En dan nu een impopulaire boodschap: soms is niet minder, maar meer marktwerking de weg voorwaarts

Robert Dur
Gastcorrespondent Economie
Foto door beeldredacteur Veerle van Herk

‘De markt’ en ‘marktwerking’ zijn voor veel politieke partijen de favoriete boosdoeners voor allerlei maatschappelijke misstanden – en niet helemaal onterecht. Maar de kritiek slaat soms door en wordt een gevaarlijk sentiment. In deze nieuwe Onbeperkt Economisch: waarom juist meer marktwerking van Nederland een mooier land kan maken.

Marktwerking.

Nee, veel warme gevoelens wekt het woord niet op, hè?

In politiek Den Haag is het in elk geval iets geworden waarvan partijen – en vermoedelijk stemmers – vooral minder willen. Marktwerking leidde tot een zorginfarct, marktwerking maakte het openbaar vervoer stuk, marktwerking veroorzaakte de wooncrisis. In de verkiezingscampagnes zul je de komende tijd nog vaak genoeg horen over marktwerking – en niet in positieve zin.

Natuurlijk: in dergelijke klachten zit zeker iets. Soms zelfs veel. Maar het gemak waarmee marktwerking als boosdoener voor van alles en nog wat wordt gecast, baart me zorgen. Als marktwerking zo in een hoekje wordt gezet, als het concept besmet raakt en daardoor onbruikbaar wordt, dan geeft de politiek een nuttig instrument uit handen.

Want: betere werking van markten (inderdaad: meer marktwerking) kan de wereld juist veel goeds brengen. Sterker: de misstanden waar critici van marktwerking zich terecht over opwinden, zijn voor een deel een gevolg van te weinig marktwerking. De macht en rijkdom van bedrijven ten opzichte van consumenten, bijvoorbeeld. 

Hoe kan dat beter?

Waarom en wanneer de markt in theorie niet/wel werkt

Eerst even de legitieme klachten.

Markten kunnen grandioos falen. Ze kunnen mensen aanzetten tot het kopen van spullen waar ze niets aan hebben of aan verslaafd raken (denk aan sigaretten en gokautomaten). Ze zetten geen rem op productie waar anderen last van hebben of die het klimaat verandert (denk aan de overdaad aan plastic en CO2-uitstoot). Ze kunnen leiden tot enorme ongelijkheid in inkomen en vermogen.

Allemaal problemen die de markt niet oplost en waarvoor we – terecht – naar de overheid kijken. Die moet met regelgeving, belastingen, subsidies en overheidsproductie problemen oplossen waar de markt faalt.

Maar markten brengen ook veel goeds. Op markten komen vraag en aanbod samen en ontstaat een prijs. Is er veel vraag naar een product, maar weinig aanbod, dan is de prijs hoog. De hoge prijs maakt het profijtelijk voor bedrijven om meer te gaan produceren. Bij goed werkende markten zullen er ook nieuwe bedrijven op de markt komen die het product gaan maken.

Gevolg: het extra aanbod drukt de prijs. Dit gaat zo door totdat het bedrijf een ‘normale’ winst overhoudt als vergoeding voor ondernemingsrisico. Op deze manier zorgen markten voor de ‘juiste’ hoeveelheid aanbod van talloze producten tegen een redelijke prijs. Belangrijk om te benadrukken: daar kan geen overheid tegenop.

Het klassieke voorbeeld van het succes van marktwerking is het potlood van de econoom Milton Friedman. Als je er bij stilstaat, is het een klein wonder dat een potlood voor een paar dubbeltjes in de winkel te koop is. Het is gemaakt door samenwerking tussen vele mensen uit veel verschillende landen die elkaar niet eens kennen. De vrije markt en het prijsmechanisme heeft de samenwerking tot stand gebracht, niet een of andere planner. Er is ook geen chronisch tekort of overschot aan potloden, ondanks dat niemand dat zo plant.

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Milton Friedman over marktwonder numero uno: het potlood.

Alleen: als de markt zijn magische werk wil doen, dan is wel concurrentie nodig. Concurrentie tussen bedrijven zorgt ervoor dat wij – consumenten en werknemers – wat te kiezen hebben. Bedrijven die te hoge prijzen rekenen of slechte producten maken, laten we links liggen. In plaats daarvan kopen we bij concurrenten met een beter aanbod. Bedrijven die lage lonen betalen of slechte arbeidsomstandigheden bieden, hebben het moeilijk om personeel aan te trekken. Vroeg of laat gaan zulke bedrijven op de fles, ten gunste van bedrijven die een beter aanbod doen aan consumenten en werknemers.

Zo luidt de klassieke markttheorie – tenminste: bij voldoende concurrentie.

Waarom de markt in de praktijk matig werkt (er is te weinig concurrentie in Nederland)

Nu de vraag: is die concurrentie er voldoende in Nederland?

Antwoord: nee.

In de praktijk hebben consumenten en werknemers in de Nederlandse markteconomie lang niet altijd zo veel te kiezen. Niet iedereen heeft de werkgevers voor het uitzoeken. En voor sommige producten kunnen we bijna niet om een of enkele aanbieders heen.

