Op de Pridebarbecue van het asielzoekerscentrum in Amsterdam Nieuw-West wordt lekker hard muziek gespeeld.

De band bestaat uit bewoners en ex-bewoners van het azc en speelt opzwepende nummers met Midden-Oosterse klanken. Verschillende zangers wisselen elkaar af. Er wordt gezongen in talen die ik niet versta, maar toch ontroert het me.

Voor de band langs wordt een gedanst; een rij feestgangers beweegt zich stapvoets van rechts naar links. Azc-inwoners uit Syrië, Irak of Libanon – die deze volksdans van huis uit zullen kennen – slalommen voorbij, hand in hand met medebewoners van het Afrikaanse continent, uit Oost-Azië of Latijns-Amerika. Sommigen hebben regenboogvlaggetjes op hun wangen geschminkt. De man voorop, met een volle zwarte baard en een felrood T-shirt aan, zwaait uitgelaten met een witte zakdoek.

Op de Prideviering zijn zo’n tachtig bewoners afgekomen. Degenen die niet meedansen zitten in groepjes bij elkaar, op het met slingers versierde terras van de koffiebar waar de asielzoekers twee dagen per week baristatrainingen kunnen volgen. Hier en daar wurmen kinderen zich door het feestgedruis. De bewolkte lucht dreigt met een bui die elk moment kan losbarsten.

‘Ik denk dat sommige aanwezige bewoners niet eens zullen weten wat Pride precies inhoudt’, grapt Ronald Smallenburg, woordvoerder van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en een van de genodigden. ‘Maar volgens mij is dat niet zo erg. Dit feestje is in principe voor iedereen.’

Een mooie insteek. De Pridebarbecue, die dit jaar voor de vijfde keer georganiseerd wordt, is niet alleen bedoeld om lhbti+’ers in het azc een hart onder de riem te steken, maar ook om de overige bewoners te laten zien dat zij er mogen zijn, en dat er best een gezellig feestje met hen te bouwen is.

Wie de jolige dabke-rij aanschouwt, zou bijna denken: missie geslaagd.

De praktijk blijkt weerbarstiger. Homoseksuele, lesbische, biseksuele of transgender bewoners van de Nederlandse asielzoekerscentra vluchtten doorgaans uit landen waar homoliefde en gedrag tegen de gendermores in taboe en bij wet verboden zijn. Maar in de azc’s komen ze terecht in een overvraagd systeem, waarbinnen ze nauw moeten samenleven met asielzoekers die soms precies de vooroordelen koesteren waaraan ze juist willen ontsnappen. 

Zij zoeken in Nederland een nieuwe thuishaven, waar ze de angst en de schaamte die hun leven beheerste kunnen laten varen. Maar ook hier blijft het voor velen van hen lastig om over hun seksualiteit of genderidentiteit te praten, en jaren van aangeleerde stilte te doorbreken.

Geheime gevoelens, geen vrijheid

Op deze Amsterdamse opvanglocatie worden om en nabij zevenhonderd asielzoekers gehuisvest. In de meeste gevallen wonen zij in units van vier kamers met een gedeelde keuken en badkamer. Op elke kamer verblijf je met z’n tweeën. Soms dus met iemand die je niet kent, zeker als je hier zonder familie bent. 

Vier van de woonunits in dit Amsterdamse azc zijn speciaal voor lhbti+-bewoners ingericht. Tweeëndertig plekken dus, waar queer vluchtelingen enkel met andere lhbti’ers samenwonen. 

Farouk woont in zo’n ‘roze’ unit. Toch worstelt hij als homoman uit Egypte nog altijd met zichtbaarheid, vooral binnen het azc. Zo durft hij niet naar de Pridebarbecue te komen, uit angst dat andere bewoners hem als gay man zullen herkennen. Ik spreek hem uiteindelijk een week later.

