ALLES SCHREEUWT OM AANDACHT!! Waar je het aan geeft, bepaalt je hele leven
Aandacht is het belangrijkste middel waarmee je je leven kunt sturen. Dus hoe lang staan we nog toe dat bedrijven je non-stop bombarderen met afleiding waar je niet om hebt gevraagd?
Acht, soms twaalf uur lang staan de gokkers in de casino’s van Las Vegas aan hun fruitkast. Non-stop. Ze bewegen nauwelijks, wat de kans op bloedpropjes en dus hartaanvallen natuurlijk doet toenemen. Het ambulancepersoneel van Las Vegas baalt als er een oproep komt om naar het casino te gaan. Ze weten dat ze de patiënt daar moeilijk kunnen bereiken: de gokkers aan de kasten naast die van de speler in nood weigeren vaak om ook maar een stap opzij te zetten om hen bij hun patiënt te laten.
Deze gokverslaafden reageren net zo min op een brandalarm. Een vaste klant vertelt dat ze bewust zwarte kleren draagt, zodat het niet zo opvalt als ze in haar broek piest – ze wil haar machine zelfs niet verlaten om even naar de wc te gaan.
Dit verslag over het leven van zware gokkers haal ik uit De wereld buiten je hoofd. Een filosofie van de aandacht van cultuurwetenschapper Matthew Crawford. Ik las dit boek jaren geleden en het beeld van die gokkers ben ik nooit vergeten. Filosofie onderzoekt de vraag wat een goed leven is, dus wat eigenlijk mag gelden als een goed leven, en waarom. Ik heb daar zelf geen definitief antwoord op. Prima natuurlijk, zo’n vraag hoort voor een filosoof juist steeds een onderzoek te blijven.
Maar ik voel wel in elke vezel van mijn lijf: het leven dat hier geschetst wordt van gokkers in Las Vegas is in ieder geval niet het goede leven. Zo denken de gokkers er zelf trouwens ook over. Crawford schildert hen af als mensen die niet zozeer uit zijn op het winnen van geld, zoals je zou denken. Aanvankelijk was dat misschien de reden om naar het casino te gaan, maar inmiddels is het hun doel om ‘in de zone te komen’: de zone waarin zij verblijven met een machine die steeds op hen reageert. De respons is de beloning, niet het geld.
Die respons is bovendien tamelijk voorspelbaar, wat ‘de zone’ overzichtelijk en daarmee veilig maakt. De gokker heeft er de controle, want de machine reageert onmiddellijk op hem en bevestigt zo zijn bestaan. Routineuze gokkers weten best dat ze uiteindelijk geld gaan verliezen. Maar het gaat hen erom dat er een voorspelbare wisselwerking is tussen hen en de machine. Ze betreden een beschutte wereld, waarin de machine ‘luistert’ en hen omhelst.
Ik verlang naar kalmte, maar toch pak ik die telefoon
Ik denk dat dit hellebeeld van de verstokte gokkers van Las Vegas zo bij mij is blijven plakken omdat het een extreem ingekookte versie is van een ervaring die we allemaal kennen: smartphoneverslaving. Ik vind mezelf geen heavy user, maar ook ik merk dat die telefoon trekt.
Ongemerkt is erin geslopen dat ik ook ’s avonds meerdere malen nog even check of er nieuwe berichtjes zijn, terwijl ik eigenlijk verlang naar kalmte. Tuurlijk, ík ben het die die telefoon oppakt – maar de impuls is moeilijk te weerstaan. En met mijn ogen eenmaal gericht op het scherm, zorgt de software van Big Tech dat ik eindeloos door kan scrollen naar de volgende feed, dat filmpjes uit zichzelf starten, dat notificaties vanzelf oppoppen, dat er een nieuwe ‘persoonlijke’ suggestie volgt voor een product dat ik misschien óók interessant vind. Ik hóéf er niet op in te gaan, maar het vereist zelfbeheersing en actie van mij om dat allemaal te weerstaan – terwijl ik er niet om gevraagd heb.
