijke stap is zorgen dat je elkaar niet in de weg loopt, door juist relatief veel energie te steken in het afbakenen van acties.

2. Fragmentatie benadrukt de noodzaak om met elkaar te onderhandelen

Natuurlijk is het afbakenen van werkzaamheden niet zomaar gedaan. Elkaar bewust niet in de weg lopen kan alleen als daarover gesproken en onderhandeld wordt. Daarom zullen coördinatieteams van cruciaal belang blijven. De vraag is alleen met welk doel coördinatie wordt ingezet, en welke betekenis de verschillende partijen geven aan de werkzaamheden.

Verschillen in betekenisgeving liggen vaak ten grondslag aan inschattingsfouten. Doordat partijen in een gefragmenteerde omgeving gedwongen worden met elkaar te onderhandelen over het afbakenen van werkzaamheden, kan dit partijen ook stimuleren om potentiële inschattingsfouten vroegtijdig te signaleren.

3) Fragmentatie stimuleert juist creativiteit en improvisatievermogen

Een van de belangrijkste capaciteiten van hulpverleners is het inspelen op een sterk veranderende omgeving. Het redden van slachtoffers staat centraal, maar voordat hiermee kan worden begonnen zijn afspraken nodig over de verdeling van hulpgoederen en werkgebieden.

Hierin krijgen hulpverleners dikwijls te maken met conflicterende belangen. Doordat er fragmentatie plaatsvindt, moeten de hulpverleners lokale oplossingen bedenken waarbij creativiteit en improvisatievermogen centraal komen te staan. Improviseren zorgt er dan juist voor dat er eerder maatwerk wordt geleverd en er oplossingen worden gevonden die niet in standaardprocedures te vatten zijn. Ook dat is een kenmerk van succesvol crisismanagement.

Tot slot nog deze observatie. Hoewel de focus vaak ligt bij de hulporganisaties, is uw buurman of buurvrouw waarschijnlijk de eerste hulpverlener tijdens een grote ramp. De hulporganisaties zouden veel meer gebruik kunnen maken van deze al bestaande hulpverleners in de maatschappij. Hoe dit past bij het trainen en opleiden van professionele hulpverleners zal de komende jaren ontdekt moeten worden.

In ieder geval ligt de oplossing niet bij het steeds herhalen van dezelfde boodschap: ‘Ze moeten meer samenwerken’. Er zal veel kritischer gekeken moeten worden naar hoe de hulpverleners om kunnen gaan met de fragmentatie die ze gegarandeerd tegen zullen komen tijdens de volgende ramp.