Farouk kwam in 2019 naar Nederland, inmiddels heeft hij zijn verblijfsstatus. Hij vertelt dat zijn moeder waarschijnlijk altijd al wist dat hij ‘anders’ was. Maar thuis werd er nooit over gepraat: ‘Ik weet niet of ze überhaupt weet wat gay-zijn inhoudt. En dus leidde ik een dubbelleven in Egypte. Ik hield mijn gevoelens geheim, en had geen vrienden die ook lhbti+ waren. Het was fucking moeilijk.’

‘Dit uitzicht doet me denken aan materiaalcontainers. Het betekent dat ik vrij ben, maar geeft me ook het gevoel dat ik in de gevangenis zit. Het maakt me niet blij.’ – Farouk

Niet alleen landen met openlijke anti-lhbti+-wetgeving zijn onveilig voor queer personen, vertelt Dora. Momenteel doorloopt ze haar derde asielprocedure; omdat Duitsland verantwoordelijk was voor haar asiel, werd haar verzoek in Nederland tweemaal eerder afgewezen. Net als Farouk was ze niet bij de Prideviering, in haar geval vooral uit vrees voor een nat pak. Wel hielp ze in de voorbereiding met het benaderen van asielopvanglocaties buiten Amsterdam, om hun lhbti+-bewoners uit te nodigen.

‘Ik ben officieel niet ontslagen om mijn trans verleden; wettelijk gezien kan dat niet in Armenië. Maar van de ene op de andere dag praatte niemand meer tegen me’

Voor haar komst naar Nederland – eveneens in 2019 – werkte Dora als medisch bioloog. Maar nadat collega’s erachter kwamen dat ze betrokken was bij het activisme voor de transgender gemeenschap, moest ze gedwongen ontslag nemen: ‘Ik ben officieel niet ontslagen om mijn trans verleden; wettelijk gezien kan dat niet in Armenië. Maar van de ene op de andere dag praatte niemand meer tegen me.’ Ook werd ze bedreigd. ‘Bij een ander lab brak brand uit, vanwege een ongeluk’, vertelt ze. Toen werd er tegen mij gezegd dat er binnenkort ook zo’n “ongeluk” in mijn lab zou gebeuren. Vanaf dat moment wist ik: mijn leven hier heeft geen zin meer.’ 

Dora’s familieleden wisten van haar transitie, maar toen het in bredere kring bekend werd, veinsden ze verbazing. Alleen met haar moeder heeft ze nog contact. ‘Ze denkt dat ik ooit weer terug zal veranderen’, aldus Dora. ‘Dat alles weer “normaal” zal worden. Ik zorg altijd dat ik haar niet FaceTime. Ik wil haar niet in de war maken. Ze is al oud, en ik wil geen gezondheidsproblemen veroorzaken. Maar ik kan ook niet zonder haar.’

Ook voor Farouk is familie ondanks alles nog steeds erg belangrijk. Dat was de belangrijkste reden voor de diepe geheimhouding rondom zijn geaardheid: ‘Op de universiteit zag ik weleens mensen die out waren, die het niet kon schelen dat mensen het wisten. Maar ik was bang om mijn familie kwijt te raken. Ze vragen me nog steeds af en toe waarom ik naar Europa gegaan ben. Ze denken dat ik een goed leven had in Egypte. Maar ze de echte reden vertellen is een te groot risico.’

Vrij om jezelf te zijn, maar wel buiten het azc

Eenmaal in Nederland was het in eerste instantie niet veel beter, zowel voor Farouk als voor Dora. ‘Ik had het zo lang verborgen gehouden, dat ik het gewoon niet kon zeggen’, vertelt hij. ‘Ik had ook mentale problemen, was depressief. Pas na een aantal gesprekken met een psychiater heb ik er voor het eerst openlijk over durven praten. Die heeft me uiteindelijk aangespoord om het ook bij de IND te vertellen.’

