Voetbal is oneerlijker dan ooit. De bal ligt nu bij de rechter

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
De Noorse spits Erling Braut Haaland nadat Manchester City in 2023 voor de derde keer achtereen de Premier League won. Het succes op het veld heeft ook het imago van het team versterkt en 'City' werd het Premier League-team met de hoogste merkwaarde in 2022. Beeld: OLI SCARFF/AFP

Grote voetbalclubs uit grote landen winnen vaker en slepen veel meer geld binnen. Waardoor ze meer winnen en nóg meer geld binnenslepen. Eerlijk? Nee. Daarom stapt een grote club uit een klein land nu naar de rechter. De inzet: een gelijk speelveld voor iedereen.

Stel, je bent een ingenieur.

Stel, je hebt een geweldig idee om een nieuwe machine te maken.

En stel, je krijgt collega-ingenieurs enthousiast, je weet dat tal van mensen jullie machine willen kopen en investeerders lopen de deur plat om in jouw nieuwe bedrijf te investeren.

Niets zou je nog in de weg staan om de wereld te veroveren of te verbeteren. Maar dan schuift je juridisch adviseur je een stapeltje papieren onder de neus: de wet. En de wet zegt een heleboel vervelende dingen.

Bijvoorbeeld dat investeerders je slechts zeer beperkt geld kunnen toestoppen.

De wet zegt ook dat eenderde van je werknemers geboren moet zijn in de driehoek Tilburg-Den Bosch-Eindhoven.

En, het ergst van allemaal, volgens de wet mag je je wondermachine alleen verkopen aan Noord-Brabantse bedrijven.

Maar er is binnen de wet wel een kleine troostprijs. Eens per jaar, als je in de regio meer machines hebt verkocht dan al je concurrenten, mag je de machines op een speciale jaarlijkse beurs aan de rest van de wereld aanbieden. Alleen blijkt dan, als je daar drie jaar later verschijnt, dat je een duurdere en slechtere machine hebt gemaakt dan je concurrenten uit Duitsland, de Verenigde Staten en China.

Wat niet zo gek is natuurlijk, want ze hadden al die tijd meer geld, meer kopers, en betere werknemers ter beschikking dan jij, en konden hun machines verder perfectioneren.

De vreemde wetten die in het voetbal doodgewoon zijn

Een absurde wereld, toch?

ASML, de chipmachinefabrikant uit Veldhoven, zou zo nooit het Nederlandse bedrijf zijn en deze wereld zou slechter af zijn geweest. Gelukkig leven we daar niet: ASML kan zijn machines verkopen Maar er bestaat wel een wereld waarin deze absurde fictie realiteit is: het voetbal. De Europese voetbalbond UEFA en de nationale voetbalbonden, de overheden van het voetbal, leggen allerlei beperkingen op aan clubs.

Ga maar na.

Voetbalclubs vrijwel al hun wedstrijden binnen hun eigen landsgrenzen te spelen, in hun nationale competities. Anders gezegd: ze mogen hun producten vrijwel uitsluitend in eigen land verkopen. Dat is niet zo’n probleem als je een club in een groot land bent. Grote landen hebben meer fans die geld over hebben om naar wedstrijden te komen kijken, of die op televisie te zien – de grootste inkomstenbron van voetbalclubs.

Size matters: clubs verkopen gezamenlijk de rechten voor het uitzenden van hun wedstrijden, en 83 miljoen Duitsers kunnen veel meer geld betalen om naar de Bundesliga te kijken dan 17 miljoen Nederlanders voor de Eredivisie. Clubs uit grote landen zijn daardoor rijker en kunnen betere spelers kopen. Een club uit een klein land staat aan het begin van de wedstrijd al

Voetbalclubs een flink deel van hun selectie bovendien laten bestaan uit spelers uit eigen land. Ook dat is voor een club uit een groot land niet zo’n probleem want een groot land heeft zat talentvolle voetballers. Maar kleinere clubs in kleinere landen hebben minder keuze en zullen het dus moeten doen met een aantal Suboptimaal als je wil winnen van clubs uit grote landen.

