Geen werk? Geen bed
Vorige week stond ik rond half twaalf op een gure zomeravond op Den Haag Centraal. Terwijl ik op mijn tram wachtte en om me heen keek, bedacht ik dat er geen plek is die de stand van zaken in de samenleving zo goed weergeeft als het stationsgebied.
In nog geen tien minuten tijd werd ik door drie verschillende mannen in Oost-Europees Engels aangesproken. De manke wilde een sigaret, de verwarde vroeg om geld en de derde wilde hulp bij het aantrekken van zijn jas. Omwille van een ontwrichte arm lukte hem dat niet alleen.
Jasman en de manke kon ik verder helpen, de verwarde helaas niet. No cash, sorry.
No more work, no more house
In de tram kwam Jasman voor me zitten en hij bood me een lauwe halve liter Amstel aan. Ik bedankte vriendelijk: sinds ik geld heb en zelf niet zo vaak meer over straat zwerf, drink ik mijn bier koud – een van de kleine privileges die ik mezelf heb leren gunnen. Wel raakten we in een soort van gesprek.
De vele luidkeels uitgesproken fucks en shits waren helder en begrijpelijk, de rest was langsheen een rotte en een afgebroken voortand amper verstaanbaar. De tienermeisjes voor ons verplaatsten zich na de zoveelste fuck richting de achterkant van de tram. Ergens begreep ik hen wel.
Sinds de arm fucked was, had Jasman no more work. In het leven van een arbeidsmigrant valt er dan vaak heel veel weg.
Sectoren zoals de tuinbouw en logistiek teren vaak op arbeidsmigranten, die daar zwaar en ongeschoold werk verrichten. Niet zelden worden huisvesting, (zorg)verzekering en vervoer geregeld door het uitzendbureau waar ze ook hun arbeidscontract mee afsluiten. Verliezen ze plots hun werk – Oost-Europese arbeidsmigranten hebben vier keer zo veel kans om hun baan te verliezen als Nederlandse werknemers* –, dan verliezen ze plots ook hun woonst.
Als je dan geen sociaal vangnet hebt, de taal niet spreekt en je bent onvoldoende op de hoogte van je rechten, kom je al snel in een neerwaartse spiraal terecht. En zelfs een ‘veilig’ plekje in de daklozenopvang is lang geen zekerheid.
Zonder al te veel fantasie zou je de positie van arbeidsmigranten de legalisering van bestaansonzekerheid kunnen noemen.
De Westlandse arbeidsmarkt vind je op straat
Zowel Jasman als de manke en de verwarde behoren tot een – maatschappelijk bezien – relatief onzichtbare groep: de dakloze arbeidsmigrant.
In de traditionele ‘daklozentellingen’ worden zij – net als jongeren, werkende daklozen en vrouwen – vaak overgeslagen. Daarmee krijgen ze bovengemiddeld vaak niet de hulp waar ze recht op hebben. En niemand weet dus precies hoeveel dakloze arbeidsmigranten er zijn.
Hulporganisatie voor dakloze EU-migranten Stichting Barka gaat uit van zo’n 5.000 dakloze arbeidsmigranten in Nederland. Een andere graadmeter is het gebruik van de winteropvangregeling. Wanneer het vriest, is er geen bewijslast nodig om toegang tot de opvang te krijgen. De reguliere nachtopvang weigert ze toegang omdat ze vaak geen recht hebben op sociale bijstand.
Afgelopen winter bleek in Den Haag en Rotterdam ongeveer de helft van de dakloze mensen in de winteropvang arbeidsmigrant te zijn. Of Jasman tegenover mij tot ‘de gelukkigen’ behoort, weet ik niet. Onze tram houdt dan wel halt bij een nachtopvangcentrum, maar de eindhalte ligt aan een bosrijk gebied. Hoe dan ook verdwijnt hij voor velen van ons uit het zicht.
Want hoeveel je uiteindelijk meekrijgt van de problematiek rondom arbeidsmigratie hangt vaak af van waar je woont.
Omdat arbeidsmigranten vaak met vijf tot tien mensen in een portiekflat wonen, zoeken zij in hun vrije tijd massaal de buitenruimte op
Ik woon vlak bij de Haagse Transvaalbuurt: mijn huisarts, mijn favoriete markt en een van mijn stamkroegen bevinden zich midden in die wijk. De rotonde aan het einde van mijn straat is een oppikpunt voor veel van de duizenden arbeidsmigranten die dagelijks richting het Westland gaan om in de kassen te werken. Van de naar schatting 12.000 arbeidsmigranten die in het Westland werken, wonen er 4.500 binnen de Westlandse gemeentegrenzen.* De rest wijkt uit naar kwetsbare Haagse wijken, die daar nog kwetsbaarder door worden.
Wie wil weten wat ongereguleerde arbeidsmigratie met een wijk doet, raad ik aan om in het weekend het Kaapseplein te bezoeken. Omdat arbeidsmigranten vaak met vijf tot tien mensen in een portiekflat wonen, zoeken zij in hun vrije tijd massaal de buitenruimte op. En zoals een stationsgebied rond middernacht de stand van de samenleving weergeeft, geeft de Transvaalwijk in de ochtend de stand van de Westlandse arbeidsmarkt weer.
Door de koppeling van onzeker werk aan huisvesting van arbeidsmigranten kun je aan het aantal matrassen dat je aan de straathoeken vindt de volgende ontslagronde aflezen. Waar gaan zij nadien naartoe?
Het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, dat in opdracht van het kabinet voorstellen moest doen om de positie van arbeidsmigranten te verbeteren, kwam al in 2020 tot de volgende conclusie: arbeidsmigranten mogen niet langer als tweederangsburgers worden gezien.* Gemeente Den Haag ging met die aanbevelingen aan de slag, door bijvoorbeeld verscherping van het Haagse kamerbewoningsbeleid (verbod in kwetsbare wijken, hoge kwaliteitseisen aan vergunningen en meer toezicht) en meer en betere voorlichting.*
De ochtend na mijn ontmoeting met Jasman nam ik dezelfde tram terug naar Den Haag Centraal. Dit keer zat de manke bij me in de tram. Hij dronk Pools bier en viel enkele keren bijna van de trambank. De keurige dames die in zijn buurt zaten, hadden het er zichtbaar moeilijk mee. Eens uit de tram liep iedereen in een boog om de manke heen. Ik zag mijn vermoeden bevestigd: geen plek die de stand van de samenleving weergeeft als een stationsgebied.
Sindsdien draag ik terug cash bij me.