In eerste instantie was de IND sceptisch: Farouk: ‘Ze wilden weten waarom ik het niet eerder had gezegd. “Je bent toch hoogopgeleid”, zeiden ze, “waarom heb je niet meer over je leven in Egypte verteld?” Ze leken niet te begrijpen dat sommige mensen vrij zijn om hun leven te delen, terwijl anderen met veel schaamte zitten. Ook vroegen ze heel gevoelige dingen, over hoe het was toen ik klein was bijvoorbeeld. Het was zwaar om daaraan herinnerd te worden.’

Inmiddels voelt Farouk zich vrijer om zichzelf te zijn, maar wel buiten het azc. ‘Ik heb veel gay vrienden, voel me onderdeel van de community. Het voelt amazing om het gevoel te hebben dat ik eindelijk kan doen wat ik wil. Maar binnen het azc zie ik dat sommige mensen die out zijn veel met homofobie te maken krijgen.’

Ook Dora ervaart dat. Vooral toen ze een relatie kreeg met een andere bewoner werden zij en haar vriend lastiggevallen: ‘Hij is Arabisch, en de andere bewoners uit die gemeenschap keken neer op ons samenzijn. Het is haram volgens hen, zondig. En dus spuugden ze voor onze voeten als we langsliepen, ze scholden hem uit en bedreigden ons. Mijn vriend raakte volledig geïsoleerd, hij kwam nauwelijks nog van zijn kamer. Toen we hoorden dat iemand hem wilde neersteken, heb ik een overplaatsing aangevraagd. Zo zijn we in Amsterdam terechtgekomen.’

‘Dit zijn de sleutels van mijn lab. In Armenië werkte ik als medisch bioloog. Het is het enige wat ik heb meegenomen toen ik naar Nederland kwam.’ – Dora

Gek genoeg maakte de plaatsing in een aparte lhbti+-unit de situatie voor Dora en haar vriend niet beter, maar erger. ‘De units zijn goed, omdat je kan samenleven met mensen die je accepteren’, vertelt ze. ‘Maar in ons geval werd het juist onveiliger. Met name mijn vriend werd een doelwit, omdat hij met mij samenwoonde.’ 

In het Amsterdamse azc wonen ze in een gewone familie-unit. ‘Dat gaat heel goed,’ zegt Dora, ‘iedereen accepteert ons daar. Maar de vraag is hoelang we hier kunnen blijven. Het COA kan elk moment besluiten dat je overgeplaatst wordt naar een andere locatie. Maar als je zelf een overplaatsing nodig hebt, bijvoorbeeld omdat je niet veilig bent, dan kan het ineens niet, of duurt het heel lang. Ze behandelen je als een nummer.’

‘De badruimtes zijn gedeeld en er is weinig privacy. Het viel me op dat vrouwen hier weinig aan uiterlijke verzorging doen. Vandaar dat ik er een ritueel van heb gemaakt om elke dag mijn haar te doen. Het helpt me om me goed te voelen. Ik probeer de andere vrouwen er ook bij te betrekken. Dan doen we elkaars haar of make-up en kletsen we.’ – Dora

Moeilijk aarden

Dat constante gesleep met azc-bewoners is een klacht die ik meer hoor. In principe geldt dat natuurlijk voor elke asielzoeker: als ontheemde groep is het moeilijk aarden wanneer je elk moment te horen kunt krijgen dat je overgeplaatst wordt. Toch: voor lhbti+-bewoners is deze onzekerheid extra stressvol. Het kan betekenen dat je van de ene op de andere dag een relatief veilige plek moet verruilen voor een plek waar dat nog maar de vraag is.

Farouk werd in vier jaar tijd zeven keer overgeplaatst, Dora grapt dat ze in meer steden heeft gewoond dan veel Nederlanders. En ook op de barbecue noemt elke azc-bewoner en medewerker die ik spreek het als een groot probleem.