Dit alles zou nog te overwinnen kunnen zijn met een fijne geldschieter. Maar daar volgt alweer een nieuwe beperking: voetbalclubs mogen slechts geld aannemen. Elon Musk zou van, zeg, Almere City makkelijk een topclub kunnen maken door de beste spelers naar Almere te lokken. Maar Musk mag zijn geld volgens de voetbalreglementen slechts zeer beperkt in de club stoppen.

Mocht een club uit een klein land ondanks deze beperkingen toch geweldig presteren, dan wordt die club voor dat wonder financieel nauwelijks beloond. Clubs uit kleine landen die in de Champions League beter presteren dan clubs uit grote landen, krijgen van de UEFA desondanks minder prijzengeld. Voor de helderheid nog een keer: zelfs als ze beter presteren krijgen ze prijzengeld.

De rechtvaardiging van de UEFA voor deze verdeelsleutel? De grootte van de landen van de clubs. De UEFA geeft meer geld aan clubs uit grote landen omdat er meer mensen uit grote landen dan mensen uit kleine landen naar de Champions League kijken. Een verdienste is dat niet, maar de clubs van grote landen profiteren er niet minder van. De kans dat ze verliezen van een club uit een klein land

Tel het allemaal op, en je ziet een klassiek voorbeeld van wat sociologen Merton en Zuckerman het doopten: de rijken worden rijker, de armen armer. Groot land = meer kijkers = meer geld = betere spelers = meer kijkers, etc. En: klein land = minder kijkers = minder geld = minder goede spelers = minder kijkers, etc.

Hoe televisie en wetten het voetbal kapotmaakten

Ooit was het anders.

Tot in de jaren negentig van de vorige eeuw maakten tal van ploegen uit kleine landen kans tegen de beste ploegen uit grotere landen. PSV (1988), Ajax (1995), Steaua Boekarest (1986), FC Porto (1987 en 2004) en Rode Ster Belgrado (1991) wonnen zelfs – de hoogste prijs in het Europese voetbal. Waarom nu niet meer?

Omdat de inkomstenbronnen van clubs veranderden.

Clubs verdienden tot de jaren negentig hun geld vooral met het verkopen van entreekaartjes voor het stadion. Sommige clubs waren populairder dan andere, het was niet zo simpel voor Real om die populariteit te gelde te maken. Ook al wilden er meer mensen naar, bijvoorbeeld, Real Madrid dan naar Rode Ster Belgrado, het stadion was op een zeker moment vol. De verschillen tussen clubs waren dus nog te overzien.

Opeens konden miljoenen mensen in de huiskamer naar Real kijken. Of beter: naar de Spaanse competitie. Competities verkochten collectief hun uitzendrechten aan tv-zenders; de clubs deelden de opbrengsten onderling. Hoe groter het land, hoe meer betalende kijkers, En dat geld konden clubs vrijelijk besteden aan spelers, dankzij een tweede ontwikkeling.

Een club die niks te verliezen heeft (omdat het toch niets kan winnen) besloot zijn geografische lot niet meer te accepteren

In 1995 oordeelde het Europese Hof dat het toenmalige verbod om meer dan drie buitenlandse spelers op het veld te hebben was. Na die uitspraak konden clubs ) kopen en opstellen wie ze wilden. En dat deden ze ook. De beste spelers trokken naar de plekken waar ze het meeste salaris konden krijgen – bij de clubs uit de grootste landen, die dankzij de vele televisiekijkers het rijkste waren, en zodoende het succesvolst werden.

Zo kwam het huidige voetbal tot stand. Met een arbeidsmarkt die grotendeels vrij is – je nationaliteit als speler beperkt je nog maar nauwelijks. Belgische, Poolse, Georgische, Welshe, Noorse en Nederlandse spelen bij de beste clubs ter wereld; in personeelsbestanden die zo divers zijn als maar kan. En met een productiemarkt – de markt voor de teams, die het ‘product’ voetbal ‘maken’ – die grotendeels is gebonden aan nationale grenzen.

