Deze groene ondernemer wil dat iedere wijk een eigen groentetuin krijgt

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Foto: Marijn Smulders (voor De Correspondent)

Op de tuinderij van Bregje Hamelynck mag iedereen met een abonnement groenten en fruit komen oogsten. Hier geen kunstmest en gif. Wel Indische loopeenden tegen de slakken en een afkeer van landgebruik als verdienmodel.

De zelfoogsttuin Ús Hôf ligt in het hart van Friesland, in het dorpje Sijbrandaburen, niet ver van Sneek. Bregje Hamelynck (Amsterdam, 1970) is er twaalf jaar geleden mee begonnen, samen met haar man, na een enorme carrièreswitch. Hiervoor werkte ze in de financiële sector.

Deze tuinderij van twee hectare is ingericht voor community supported agriculture (CSA); met een abonnement mag je zelf je groenten en fruit komen oogsten die volgens de principes van permacultuur door Hamelynck en haar man worden verbouwd. Het is een niet eenvoudige, maar als het lukt fantastische manier van tuinieren, regeneratief, in samenspraak met de natuur. De bodem houdt zichzelf gezond en vruchtbaar, zonder kunstmest, zonder pesticiden. Mens en natuur varen er wel bij.

Er is nog een reden om met haar te gaan praten. Zij noemt zichzelf een vergaderboer, die een belangrijke rol speelt in allerlei land- en tuinbouwnetwerken. Ze wil een fundamentele transitie binnen de landbouw aanjagen, liever vandaag dan morgen. Cruciaal is de grond. Naast de gezondheid van het bodemleven gaat het dan vooral over... eigendom. Want van wie ís die grond eigenlijk? Daar heeft Hamelynck uitgesproken ideeën over.

Transcript

Als we de tuin oplopen staat er een straffe wind, er is mooi wisselend licht, de groenten staan er florissant en jong bij in hun keurige bedjes. Er is een tarp gespannen, bij wijze van tent; die is nieuw. En moet te zijner tijd plaatsmaken voor een clubhuis. Het is onstuimig, met een straffe wind. Echt lekker zeilweer, vindt Hamelynck. Zelf is ze opgegroeid in Heemstede.

Kun je hier aarden?  

‘Ik heb Fries geleerd. Het is een prachtige plek. Ik mag in Friesland wonen en mijn best doen om erbij te horen, en voor Friesland mooie dingen te doen. Maar ik zal geen Fries worden. Zo vertelde iemand me ooit dat haar zus wel héél ver weg woonde. Namelijk in IJlst, aan de andere kant van Sneek. Mijn zus woont in Zuid-Frankrijk. Dat is een ander perspectief. IJlst is ver omdat het daar anders is dan aan deze kant van Sneek.’

Wat voor verstandhouding heb je met de grond waar we nu op lopen?

‘Dit is een stukje aarde waar wij voor zorgen. Mijn man is de tuinder. Hij zit hier vele uren van de dag. Zo ontwikkel je een verbinding met de grond.’

Voel je je verbonden?

‘Jazeker, wij mogen voor dit stukje aarde zorgen. Wij doen ons best.’

Het zegt veel dat je het zo formuleert: 'Het mag.'

‘Wij mogen namens onze gemeenschap [de leden van Ús Hôf, LB] voor dit stukje aarde zorgen. Zo voelt het.’

Is dit jullie eigendom?

‘Nu wel. Wij hebben een woonboerderij, met dit stuk grond. Maar wat ons betreft wordt het eigendom van de gemeenschap.’

Hoe gaat dat in zijn werk?

‘Als het goed is gaan we het binnen een paar maanden verkopen aan BD Grondbeheer. Zij beheren het dan tijdelijk omdat we een clubhuis voor de gemeenschap willen bouwen op de tuin. Daar hebben we middelen voor nodig, en daar gaan we eerst voor sparen. Als het clubhuis er staat gaan we de grond langzaam terugkopen, zodat die bij de gemeenschap in de kluis kan.’

De meeste mensen willen zelf een lapje grond kopen om een huis te bouwen.

‘Het voelt raar dat wij dat stukje grond vervolgens zouden kunnen verkopen. Dan is die gemeenschap haar voedsel kwijt. Dat past niet. Deze manier van werken vraagt om gemeenschappelijk eigendom. Wat mij betreft hoort de aarde bij de commons, net als lucht en water. Dat kan je jezelf niet toe-eigenen. Dat is van ons allen. De Romeinen hebben bedacht dat we dat wel kunnen, als particulier eigendom. Mijn filosofie is dat dit alleen kan als de grond gebruikt wordt binnen de grenzen van de gemeenschap. Als het gebruik van die grond buiten het belang van de gemeenschap gaat, begint het te schuren.’