Het verschilt per opvanglocatie hoe goed deze is ingericht op de opvang van de lhbti+-gemeenschap

Het COA streeft ernaar het aantal verhuizingen van asielzoekers te beperken. Maar met de huidige druk op het opvangsysteem is dat een buitengewoon lastige opgave. In het kader van hun procedure moeten ze sowieso altijd een paar keer verhuizen, van ontvangstlocatie naar proceslocatie naar asielzoekerscentrum. Maar als opvanglocaties sluiten, bijvoorbeeld omdat overeenkomsten met gemeenten aflopen, is verhuizen vaker nodig. Hoe vaak asielzoekers gemiddeld van opvanglocatie moeten wisselen, wordt niet bijgehouden.

Bovendien verschilt per opvanglocatie hoe goed deze is ingericht op de opvang van de lhbti+-gemeenschap. Niet elke opvanglocatie heeft bijvoorbeeld aparte ‘roze’ units. maar zijn dit niet verplicht. En ook is het voor azc’s niet wettelijk verplicht om een zogenoemde ‘contactpersoon’ lhbti+ aan te stellen, een medewerker die meer kennis heeft over hun precaire situatie en noden.

Deels wreken zich hier de enorme capaciteitsproblemen waar het COA momenteel mee kampt. De toestroom van vluchtelingen is hoog en de opschaling loopt stroef, vanwege een krappe arbeidsmarkt, maar ook vanwege politieke verdeeldheid op het asiel- en migratiethema. Waar drie jaar geleden haast elke opvanglocatie een contactpersoon voor lhbti+-bewoners had, is dat onder de huidige omstandigheden onmogelijk te garanderen.

Het uitblijven van robuuste oplossingen op politiek niveau, zoals de omstreden spreidingswet, tarten de menswaardigheid van de opvang en de mogelijkheid om maatwerk te bieden. En laat dat laatste nou juist voor kwetsbare groepen als lhbti+-vluchtelingen zo enorm belangrijk zijn.

Dringen voor de deur 

Op de barbecue barst de bui die in de lucht hing los. De spiesjes met vlees en groenten worden op schalen de koffiebar binnengedragen, de droogte in. Voor de deur vormt zich een lange rij. Per vijf mogen bewoners naar binnen om een bordje te halen. De rest staat te dringen in de druppende regen.

Het is gek, maar ineens voelt het minder als een feestje, en meer als hoe het azc er in mijn bevooroordeelde gedachten uitzag. Een plek waar constant geduldig op je beurt wachten de voornaamste prijs voor overleven is.

Lhbti+-vluchtelingen vormen een van de precairste smaldelen van een toch al kwetsbare groep – een groep waarvoor gerichte hulp en steun van locatie tot locatie verschilt. Én een groep die extra wordt geraakt door het huidige gebakkelei over asiel in Den Haag.

Farouk is inmiddels begonnen aan zijn inburgering. Hij leert Nederlands en wacht totdat hij een huis toegewezen krijgt. Dora moet nog verblijfsstatus krijgen. Maar ondertussen doet ze vrijwilligerswerk voor Choices Support Centre (een stichting die lhbti+-vluchtelingen ondersteunt), en werkt ze aan een onderzoek naar hoe het COA asielzoekers beter kan helpen.

‘Ik krijg er energie van om anderen te helpen’, vertelt ze. ‘Ik ben een sterk mens, en houd wel van een uitdaging. Ik probeer moeilijke situaties altijd vanuit een positieve blik te bekijken.’

Voor dit verhaal voerde ik naast de geciteerde interviews uitgebreide achtergrondgesprekken met Bob van der Laan (aandachtsfunctionaris lhbti+ van het Amsterdamse azc, en organisator van de Pridebarbecue), Judith van der Laar (regiomanager en landelijk manager bijzondere opvang van COA) en Ronald Smallenburg (woordvoerder COA).

Om privacyredenen is de naam van Farouk gefingeerd.

Lees verder

Hoe je wél onderzoek doet naar trans mensen Vandaag verschijnt een belangrijk rapport over de stijgende en veranderende zorgvraag van transgender mensen. De bijzondere aanpak van de onderzoekers – van wie sommigen zélf trans zijn – laat zien wat toekomstig genderonderzoek nodig heeft: hersenen, maar óók hart. Ga naar dit artikel