En met het huidige oligopolie als gevolg. Een club kan alleen nog maar dromen van ultiem succes als deze uit Spanje, Duitsland, Italië of Frankrijk Clubs (en fans) uit andere landen, clubs met net zo veel lokale fans en sponsoren als hun concurrenten uit grote landen, zullen daarentegen hun potentieel nooit kunnen – en er is veel onbenutte potentie.

Dinamo Zagreb, AIK uit Stockholm, FC Kopenhagen, Celtic en Rangers uit Glasgow, Anderlecht uit Brussel, Rapid Wien, Ferencvaros uit Budapest, Legia Warschau, Sparta Praag, de Nederlandse, de Portugese, de Turkse en Griekse – kwartjes met mogelijkheden die Zonde? Ja. Oneerlijk? Zeker. Onacceptabel? Zou je zeggen. Toch heeft geen enkele club de spelregels van de UEFA aangevochten.

Tot vorig jaar. Toen besloot een kleine voetbalclub uit een van de kleinste lidstaten van de UEFA, een club die niks te verliezen heeft omdat het toch niets kan winnen, zijn geografische lot niet meer te accepteren.

Het kleine Luxemburgse clubje dat zich verzet tegen de boze buitenwereld

Van Swift Hesperange heb je vermoedelijk nog nooit gehoord.

Dat is niet zo gek, want het grootste deel van zijn lange bestaan was Swift zelfs in zijn thuisland – Luxemburg – zonder succes. Ook dat is logisch, want een club uit een dorp met 12.000 inwoners (Hesperange) zal het niet snel winnen van clubs uit metropolen als Differdange (20.000 inwoners) of Esch (30.000).

Recent kwam daar verandering in. Swift werd in 2019 eigendom van de Luxemburgse vastgoedmiljardair Flavio Becca. Becca kon Hesperange iets van geld toestoppen, genoeg zelfs om de club voor het eerst kampioen van Luxemburg te maken. Maar zoals gezegd: daar zit een limiet op. De UEFA-spelregels verbieden dat een suikeroom als Becca serieus geld op de rekening van de club zet.

En dus zit Swift al tegen de grenzen van zijn groei aan. Misschien zullen wel iets meer Luxemburgers een kaartje willen kopen voor het tegenwoordig iets sterkere Swift. En misschien zal een sponsor daarom net wat meer geld willen betalen om zich met de club te associëren. Maar dat is het dan ook. Want televisiekijkers – die grote bron van voetbalinkomsten – die zijn er niet.

De 640.000 Luxemburgers hebben zo weinig interesse in hun versie van de Eredivisie (de BGL Ligue), dat de Luxemburgse competitie niet eens live op tv En geef de Luxemburgers maar eens ongelijk: wie wil er nu kijken naar, ik noem maar iets, Swift Hesperange-Dudelange, als je tegelijkertijd ook naar de veel sterkere Belgische, Duitse of Franse competities kunt kijken?

Het is alsof je voor een Ferrari betaalt om in een Daihatsu te rijden. Zelfs wie eigenlijk moet kijken naar Luxemburgs voetbal kijkt niet naar Luxemburgs voetbal. ‘Als er gelijktijdig Champions League op televisie is, komen vertegenwoordigers van de Luxemburgse voetbalbond niet eens naar onze competitiewedstrijden kijken’, Becca in een fraai stuk in NRC.

Het mechanisme is simpel. Als niemand naar Swift wil kijken, zal Swift nooit veel geld verdienen. En als Swift nooit veel geld gaat verdienen, zal het nooit betere spelers kunnen kopen. Terwijl er genoeg voetbalmaffe Luxemburgers zijn om minimaal een team te ondersteunen dat zich kan meten met de Europese subtop.