‘Dat is nu met de landbouw aan de hand. De grond wordt gebruikt op een manier die grondgebruik in de verre toekomst schaadt. Juist dan past gemeenschappelijk eigendom. Overigens ben ik ook voorstander van ondernemerschap. Die gemeenschap kan de grond toewijzen aan ondernemers die gaan verbouwen. Of iets anders, maar wel in het belang van de gemeenschap. Zodra de activiteiten van de ondernemer dat belang beschadigen, is het aan de gemeenschap om de boel terug te roepen: “Hé, jongens, dit is niet volgens de afspraak.”’

Einde verbintenis, einde contract. We zijn het vanzelfsprekend gaan vinden dat een lapje grond van iemand is, die er hekken omheen zet. Jij gaat daar dwars tegenin. Is dat anarchisme?

‘Nee. Zo voelt dat. In de landbouw weet je hoeveel waarde de grond heeft. Hopelijk kunnen de generaties na ons nog jaren gebruikmaken van de grond. Onder andere voor voedsel. Dan wordt het hoog tijd dat we er goed voor gaan zorgen.’

Dit vraagt om een andere filosofie over eigendom en grond?

‘Ik weet niet of het doorgedrongen is, maar in ontwikkelingslanden is veel grond al opgekocht door grote bedrijven, landen zelfs, die strategisch nadenken over hun toekomst. Ze zien dat er vruchtbare grond zit en gaan op pad om dat zeker te stellen. Dat risico hebben wij ook: dat deze grond gekocht wordt door partijen die dat in eigendom hebben, en vervolgens voor hun belang gaan exploiteren. Dat moeten we niet willen. Goede grond moet voor onze gemeenschap beschikbaar blijven. Net als water en lucht zou ook grond aan het gemeenschappelijk belang moeten worden toegekend.

Is er een weg terug?

‘De overheid staat op het punt om grond aan te kopen. Een opkoopregeling is al een begin.’

Wat gaan ze met die grond doen? Verkopen aan de hoogste bieder?

‘Mijn idee is om dat vooral niet te doen. Stop die grond in een grondbank; zorg dat niemand eraan kan komen. Het is nog een vraagstuk of we het voor de landbouw gaan gebruiken, of dat er huizen op moeten. Dat is een maatschappelijke afweging. Mijn pleidooi is om goed naar de grond te kijken. Zandgrond, veen, klei of zavel maakt voor landbouw nogal veel uit.’

‘Laten we goede grond ook inzetten voor landbouw. Niet voor turbolandbouw. De kaartjes van Wageningen wijzen de goede grond aan, maar daar mag nog steeds landbouw voor de export en intensieve landbouw bedreven worden. Hoe haal je het in je hoofd?! We moeten zuinig zijn op de enige goede grond die we nog hebben. Daar moet op een agro-ecologische manier landbouw worden bedreven, zodat die de komende generaties behouden blijft. Er moet goed gekeken worden naar de eigenschappen van de grond. Functie volgt bodem, zo heet dat.’

Dat is in feite een grootschalige herverdeling?

‘Huidige boeren of grondeigenaren hoeven niet onteigend te worden. Maar als grond op de markt komt, moet je kijken naar in hoeverre die grond voor de gemeenschap van Nederland behouden blijft.’

Dat is een vorm van democratisering?

‘Ja. Je zorgt dat grond in gemeenschappelijk eigendom komt. Vervolgens moet er een proces komen dat die grond toewijst aan ondernemers of functies die de gemeenschap nodig heeft.’

Ik ben veel bezig met de vraag: 'Wat is democratie in onze tijd?' Misschien is het wel antidemocratisch dat grond eigendom kan zijn.

‘Ja, en niet in het belang van de gemeenschap.’

Dat zijn wij allemaal. Waarom is het zo moeilijk om dat politiek te maken?

‘Laatst spraken we met iemand op het ministerie die het belangrijk vond dat we mee gingen praten. Toen zei die: “Maar er was laatst iemand met zo’n idioot idee…” Dat ging dus over grond. Dan weet je niet waar het over gaat. Het gaat niet over ondernemerschap. Dat kan nog steeds. Het gaat om het stevig behouden van basisvoorzieningen voor je gemeenschap.’

Jij ziet de stappen voor je. Grond opkopen en afwaarderen.

