Ik gaf Simon een paar pleisters om niet dood te gaan – maar het was niet genoeg

Een paar weken geleden is een dierbare patiënt van me onverwachts overleden: Simon (volledige naam is bij de hoofdredactie bekend). Hij werd 57 jaar oud.

De momenten dat hij woedend voor de deur van stond, kan ik inmiddels niet meer tellen. Tientallen keren was hij boos op mij – en wat mij betreft volkomen terecht. Hij wilde iets dat doodnormaal is, maar dat ik hem niet kon geven: Want hij was iemand zonder papieren. Ongedocumenteerd kun je geen aanspraak maken op

Simon had op 32-jarige leeftijd zijn geboorteland Algerije verlaten omdat hij er naar eigen zeggen ‘niet meer veilig was’. Een verblijfsvergunning vroeg hij nooit aan, omdat hij wist dat hij hier geen kans op zou maken. Hij werkte hier zwart, waarmee hij zich in het begin prima kon redden. Maar doordat ons vreemdelingenbeleid werd werken ook moeilijker: werkgevers riskeren hoge boetes als ze mensen zwart laten werken. Simons netwerk brokkelde af en hij had geen geld meer. Zijn vaste slaapplek werd het Centraal Station van Rotterdam.

Dus behandelde ik aan één stuk door zijn straatgerelateerde problemen. Die gingen nog wel. Maar de ontsteking aan zijn achillespezen werd En toen kreeg hij ernstige heupslijtage: behandel dat maar eens in een situatie zoals die van Simon. ‘Doe je de oefeningen van je fysiotherapeut wel, daar op de bankjes van het Centraal Station?’

Zo’n behandeling komt nooit op gang en dat komt niet omdat de bankjes van het Centraal Station recent zijn weggehaald door Het lukt niet omdat je iemand op straat nooit effectief kunt behandelen. De omstandigheden zijn ziekmakend, adviezen kunnen niet worden opgevolgd en pillen raken altijd kwijt. En dus had Simon altijd pijn.

Waarom kon Simon geen nieuwe heup krijgen?

In twee jaar tijd vroeg ik niet minder dan vier keer aan een orthopeed of Simon een nieuwe heup kon krijgen. Drie keer kreeg ik ‘nee’ te horen, telkens met een ander excuus, of met een alternatieve oplossing. Simon had geen uitzicht op een paspoort, zeiden ze. Of: waarom probeer je het niet met injecties? Geef hem gewoon fysiotherapie en pijnstilling!

Niets hielp – dat kon alleen een nieuwe heup. Een geldkwestie kon het niet zijn, want de zorg voor ongedocumenteerden wordt voor Maar artsen zijn niet verplicht om hun zorg te verlenen. 

Dus sliep en liep Simon door op straat, rondje na rondje, paadje na paadje, tot zijn heup zo beschadigd was dat het bot van zijn heupkop letterlijk vastzat in zijn heupkom – De pijn was extreem en hij kon haast niet meer bewegen.

Weer zat ik achter een orthopeed aan. Tot eind 2021 eindelijk besloten werd Simon te opereren. Wel met een voorwaarde: als zijn huisarts moest ik zijn revalidatietraject organiseren, want dat ging het ziekenhuis niet doen.

Soms dacht ik: we hadden hem beter direct dood kunnen laten gaan

Dus kreeg Simon eindelijk een nieuwe heup. Om vervolgens na de operatie en een paar weken revalidatie Want een bed kreeg hij nog altijd niet. 

Op straat werd Simon met het toenemen van de jaren steeds zieker. Hij ontwikkelde epilepsie, waardoor hij viel en zijn nek brak. Hij werd even opgenomen in een ziekenhuisbed om die wervels vast te zetten, maar eenmaal ontslagen belandde hij weer op straat.

Voor mij als arts voelden al die behandelingen zo zinloos. Soms dacht ik: we hadden hem beter direct dood kunnen laten gaan, in plaats van zo iemand te laat vermijdbare, peperdure en ergens ook zinloze behandelingen te geven. 

Er zijn honderden, zo niet duizenden Simons

Inmiddels heb ik zoals Simon: ongedocumenteerde mannen op leeftijd. Vaak zijn ze in de jaren zestig, zeventig of tachtig naar Nederland gekomen, toen dit nog relatief makkelijk ging. Of ze zijn kind van ongedocumenteerde migranten uit die tijd. 

Ze overleefden door zwart te werken, maar nu lukt dat ze niet meer, ook vanwege allerlei gezondheidsproblemen. Voor hen is er geen enkel vangnet. Konden ze vroeger nog aanspraak maken op voorzieningen zoals de nachtopvang, sinds is de toegang tot vrijwel alle publieke  

Het idee was: als je ongedocumenteerden uitsluit van alle voorzieningen, gaan ze vanzelf terug naar hun land van herkomst. In de praktijk gebeurt dat niet, Het is niet dat dat niet geprobeerd wordt. Maar wat we ook doen – vreemdelingendetentie, gedwongen uitzetting, zoeken naar ruimte voor legaal verblijf –, het werkt niet. 

Dus zijn die mannen hier, net als Simon, die om die reden altijd boos op me was. Hoe kon ik, als zijn arts, nu níét inzien dat dit leven zijn dood zou worden?

Hij zou gelijk krijgen, wist ik toen al. Al durfde ik dat nooit recht in zijn gezicht te zeggen.

Voor het systeem bestáán deze mensen niet

Hij werd vaak agressief als ik zei dat ik hem geen slaapplek kon bieden. Weigerde dan mijn kamer uit te gaan, in de hoop iets af te dwingen. Toch was ik nooit bang voor hem. Ik begreep zijn wanhoop en eenzaamheid, een heel klein beetje dan. Maar ik weet inmiddels dat ik niet zo veel voor mensen als hij kan doen: overal waar ik aanklop stuit ik op een gesloten deur. Voor het systeem bestáán deze mensen niet.

Na vijftien jaar neoliberale druk zijn we zo’n kloteland geworden dat je soms onmenselijk sterk moet zijn om te kunnen bestaan.

‘Maar wat nou als ik zwak ben?’ vroeg Simon.

‘Dan plak ik gewoon wat superdure pleisters op je, goed?’ antwoordde ik. ‘Voldoende om niet dood te gaan, maar absoluut onvoldoende om te leven.’

Ik coachte hem de ellende door. 

Zei dat hij in plaats van te klagen haar op zijn tanden moest krijgen om te overleven in de illegaliteit. Dat hij zich niet moest verzetten, maar zich moest overgeven aan de uitbuiting van zwart werk. En als hij na dagen dozen en kratten sjouwen voor 35 euro per dag verging van de pijn in zijn rug en nek, met al die ijzeren platen erin, dan zei ik dat dat vervelend voor hem was. En dan gaf ik hem een recept met sterke pijnstilling, zodat hij weer kon gaan sjouwen. 

Want niet werken betekende voor hem nog altijd niet eten.

Ik wees hem op relatief veilige plekken waar hij kon slapen, zoals bij de viaducten onder de A20, om de hoek bij mijn nieuwe huis. Gaf hem soms wat geld, schone kleren en een nieuwe telefoon. Maar bovenal gaf ik hem goede schoenen, om door te lopen op die keiharde stoepstenen van Rotterdam. 

Uiteindelijk werd hij zo ziek dat we het niet meer konden aanzien: we gaven hem een bedje in de Pauluskerk. 

Op een donderdag zei hij dat hij bang was om in een epileptisch insult eenzaam dood te gaan.

Twee dagen later gebeurde precies dat.