Waarom zou Swift geen eigen competitie kunnen opzetten, met clubs uit andere kleine landen, ter vervanging van de eigen competitie?

En dus startte Swift een rechtszaak tegen de UEFA en de Luxemburgse voetbalbond. (Formeel verzocht de club het Luxemburgse gerechtshof om haar klacht te verwijzen naar het Europese Hof van Justitie, omdat het een beroep doet op Europese wetten.) In zijn aan het Hof stelt Swift ‘dat de regels ons doemen voor altijd een micro-onderneming te blijven’.

Volgens Swift Hesperange schenden de regels van de UEFA en de Luxemburgse voetbalbond een aantal fundamentele regels van de Europese Unie: het vrije verkeer van geld, het vrije verkeer van werknemers, het vrije verkeer van goederen (voetbalwedstrijden) en het mededingingsrecht. Waarom zou een voetbalclub zijn goederen niet kunnen verkopen buiten de landsgrenzen?

Specifieker: waarom zou Swift niet in de Belgische of Duitse competitie mee mogen doen? Als Swift bijvoorbeeld in de Duitse competitie zou kunnen meedoen, zou het profiteren van het geld van die 83 miljoen potentiële tv-kijkers, zoals Duitse clubs Of – als dat niet kan – waarom zou Swift geen eigen competitie kunnen opzetten, met clubs uit andere kleine landen, ter vervanging van de eigen competitie?

Als je kleine landen samenvoegt, krijg je een groot ‘land’, met veel kijkers en dus betalers, en dat biedt ook een kans om te groeien. De kampioen van deze competitie kan met meer geld ten strijde trekken tegen clubs uit grote landen, en aanspraak maken op het prijzengeld van de Champions League – en dus nog verder groeien.

Clubs uit kleinere landen praten al langer over ‘BeNeLiga’s’ en ‘Atlantische’ competities, maar los van het feit dat ze onderling moeilijk tot overeenstemming komen, stuiten ze ook op de UEFA en haar voor nieuwe competities. Zo’n transnationale competitie, de UEFA, mag de nationale competities niet in gevaar brengen.

Maar ja: dat is natuurlijk precies de bedoeling.

De vraag is: hoe bovenwettelijk is het voetbal?

Gaat Swift Hesperange ooit kans maken hogerop te komen?

Ook als het Luxemburgse Hof de zaak al doorverwijst naar het Europese Hof, iets dat Swifts advocaat Jean-Louis Dupont nog negen maanden duurt, dan zien juristen het voor Swift. Eerdere uitspraken van het Hof in sportzaken wijzen erop dat rechters en de Europese Commissie als voor het organiseren van sport respecteren.

Als er een weg is voor Swift, dan zal het een lange weg zijn. Een begin is er, mogelijk, op 21 december, als het Europese Hof van Justitie uitspraak doet in enkele verwante rechtszaken. De uitspraken in die zaken hebben de potentie om het voetbal

Van die zaken is die van de Super League tegen de UEFA de belangrijkste. De Super League is een groep topclubs – onder andere Real Madrid, Barcelona, Juventus, Liverpool, Manchester United – die twee jaar geleden een eigen competitie wilden beginnen. De UEFA vetode de Super League; de Super League dagvaardde de UEFA. Want wat geeft de UEFA het recht om een nieuwe competitie te verbieden?

De UEFA, stellen zij, misbruikt zijn macht. De UEFA is zowel toezichthouder op, als organisator van voetbalcompetities, zoals de zeer lucratieve Champions League. Waarom mag UEFA concurrerende competities uitsluiten? Volgens simpel mededingingsrecht mag dat niet. Maar ja: is sport niet een apart, ‘ander’, niet-economisch domein waarin aparte, andere spelregels gelden dan de gewone Europese wetten?

Tot op zekere hoogte wel, stelden rechters Het is bijvoorbeeld redelijk dat spelers niet continu van club kunnen wisselen, omdat dat competities vervalst. Het is gek, maar toch dat de Eredivisie achttien teams telt, en de Belgische ProLeague slechts zestien. Allerlei regels in de sport zijn, gezien door een juridische lens, – en toch volstrekt acceptabel.