Ik hóef er niet op in te gaan, maar het vereist zelfbeheersing om dat allemaal te weerstaan – terwijl ik er niet om gevraagd heb
Ook de openbare ruimte is gevuld met boodschappen die onze aandacht willen vangen en vasthouden. Elk leeg vlak wordt gevuld met reclame – liefst bewegend omdat perceptiepsychologen weten dat wij mensen vanuit onze biologie de bijna onbeheersbare impuls hebben om in ieder geval even naar beweging te kijken.* Zelfs in de stiltecoupé moet ik mijn ogen actief afwenden van bewegende reclamespotjes van de NS – het equivalent van de wuivende hand op de savanne: let op, kijk hier!
Hartstikke handig natuurlijk dat we een in onze biologie verankerd systeem hebben om door de bezigheden van een ander heen te breken. Zo kunnen we een groepsgenoot wijzen op iets acuuts en belangrijks: een roofdier, een afdwalend kind, een struik met rijpe vruchten. Maar de alerteringssignalen waarmee wij nu dagelijks gebombardeerd worden, zowel thuis als in de publieke ruimte, zijn negen op de tien keer het equivalent van vals alarm. De agitatie die ze teweegbrengen, geven je even het gevoel dat je ertoe doet, dat je deelneemt aan het bestaan. Je wordt in feite opgenomen in zo’n zone waar gokkers naar snakken. Maar net als in het casino ben jij uiteindelijk de zekere verliezer. En wat je verliest, is aandacht.
De Duitse neurofilosoof Thomas Metzinger zegt het zo: onze aandacht wordt ‘gekaapt’ door ‘commerciële aandachtsrovers’. Zij zenden ‘alerteringssignalen’ uit die wij vanwege onze biologie moeilijk kunnen weerstaan. Zij tappen onze aandacht af, en zetten die om in geld. En dat is een serieus verlies. Want je reservoir aan aandacht is eindig, en die aandacht is wel cruciaal om een goed leven te leiden. Aandacht maakt namelijk dat je je leven kunt richten op wat jij zélf belangrijk vindt. Aandacht is magisch, want je leven wordt bepaald door dat waar je aandacht aan schenkt.
Aandacht is waarmee je je leven stuurt in de richting van je waarden
De meest heldere omschrijving van aandacht die ik ken, komt van mijn voormalige zenlerares Cornelia Wierenga. ‘Dit is focus’, zei ze (en priemde met haar wijsvinger). ‘En dit is aandacht’, (en ze spreidde haar armen uit). Focus is belangrijk om je doel te bereiken. Focus trekt je de zone in, een krappe ruimte waarin alleen jij en jouw doel bestaan. Focus heeft een goede naam – en terecht, want het maakt je effectief, gericht en koersvast.
Aandacht daarentegen gaat over openheid voor je omgeving. In aanleg is aandacht doelloos. Het is de blik die rustig graast en even blijft hangen bij wat zich voordoet. Aandacht is ontvankelijkheid: in aandachtige toestand kan je binnenruimte zich vullen met nieuwe indrukken, met onverwachte kanten van de realiteit die misschien niet passen bij jouw plan, maar die wél aan de hand zijn. Het gaat bij aandacht niet om jou en je plannetjes, het gaat om openstaan voor dat wat zich voordoet rondom jou, en in jou. Aandacht maakt dat je voorbij kunt gaan aan je gebruikelijke manier van ordenen en doen. Dat je even uit je routines wordt getild, waardoor er ruimte komt voor reflectie.
Dus: waarom zou je eigenlijk je aandacht beschermen? Waarom kan je het niet met alleen focus af? Omdat aandacht maakt dat je je gemoed, je gedrag, en uiteindelijk je leven enigszins zelf kunt sturen in de richting van je eigen waarden. Leven naar je eigen waarden, dat vinden bijna alle filosofen in ieder geval nodig om een goed leven te leiden. En aandacht is daarbij dus de sleutelkwaliteit.
Door je aandacht te richten op wat belangrijk is, kun je breken met een patroon
Om inzicht te krijgen in hoe dit werkt, een kort uitstapje naar de neurofilosofie – het onderwerp van mijn boek Hersenbeest. Daarin komt de Nijmeegse neuropsycholoog Herman Kolk voor, die met een simpel voorbeeld laat voelen wat aandacht doet. Kolk vertelt over een experiment in de sociale psychologie waarin proefpersonen worden blootgesteld aan een serie plaatjes van bejaarden. Wat blijkt: na zo’n diashow gaan de proefpersonen vanzelf een tijdlang trager lopen,* alsof ze zich willen voegen naar de mensen naar wie ze hebben gekeken.