‘Dat ligt wat ingewikkelder. Als je afwaardeert moet je weer verkopen, en voor welke prijzen [zo blijft grond handelswaar, LB]? Mag dat wel van de Europese Unie? Je hoeft niks af te waarderen. Je moet het gewoon in een kluis stoppen [uit de handel halen, LB] en niet meer aan de grond komen.’

Maar dan wordt het minder waard.

‘Dan kan je het überhaupt niet meer verkopen, maar het behoudt wel zijn waarde. Het zit alleen in een kluis.’

Stop deze tuin in een kluis!

‘Ja, en behoud hem als dat waar hij voor bestemd is. En ga vervolgens aan de slag.’

Ik word er vrolijk van omdat het zo eigenwijs is. Ben jij een roepende in de woestijn? Wordt dit afgeserveerd als een belachelijk idee?

‘Eerlijk gezegd snap ik niet waarom het zo wereldschokkend zou zijn.’

Omdat niemand zo denkt.

‘Ik ben niet de enige. Organisaties als Land van Ons, Aardbeer, Grond van Bestaan... Er is net een mooi boek geschreven over deelgenootschappen, commons, van economy transformers. Dat we zijn doorgeslagen in het economiseren van onze maatschappij. Alles gaat over geld verdienen. Waarom? We zijn mensen en we willen vooral een menswaardig bestaan hebben met elkaar. Dat zou voorop moeten staan. Daaromheen moet de economie gereorganiseerd worden. De belangen van bedrijven en grote multinationals zijn ver van onze waarden af komen te staan. Dat gaat nu mis.’

Wat je hier realiseert is een vorm van idealisme. Maar ook een praktijk, want hier leef je van. Het is een voorbeeld voor de wereld?

‘Het is een probeersel. We proberen het, en het werkt. Wat ons betreft kan ieder dorp en iedere wijk zijn eigen groentetuin beginnen via een voedselcoöperatie. Producten uit de regio, aangevuld met biologische producten van de groothandel. Dan bouwen we zo ons eigen voedselsysteem weer op.’

Het klinkt zo makkelijk.

‘Ja, dat is het eigenlijk ook.’

Je zit hier nu twaalf jaar?

‘Dit is het negende productiejaar van de tuin.’

Het zijn geen eindeloos grote velden.

‘Er kunnen ongeveer 250 mensen eten uit deze tuin. Voor een vast bedrag per jaar kunnen ze zoveel als nodig oogsten.’

Zoals Herenboeren ook werkt?

‘Het verschil met Herenboeren is dat de burgers daar eigenaar zijn, en de boeren in dienst. Op een grotere boerderij van 20 hectare. In ons concept is de boer, de tuinder, zelfstandig ondernemer. En op die manier heeft hij een relatie met de mensen die een abonnement hebben.’

Jij hebt meegedaan met de onderhandelingen over het Landbouwakkoord. Dat is geklapt. Is dat erg?

‘Weet ik niet. Kijk, het is erg omdat honderden boeren, vertegenwoordigers uit boerenorganisaties, hebben meegesproken. Ik hoop dat die energie door de minister meegenomen wordt in de verdere uitwerking. Maar er is een systeemtransitie nodig. De vraag is of dat in de huidige samenstelling van de deelnemers aan het Landbouwakkoord tot stand komt.’

Collega Thomas Oudman schreef in een column onlangs dat het een buitenkans voor de minister is. Want dat akkoord ging over het handjevol grootste bedrijven uit de agrobusiness. Dat zijn maar een paar boeren. Dus de belangen van het grote middenveld zouden niet eens in een akkoord behartigd worden. Is dat een terechte visie?

‘Veel boerenorganisaties hebben meegedacht, maar niet per se meebeslist. De echte onderhandelingen hebben aan de hoofdtafel plaatsgevonden.’

Zat jij daar ook?

‘Nee, daar zat wel Biohuis namens onze Groenboerenbeweging. Maar dan zit je met grote jongens aan tafel. De echte transitie was natuurlijk niet te verwachten.’

Je mag iets zeggen, maar de beslissingen worden bepaald in het belang van de grote landbouwindustrie?

‘De boerenbelangen, datgene wat boeren nodig hebben om weer boer te kunnen zijn, zijn niet altijd in lijn met de grote agro-industriële belangen. Die zaten daar ook aan tafel. Maar wie is dat wel? Dat is het lastige. We proberen met een handje vol biologische, agro-ecologische, regeneratieve boeren de krachten te bundelen.’

Onder andere bij het Groenboerenplan, waar je woordvoerder van bent.

‘Ja, maar in hoeverre we echt invloed hebben aan die tafel is maar de vraag.’

Je kent het antwoord. Het is beperkt.