De vraag die de Super League-zaak moet beantwoorden, is in hoeverre die absurditeit acceptabel is. Hoe ver reikt de vrijheid van de UEFA om te wikken en beschikken over een bedrijfstak van vele tientallen miljarden die tientallen miljoenen EU-burgers dagelijks boeit?

Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt – maar gaat er wel iets gebeuren?

Hierin schuilt een openingetje voor clubs als Hesperange en alle andere clubs uit kleine landen die nog eens hogerop willen.

Er is dat het Europese Hof de UEFA tenminste iets van haar macht ontneemt. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de UEFA wordt gedwongen concrete, voorwaarden te publiceren waar nieuwe competities aan moeten voldoen om goedgekeurd te worden. Dit zou iets meer ruimte kunnen bieden aan nieuwe competities, zoals een Benelux-competitie, of een

Juristen stellen dat het voetbal zichzelf niet kan redden (en dat het tijd is dat de politiek zich ermee bemoeit)

Een andere, fundamentelere uitspraak, eentje die de belangenverstrengeling van de UEFA veroordeelt, zou ertoe kunnen leiden dat de UEFA moet kiezen uit haar twee rollen: toezichthouder en organisator. Ook dit biedt ruimte aan nieuwe competities. Het zou Hesperange geven in zijn zaak bij het Luxemburgse Hof, omdat die zaak ook gaat over van de UEFA.

Maar zo’n fundamentele uitspraak zou ook een belangrijker secundair effect kunnen hebben, eentje waarvoor het volgens veel juristen hoog tijd is: dat de politiek zich met het voetbal

De UEFA die winnende clubs helpt met winnen, en verliezers helpt te verliezen (met de verdeling van het prijzengeld); die toernooien organiseert zonder spelers en clubs te geven; de buitenproportionele rol die de grote clubs uitoefenen op de besluitvorming van de UEFA; de ondoorzichtige interne verkiezingen – het voetbal kan zichzelf de juristen.

Robby Houben, een jurist die veel heeft gepubliceerd over de Super League-zaak, citeert in Johan Cruijff: ‘Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt.’ Als het Hof de UEFA in december bestraft, zou dit moedige politici rugdekking kunnen verschaffen om het voetbal te hervormen. (Zie je: de rechter zegt het!)

Het belangrijkste woord in deze zin: zou. De rugdekking lijkt nog steeds fragiel. Als je, bijvoorbeeld, clubs uit kleine landen kansrijker wil maken, dan maak je de kansen van de grote clubs automatisch kleiner. En je de woede van de grootste en populairste voetbalclubs van Europa op de hals halen – dat is electoraal gezien niet per se aantrekkelijk.

Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt, maar zelfs als er iets gebeurt is het, kortom, zeer de vraag of er iets gaat gebeuren. En het is dus sowieso maar de vraag: gebeurt er wel wat?

Het kan namelijk ook dat het Hof zegt: niks mis met de UEFA en haar bovenwettelijke status. Rechters, zegt jurist Houben, zijn namelijk niet doof voor wat politici zeggen en doen. En tal van EU-leiders spraken in 2021 hun steun uit aan de UEFA in haar strijd tegen de Super League. In de hoorzitting in 2022 bemoeiden de lidstaten er zich schrijft hij.

Dan krijg je een andere mogelijke uitkomst. Dat de rechters de UEFA gelijk geven, dat de UEFA haar bevestigde aparte status viert. Maar dan wel, zoals de jurist Daniel Green het blijft zitten met een dikke graat in haar keel: de blijvende onmogelijkheid van clubs uit kleine landen om zich te ontworstelen aan haar landsgrenzen en serieus goed voetbal te spelen.

Met dank aan Robby Houben, Daniel Green, Jan Zglinski en Thomas Peeters