Het experiment zegt daarmee iets over hoe wij ons in het algemeen afstemmen op onze omgeving, en hoe we ons laten beïnvloeden door wat we aannemen over de mensen om ons heen. Dit effect bestaat, en het is statistisch significant. Maar er zijn altijd uitzonderingen.
‘Het kan best zijn’, vertelde Kolk mij, ‘dat een proefpersoon die braaf naar de plaatjes heeft gekeken, na afloop van het experiment niettemin op een holletje naar een vriend snelt die bij de uitgang op haar staat te wachten. Ze heeft op dat moment een persoonlijk belang, en die impuls is vele malen sterker dan de algemene impuls die van de bejaardenplaatjes uitgaat.’ De drang om zo snel mogelijk bij die vriend te komen, drukt de invloed die uitgaat van de plaatjes als het ware weg.
Er zijn dus twee hersenimpulsen: de impuls van de plaatjes en het verlangen om die vriend te zien. Het meisje doet netjes wat de proefleider vraagt, maar is met haar aandacht eigenlijk bij die vriend. Haar aandacht zondert als het ware díe hersenimpuls uit, waardoor die impuls ‘wint’ – ze sloft niet naar die vriend, maar snelt naar hem toe. Door haar aandacht te richten op iets wat voor haar belangrijk is, kan ze dus breken met een algemeen menselijk patroon en afwijken van routines.
Richt je aandacht op wat je waardeert, en de impuls om dat bijzondere te gaan doen wordt sterker
Nu is dit natuurlijk een triviaal voorbeeld. Maar het gaat om het principe: aandacht maakt dat je niet het voor de hand liggende doet, maar datgene wat voor jou belangrijk is. Je kunt jezelf dus als het ware sturen door je aandacht te richten op dat wat je waardeert. En die waardering maakt de impuls om dat bijzondere ook daadwerkelijk te doen gelijk sterker, waardoor andere impulsen (die er ook altijd zijn) terugvallen en relatief aan kracht verliezen.
Voor wie dit leuk vindt: dit raakt aan een subtiel, maar belangrijk punt binnen de filosofische discussie over vrije wil. Het beeld dat ontstaat is hier niet het klassieke: ‘Je hebt aandacht voor iets, en vervolgens beslis je om te doen waar je aandacht voor hebt’. Nee: je hebt aandacht, en dat is hetzelfde als de neiging hebben om te doen waar je aandacht voor hebt. Die denkstap van de beslissing kan dus worden overgeslagen. Beslissen is hier een loos begrip geworden. Je dóét het gewoon, dat gaat gelijk op met het hebben van aandacht. Aandacht valt niet onder supervisie van onze beslissingen. Aandacht welt op uit ons lichaam, dat één impuls versterkt uit al die impulsen die altijd al in ons liggen te sudderen. Het beeld is dus niet top-down, maar bottom-up.
Modern hersenonderzoek ondersteunt deze voorstelling van zaken. Het lijkt erop dat het neurale netwerk in onze hersenen dat impulsen versterkt (ofwel: langer laat duren, langer laat rondzingen) en het neuronale netwerk dat impulsen waardeert (ofwel: dat jou de innerlijke beleving geeft dat er iets gaande is wat voor jou van belang is), een en hetzelfde systeem zijn. Als dat zo is, zijn ‘versterken’ en ‘waarderen’ voor ons lichaam dus synoniem.
Het fysiologische woord ‘versterken’ is in een ander taalspel, in een andere, meer dagelijkse manier van praten, hetzelfde als ‘aandacht schenken’. En dat versterken voltrekt zich terwijl je aandacht uitgaat naar dat wat er voor jou toe doet. Automatisch. Daar hoef je verder niet toe te besluiten. Dat gaat vanzelf, bottom-up.
Kortom: dat waar je belang aan hecht groeit uit tot een sterkere, aanhoudendere fysiologische impuls, die voor jou voelt als aandacht. Hetzelfde andersom gezegd: aandacht maakt dat jouw gedrag zich voegt naar dat waar je belangstelling voor hebt. Je versterkt er immers die impulsen mee die je belangrijk acht. En de sterkste impulsen winnen; zo werkt onze biologie.