‘Waar moeten we het dan van hebben? Dat is deels de politiek. Dan hoop ik maar dat ze de ruimte hebben om het publieke belang in de landbouw terug te laten komen. Dat de boer gezond en duurzaam voedsel produceert, maar ook namens de gemeenschap zorgt voor biodiversiteit en de bodem. Dat hoort bij het boerenvak. Als je de chemie en kunstmest uit de landbouw haalt, ben je weer aangewezen op datgene wat de grond kan voortbrengen. Dan heb je biodiversiteit nodig om ziektes en plagen te bestrijden. Zo wordt natuur weer onderdeel van je boerenbedrijf. Maar als gemeenschap moet je zorgen voor de kosten van de producten die daar vanaf komen.’

Dus je gaat meer betalen voor je voedsel?

‘Als agri-ecologische boer heb je geen kosten aan kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Of het zoveel duurder uitpakt is nog maar de vraag. Zeker als de supermarkten geen dikke marges leggen op duurzame producten.’

Thomas Oudman zei het al in zijn pamflet Uit de shit. Als het gaat over het aanjagen van de transitie, dan kan de overheid twee maatregelen nemen: het ernstig terugdraaien van de hoeveelheid veevoer en kunstmest die gebruikt wordt in Nederland. Dat zal ten koste van een aantal bedrijven gaan, maar het komt in wezen de hele landbouw ten goede. En uiteindelijk de natuur. Jij bent er vrij nonchalant over, alsof het een zeer reële omschakeling is.

‘Er zijn goede verdienmodellen voor boeren met 80 hectare grond, 80 stuks vee, en 60 cent per liter melk. Als je dat doorrekent, zonder de hogere pachtprijzen, dan is er een prima bestaan uit te bouwen. Dat is wat biologisch-dynamische boeren nu doen. Voor hoeveel cent per liter ligt melk in de supermarkt? Dat is haalbaar.’

Waarom gebeurt het niet?

‘Omdat bepaalde partijen veel in de melk te brokkelen hebben en daar geen belang bij hebben.’

Dat zijn er weinig, maar ze zijn groot.

‘En machtig.’

Dit geeft een ander beeld van ‘de boeren’. Nu worden de boeren gezien als de vijanden van de gemeenschap, en van de natuur. Maar het grootste gedeelte van die gemeenschap staat daar dubbelzinnig in. Ze kunnen geen kant op en kiezen dan voor boosheid en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO).

[Lachend] ‘Ja.’

Wat is dit voor lachje?

‘Nou ja, ik vind het lastig hoe de LTO... Laat maar.’

Ben jij ook diplomaat? Onderhandelaar?

‘We schieten niks op met polarisatie.’

Soms moet je zeggen waar het op staat.

‘Ja, het is hoog tijd dat de LTO gaat kiezen voor de transitie, en opkomt voor de belangen van boeren. Dat is anders dan opkomen voor de belangen van grote agro-industriële bedrijven. Als we met elkaar opkomen voor de belangen van boeren, dan is er enorm perspectief in de duurzame landbouw.’

Als het gaat om stemgedrag van boeren: met de BBB kiezen ze in feite tegen hun eigen belang?

‘Veel mensen denken dat BBB staat voor BoerBurgerBeweging.’

Maar dat is dus niet zo?

‘Nee. De vraag is of de kiezers opgelet hebben. Ik vraag me af hoe de BBB van bovenaf wordt aangestuurd. Het grappige is dat veel mensen in provinciale besturen uit lokale partijen komen. Zij vertegenwoordigen het belang van hun gemeenschap en hun landschap. Daarvoor zijn ze in de politiek gegaan. Ik hoop dat ze binnen de BBB die belangen van de gemeenschap, de boeren en onze omgeving gaan behartigen. Dat lijkt me prachtig.’

Je moet het allemaal maar doorzien.

‘Ja, en Caroline van der Plas komt over als een integere vrouw. Ik hoop dat ze dat is.’

Moet je boeren betalen voor hun bijdrage aan natuurbeheer? Ik was onlangs in The Burren, aan de West-Ierse kust, waar ze dat met succes hebben ingevoerd.

‘Ik weet het niet zeker. Als je boeren betaalt voor hun product en apart daarvan voor hun inspanningen voor de natuur, veronderstelt dat dat landbouw en natuur verschillende aspecten zijn. Maar natuur en landbouw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als het controlesysteem van de kunstmest en de bestrijdingsmiddelen eruit wordt gehaald, dan wordt hoe de bodem ervoor staat de belangrijkste zorg van de boer. Zorgen dat de bodem zodanig in balans is, en rijk aan bodemleven, dat de planten goed willen groeien. Dat is onderdeel van het boerenbedrijf. Dan is de vraag: moet je daar als boer apart betaald voor worden?’