In de supermarkt is er volop keus tussen verschillende merken, maar vaak komen ze van dezelfde fabrikant, Bij de banken is er voor de consument wel keus, maar overstappen is tijdrovend, omdat overstappen betekent dat je een nieuw rekeningnummer krijgt – met alle gedoe van dien.

Er zijn aanwijzingen dat de concurrentie tussen bedrijven in Nederland de afgelopen jaren afneemt. Paul de Bijl, hoofdeconoom van de Autoriteit Consument & Markt (ACM), van een sluipenderwijs toenemende marktmacht van bedrijven.

Precies hoe dat komt en precies waar je dat ziet is niet altijd makkelijk te zeggen. Als ik er meer over te weten kom, laat ik dat hier weten, en ik ben blij met alle suggesties op dit terrein. Maar laten we aannemen dat de ACM gelijk heeft: wat zijn dan de consequenties en wat kunnen we daaraan doen?

De kosten van te weinig marktwerking: uitbuiting, graaiflatie, ongelijkheid

Om met de consequenties te beginnen: de Amerikaanse president Joe Biden het goed. ‘Kapitalisme zonder concurrentie is geen kapitalisme; het is uitbuiting.’

Machtige bedrijven rekenen ons hoge prijzen en betalen lage lonen, want ze weten dat we weinig keus hebben. Hoge prijzen en lage lonen vertalen zich in hoge winsten, ten gunste van de aandeelhouders, die vaak al relatief rijk zijn. is de term die je misschien hebt gehoord.) Gebrek aan concurrentie leidt op deze manier tot grotere inkomensongelijkheid. Betere producten krijg je zo ook niet.

Geen wonder dat overheden een scherp oog houden op de concurrentie op markten. Of, beter gezegd, zouden moeten houden, want met het toezicht op de concurrentie gaat het niet goed in Nederland – volgens de Nederlandse waakhond op de markt.

In een recent blog De Bijl, van de waakhond Autoriteit Consument & Markt, dat het toezicht op de concurrentie in Nederland ‘weliswaar groot geworden is, maar daarmee nog niet volwassen’. Dat is een nogal keurige manier om te zeggen dat we met een behoorlijk groot probleem zitten. Volgens De Bijl heeft de ACM te weinig mogelijkheden om de marktmacht van bedrijven te breken, waardoor de markt haar heilzame werk niet altijd kan doen.

Als we marktwerking demoniseren, laten we een belangrijk instrument voor meer gelijkheid links liggen

Hoe kan dit beter? We kunnen daarvoor inspiratie opdoen in onder meer Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de VS, waar de afgelopen jaren al is gewerkt aan het versterken van het toezicht op concurrentie in reactie op toenemende marktmacht van bedrijven.

Het gaat dan bijvoorbeeld over het afdwingen van meer transparantie van prijzen en productvoorwaarden, zodat consumenten het aanbod van verschillende bedrijven makkelijker kunnen vergelijken. Of over het vereenvoudigen van overstappen van het ene naar het andere bedrijf (bijvoorbeeld bij banken, verzekeraars, energiebedrijven), of, tot het opbreken van machtige bedrijven.

Ook de Tilburgse hoogleraar Eric van Damme, een vooraanstaand expert in Nederland op het gebied van marktwerking, dat misbruik van marktmacht door bedrijven in Nederland op dit moment is. Hoewel de wetgeving duidelijk is (misbruik van marktmacht door bedrijven is verboden), is het bewijzen van misbruik in de praktijk erg moeilijk.

Hoe we dat weten? In de laatste 25 jaar legde de ACM verscheidene boetes op voor misbruik van marktmacht, maar geen daarvan hield stand voor de rechter, op slechts Op zo’n manier is een waakhond nogal tandeloos.

Van Damme pleit daarom voor een wetswijziging: een lichtere bewijslast waarin de toezichthouder misbruik van marktmacht door bedrijven ‘aannemelijk’ moet maken in plaats van ‘buiten elke redelijke twijfel’, zoals nu het geval is. In het is zelfs voor een omkering van de bewijslast in sommige zaken, bijvoorbeeld waar het gaat over fusies en overnames. Bedrijven moeten dan aannemelijk maken dat na een fusie de concurrentie op de markt intact blijft, anders gaat de fusie niet door.

'Verlaag de bewijslast voor misbruik van marktmacht!'

Het verbeteren van de werking van markten is waarschijnlijk geen populair verkiezingsitem in een tijd waarin marktwerking door veel partijen – en met name de progressieve partijen – wordt gezien als iets dat een probleem is in plaats van een oplossing. En zelfs als het dat wel zou zijn: Verlaag de bewijslast voor misbruik van marktmacht! is geen geweldige tekst voor op een flyer.

Een goed idee is het wel. Als we marktwerking demoniseren, laten we een belangrijk instrument voor meer gelijkheid links liggen. Betere werking van markten bevoordeelt consumenten en werknemers ten koste van machtige bedrijven. Inderdaad: het zou juist progressieve partijen moeten aanspreken.