Daarvoor niet. Dat is gewoon landbouw.

‘Maar wat blijft er dan over?’

Het inrichten van heggen voor de insecten en de vogels. Bosschages, bijvoorbeeld.

‘Hier zijn wij tuinder. Er zijn veel ruigtes. Vaste beplanting zorgt voor een biotoop waarin allerlei roofinsecten zitten. Of kikkers, egels, padden die nodig zijn om ziektes en plagen te bestrijden. Voor ons is dit onderdeel van ons landbouwbedrijf. Heggen en ruigtes zijn voor koeien heerlijk voer. Meer heggen waar koeien van kunnen eten is ook een onderdeel. Er zitten medicinale elementen in die de gezondheid van je koeien helpen. Dus ik ben er niet voor om natuur en landbouw te scheiden. Wat overblijft is een wandelpad op je erf. Dat staat los van jouw landbouwproduct, dus het is goed om boeren daarvoor te compenseren.’

‘Kijk, er komt straks een transitie. Tenminste, dat hoop ik maar. Tussen een gecontroleerd landbouwsysteem met kunstmest en bestrijdingsmiddelen, en een natuurgedragen landbouwsysteem zit een spannende fase. Als boer moet je leren hoe je dat doet. En er zit een fase waarin de grond nog niet goed is, en je toch geen controlesysteem hebt. Die fase duurt acht tot twaalf jaar. Die risico’s zijn heftig voor een boerenbedrijf. Dus boeren moeten een inkomensgarantie hebben waarop ze terug kunnen vallen als het tegenzit.’

Jullie hebben vast uitgerekend hoeveel geld daarvoor nodig is?

‘Als het goed is kost het bijna geen geld. Het is een garantie bedoeld voor als de bedrijfsvoering tegenzit. Daar zal gebruik van gemaakt worden, maar als het goed is…’

Het gaat niet meteen vanzelf. Er moeten ook dingen misgaan, anders leer je niets.

‘Ja, maar het is anders dan zeggen dat we veel gaan betalen. Laten we het ondernemerschap als basis houden van het boerenbedrijf. Waar we wel hard aan moeten trekken, is dat de vraag naar deze producten op gang komt. Dat we stoppen met producten die schadelijk zijn voor onze gezondheid en die van onze omgeving. Waarom zouden die mogen bestaan? Ga producten inperken die niet voldoen aan onze basiscriteria. Zo ontstaat een markt en kunnen we allemaal omschakelen. Als de boeren niks kunnen verdienen aan deze producten, waarom zouden ze dat risico dan nemen?’

Deels vindt de strijd in de supermarkten plaats?

‘Ja, hoe zorgen we ervoor dat de schappen volliggen met duurzame producten? Niet-duurzame producten kunnen duurder worden, door accijnzen op het gebruik van kunstmest en pesticiden. Of je kan de externe kosten voor de maatschappij in de prijs van het product stoppen. Of de supermarkten gaan accijnzen heffen op niet-duurzame producten. Dat zit aan de consumentenkant. Zodat de keuze voor een duurzaam product de goedkope keuze wordt. En dan zijn we klaar.’

‘Maar, hoewel er allerlei voordelen zijn als we met z’n allen omgaan, is het maar de vraag of de prijzen zoveel hoger moeten worden. Áls het zo zou zijn, moeten mensen die het niet kunnen betalen gecompenseerd worden. Dat is steeds het argument: voedsel wordt te duur en daarom kunnen we het niet doen. Zorg dat je compenseert. Sowieso moeten het minimumloon en de uitkeringen omhoog. Maar je kan niet zeggen dat mensen het te moeilijk krijgen als we op beter en duurzamer voedsel gaan sturen. Dat zijn twee verschillende onderwerpen.’

Een oneigenlijk argument.

‘Ja, het gijzelt ons om die omslag niet te maken.’

Er zijn fondsen, grote bedragen, uitkoopregelingen. Ook zijn er fondsen van de overheid die de transitie stimuleren, waar jij ook bij betrokken bent. Vandaag heb je gehoord dat er een project doorgaat. Wat is dat?

‘Een groot Groeifonds-project. Dat zijn middelen die de overheid gebruikt voor grote infrastructurele veranderingen. Dit project moet de komende jaren duizend boeren helpen de omslag te maken.’

Dat is een concrete stap.

‘We willen kennis ontwikkelen over hoe die omslag in zijn werking gaat. Wat zijn de bedrijfsmodellen?’

Daar wordt dus geld voor vrijgemaakt?

‘Ja, en het is spannend omdat er in deze grote projecten ook grote partijen zitten.’

Zoals de agribusiness?

‘Ja, die zijn ook aanwezig.’

‘Wij vinden het spannend. Wij willen voor de doelstelling meedoen, maar wij hebben gezegd dat de boer centraal moet staan. En het gemeenschappelijk belang.’

Waarom zitten die partijen erbij? Die transitie gaat tegen hun belang in. Zitten ze erbij om te voorkomen dat het de verkeerde kant op gaat?

‘Er zijn verschillende grote partijen. Partijen die melk of aardappelzetmeel produceren. Maar melk en aardappelzetmeel zullen we voorlopig nog willen hebben. Dus zij zijn geïnteresseerd in hoe het anders kan. Daar zit een ontwikkelbehoefte. Ook die grote bedrijven moeten mee. Dan zijn er natuurlijk een paar andere grote bedrijven die bijvoorbeeld in de verkoop van veevoer en bestrijdingsmiddelen zitten.’

Die zien hun businessmodel verdampen.

‘En die zijn nu druk met de GMO-achtige onderwerpen [genetically-modified organisms]. “Als we geen bestrijdingsmiddelen meer mogen, moeten we gaan knippen in ons plantmateriaal”. Hou toch op, jongens. Die partijen proberen controle te houden over de basis van ons plantmateriaal. Over zaden en genen. Ze vragen er patenten op aan, zodat wij als boeren daar via de rechter geen gebruik van mogen maken. Die partijen zijn spannend.’

Grote agri-multinationals, daar zijn er maar een paar van in de wereld.

‘Ze hebben zo veel macht. Daar moeten we erg op letten.’

Ze zitten ook bij een geweldig plan waarbij duizend boeren de transitie mogen maken? Dat is veelzeggend.

‘Als het goed is zit die laatste partij [de multinationals, LB] er niet bij. Die eerste partij [de Nederlandse grote boerenbedrijven, LB] wel, maar niet in the lead, als het goed is. Zij leren mee.’

Zit jij met argusogen aan tafel?

‘Zeker, want daar worden de beslissingen genomen die van belang zijn voor de toekomst. Daar zit het lerende vermogen. Hoe zien wij voedsel en voedselproductie? Gaat dat over de BV Nederland? Gaat het over zoveel mogelijk winst maken? Of is voedsel een basisonderwerp van ons bestaan? En zit het in een andere categorie dan auto’s verkopen?’

Je noemt jezelf vergaderboerin, maar je hebt mee helpen bouwen aan de tuin. Maakte dat je toen gelukkig? Want je kwam uit een andere wereld.

‘Ik zat op ontwikkelingssamenwerking in de financiële sector.’

Je bent bankier geweest?

‘Ontwikkelingsbankier.’

Dat gaat over geldstromen.

‘Geld is een instrument om te bereiken wat je graag zou willen. Als je banken ziet als financiers van datgene wat wij met elkaar graag willen, dan is er niks mis mee. Eerlijk gezegd had ik weinig verstand van voedselverbouwing.’

Dat ben je maar gewoon gaan doen.

‘Ik ben opgeleid als econoom. Tijdens de bankencrisis, toen ook een aantal Nederlandse banken bijna omviel, kwam ik erachter dat we langs het randje van de afgrond gingen.’

Dat is niet eens een metafoor?

‘Nee. Wij gingen nadenken over hoe ons leven in elkaar zat. Kijk, het dak boven ons hoofd is van een bank. Maar dat geldt voor veel daken. Als die banken omvallen zullen we het wel zien.’

Dan valt het huis ook om.

‘Nou, dat blijft staan. Dat is het voordeel bij de daken.’

Maar je mag er niet meer wonen.

‘We weten niet hoe dat loopt. Maar wat is verder van belang? Energie. We hebben hier duurzame energie, en daar zijn we ook een tijdje actief in geweest. Dat loopt redelijk. Maar het volgende onderwerp was voedsel. Ik dacht: hoe kwetsbaar zijn we met ons huidige voedselsysteem? Ik had zelf geen verstand van het verbouwen van voedsel. Dat is een soort omissie in mijn opvoeding.’

‘Ik ben toen een opleiding permacultuur gaan doen. Daarin zat iemand met een woonboerderij, twee hectare land en een gezin. Zij ging een zelfoogsttuin beginnen. Ik zat in dezelfde situatie. Ik had altijd gedacht dat twee hectare niks voorstelt. Hier hebben we alleen veeboeren en melkveehouders. Maar voor een tuinderij is twee hectare prima, redelijk veel zelfs. Het is leuk om zelf een tuintje te hebben, en eten voor jezelf. Het is zinvol om voedsel te verbouwen voor je gemeenschap en die zo robuust te maken.’

Het was meteen het idee om het niet voor jezelf te doen. Het was ingebed in de filosofie dat de aarde van ons allemaal is?

‘Ja, en we moeten zorgen dat we weer robuuste systemen hebben. Minder afhankelijk zijn van al die grote processen. We moeten weer wat meer grip krijgen op onze eigen omgeving.’

Lukte het ook meteen, met jouw onervarenheid?

‘Ja. Het verbouwen ging snel vrij goed. We zijn wat minder in marketing en sociale media. Daardoor duurde het opbouwen van een gemeenschap wat langer. Maar nu hebben we die. Andere mensen beginnen vanaf die kant. Andersom. Of je gaat als gemeenschap zelf op zoek naar een tuinder. Zo kan het ook. Daar hebben we ontzettend veel van geleerd. Via de Voedselwerkplaats delen we die kennis. Hoe kan je als gemeenschap of tuinder een tuinderij beginnen? Het CSA-netwerk doet dat vervolgens echt voor tuinders. De Voedselwerkplaats doet dat voor burgers die zoiets willen.’

Het is geen project waarbij je jarenlang wanhopig was? Of in paniek?

‘Twee jaar geleden hadden we een slakkenplaag. Dat was heftig. Dan is er niet zomaar iemand die je kan bellen over wat te doen. Omdat je geen korrels en gif wil. Dus hoe bescherm je jouw tuin vol lekkere groenten tegen een slakkenplaag? Uiteindelijk zijn we bij de Indische loopeend terechtgekomen. Maar niemand kan je vertellen hoeveel Indische loopeenden je nodig hebt voor 1,9 hectare.’

Die eten de slakken op?

‘Als het goed is wel. Maar we ontdekten dat je ze moet opvoeden. We kregen op een gegeven moment loopeenden van een ander, die ook groenten bleken te eten.’

Dat was minder handig.

‘Dat is niet handig.’

Dus je hebt Indische loopeenden gevonden die slakken opeten?

‘Ja, maar die worden dan ouder en zijn ook weer vertrokken. Dus moet je regelmatig jonge loopeenden opvoeden om slakken te eten.’

Hoe voed je een Indische loopeend op?

‘Je voert ze slakken. Zodat ze het lekker gaan vinden. Daarna mogen ze dat in de tuin doen.’

Hoe kom je aan die kennis?

‘Door schade en schande wijs worden. We maken er nu een geintje over, maar agro-ecologisch boeren valt niet mee. Er zijn geen kunstgrepen, dus voor ieder probleem moet je een oplossing zoeken binnen het natuurlijk systeem. Dat weten we bijna niet meer. Die kennis vind je vooral bij andere collega’s.’

De pioniers.

‘En daarvan zijn er steeds meer. Er zijn een stuk of tweehonderd van dit soort tuinen in Nederland nu. We zijn onze vereniging aan het opbouwen, het CSA-netwerk, zodat we die uitwisseling kunnen gaan ondernemen. Wij moeten ook met de Wageningen Universiteit, Groningen of Van Hall [Larenstein, een landbouwhogeschool met locaties in Leeuwarden en Velp, LB] in gesprek. Kunnen jullie geen onderzoek doen naar hoe je Indische loopeenden kan inzetten voor slakkenbestrijding?’

Dat willen ze vast wel doen.

‘Ja, maar dan loop je aan tegen de systeemproblemen. Als je onderzoek wil doen moet je minimaal 50 procent zelf betalen. In de praktijk wordt landbouwonderzoek medegefinancierd door grote agro-industriële bedrijven. Zij hebben R&D-geld [research and development, LB]. Zonder dat geld is onderzoek doen niet makkelijk.’

Ik vermoed dat die business niet geïnteresseerd is in Indische loopeenden.

‘Inderdaad. Nu proberen we het ministerie uit te leggen dat als je dit soort landbouw wilt stimuleren, die het maatschappelijk belang ondersteunt, je daar een aparte onderzoekslijn voor moet opzetten die geen 50 procent cofinanciering vraagt, die boeren in de lead van het onderzoek laat zitten. Nu kan je met dat onderzoeksgeld alleen wetenschappers betalen. Maar de antwoorden op Indische-loopeendenvraagstukken zitten bij boeren. Die moeten dus een volwaardig onderdeel van het onderzoek zijn.’

Jij klinkt zo laconiek, trouwens. Waar haal je dat vandaan? Je maakt het niet moeilijker, maar makkelijker in je hoofd. Hoe doe je dat?

‘Het zijn complexe vraagstukken, dus het is handiger om daar niet al te ingewikkeld over te doen. Het is doen en laten zien en proberen.’

En een levenshouding?

‘De basis voor dit alles is dat wij ons ontzettend zorgen maken over waar we naartoe gaan. Ik heb drie kinderen.’

Hypergemotiveerd daardoor?

‘Mijn oudste zoon, de middelste, vroeg: “Mama, wat is permafrost eigenlijk?” Ik legde uit hoe dat zit op de polen, en dat als de boel afsmelt, dat wit bruin wordt. Dat er toendra’s met methaangassen vrijkomen, met het risico op een bruuske, enorme omslag in de weersomstandigheden.’

‘Ik legde dat uit, en al mijn kinderen in de auto snapten wat ik zei. Dat vond ik heftig. De toekomst is ontzettend onzeker. Het is waanzinnig dat we het zover hebben laten komen, en hier nog steeds niet substantieel iets aan doen. Dus dat is onze drijfveer, en met de beperkte mogelijkheden die we hebben gaan we het dan maar doen.’

Omdat je voelt dat je kinderen de last van de toekomst dragen?

‘Ik kan me de depressies onder studenten voorstellen, eerlijk gezegd. Hoever hebben we het laten komen?’

Je bent je ook met zwangerschap bezig gaan houden. Terwijl je midden in deze complexe materie van de transitie zit.

‘Dat is al een tijdje terug. Veertien jaar geleden, en dat ben ik juist aan het afbouwen.’

Daar begon je ook mee in die crisistijd?

‘In 2010, toen mijn jongste zoon geboren werd, ontdekte ik de babytaal. Dat betekent dat je als ouders makkelijk kan ontdekken wat je baby bedoelt. Het is hartstikke handig als je de reflexgeluiden van baby’s leert herkennen. Het is fijn als je als verse ouders een beetje snapt wat dat baby’tje dan nodig heeft. Het helpt om die babytaal te bestuderen.’

Grappig. Dat kun je dus leren?

‘Jazeker.’

Dan ben je dus ook met de natuur bezig, in haar wonderbaarlijkste aspecten. Geboorte en jong leven. Heeft dat jouw omgang met de natuur veranderd? Of andersom?

‘Babytaal gaat over gehoord worden. Communicatie en interactie.’

Maar vóór de taal nog.

’Het is geen taal.’

De natuur spreekt ook niet.

‘Dat klopt. We zien dat de aarde ook een stem heeft. Het zou goed zijn om dat beter te beseffen.’

Is daar een parallel te trekken? Dat je ook kunt luisteren naar de natuur. Naar signalen die wij niet meer verstaan. Die wij weer moeten leren te verstaan?

‘Ik hoorde laatst een kunstenaar die de natuur laat spreken. Gewoon door een microfoon in de grond te stoppen. Er vindt allerlei communicatie plaats die wij niet kunnen horen. Ik probeer de aarde en natuur een stoel aan tafel te geven. Proberen te denken vanuit de waarde en het belang van de natuur, en de natuurlijke omgeving.’

Er komt nu een trekker langs. Wordt daar gespoten?

‘Er wordt mest geïnjecteerd. Dat is echt een massacre voor al het bodemleven.’

Dat zien we nu gebeuren bij je buurman.

‘Het is ernstig omdat het zo moet van de overheid. Die mest moet ingespoten worden, terwijl het bovengronds uitrijden van vaste mest veel beter is voor de bodem. Als het zo gebeurt zie je vervolgens meeuwen. Al het bodemleven komt naar boven. Dat denkt ook: wat is dit? Vluchten! De vogels eten op wat er naar boven komt. Maar het is nog erger als je zo’n trekker voorbij ziet komen en er vliegen geen vogels meer boven. Dat wil zeggen dat er uit die bodem niks meer komt.’

Ik zie niks vliegen daar.

‘Laten we hopen dat ze zo nog komen. Snap je? Die grond is gewoon dood.’

Bij de buren. En tien meter verder is de grond gezond. Staan wij op supervruchtbare bodem?

‘Wij hebben hier negen jaar permacultuur bedreven. Als docenten van de landbouwopleiding het land op komen, stoppen ze als eerste hun handen in de grond. Wauw, wat een goede grond! Het kan dus. Al na drie, vier jaar zie je die bodem verbeteren. Dat kan echt. Het is hoopgevend om te zien dat de natuur ook kan herstellen als je haar haar gang laat gaan. Maar we moeten het wel gaan doen.’