Je kunt je impulsen trainen door jezelf een beeld voor ogen te houden van wat er voor jou toe doet
Ik realiseer me dat dit behoorlijk technisch is. Maar het gaat me om de volgende implicatie: je kunt je impulsen trainen – bekrachtigen – door jezelf een beeld voor ogen te houden van wat er voor jou toe doet.
Stel je een jongen voor die graag een goede cellospeler wil worden. Hij vindt de klank van het instrument mooi, en droomt er misschien van om een cellosuite van Bach te spelen (het is een keurige jongen). Dat beeld vervult hem, dat doet hem zwellen. Zich voorstellen dat hij zo’n cellospeler zou zijn, is voor hem belonend. En hij weet dat hij daarvoor zal moeten oefenen, dat hij bepaalde handelingen eindeloos zal moeten herhalen om ze te laten inslijpen. Dus hij repeteert toonladders en bekwaamt zich in de juiste houding van hand en strijkstok – net zo lang tot iets wat in feite een uitzonderlijke manier van omgaan is met een stuk hout waarop snaren zijn gespannen, voor hem de normale manier van doen wordt.
Zie de link met dat voorbeeld van de bejaardenplaatjes versus de vriend: deze jongen raakt zijn cello anders aan dan de rest van ons stervelingen, omdat hij meer belang heeft gesteld in die cello dan wij. Hij heeft kunnen breken met de gebruikelijke manier waarop ongetrainde mensen zo’n cello aanpakken. Zijn liefde voor het instrument, de waarde die hij eraan hecht, toont zich inmiddels in zijn intieme omgang met het instrument. Vanzelf.
En dit voorbeeld van de cello voegt nog iets toe, namelijk het element tijd. Deze jongen heeft veel moeten oefenen om een mooie klank uit zijn instrument te kunnen halen. Denk aan die eindeloze toonladders. En, belangrijker nog, denk aan alle andere impulsen die hij heeft moeten weerstaan. Vaak genoeg zou hij misschien graag hebben gegamed of gemountainbiket of gelummeld met vrienden – maar hij weerstond die impulsen omdat hij dat beeld van die cellospeler voor ogen had en omdat dit beeld voor hem meestal motiverender was, en dus vaak genoeg won.
Door bewust te werken aan een gewoonte heeft hij een 'tweede natuur' voor zichzelf geïnstalleerd
In een ander, minder verwetenschappelijkt taalspel zou je zeggen: deze jongen kan nu goed cello spelen omdat hij zich heeft gewijd aan wat hem voor ogen stond. En gaandeweg is die toewijding zijn leven gaan kleuren. Totdat het niet eens meer als een wilsinspanning voelt. Door bewust te werken aan het vormen van een gewoonte heeft hij een soort ‘tweede natuur’ voor zichzelf geïnstalleerd. Inmiddels hoeft hij zichzelf niet meer te motiveren met dat beeld van zichzelf als cellospeler; hij verlangt naar de cello zelf.
Je ziet het aan mensen als hun waarden in hun lichaam zijn gedaald. Kijk hoe een ervaren kok een ui snijdt – trefzeker, snel, bijna automatisch. De waarde die zo’n kok aan het bereiden van eten hecht, toont zich in zijn gedrag. Een andere omgang met die ui is niet meer aan de orde. In een frase van filosoof Simone Weil: hij is ‘zo aandachtig dat hij geen keuze meer heeft’.* Een ui snijden is zo vanzelfsprekend geworden dat hij er zelf niet meer bij nadenkt, terwijl het tegelijkertijd juist helemaal laat zien waar hij voor staat en wat hij belangrijk vindt.
Hetzelfde geldt voor het zorgzame gebaar van een verpleger, voor het terloopse pootje over van de schaatser, en eigenlijk ook voor mij als ik ’s morgens op de bank met een dekentje over mijn voeten in een lekker stevig filosofieboek zit te lezen. Het oppakken van zo’n boek is onderdeel geworden van mijn leven.
Je kunt ook expliciet waarden oefenen
En om nu een link te leggen met die zoektocht van filosofen naar wat een leven goed en de moeite waard maakt: je kunt niet alleen toonladders oefenen, je kunt ook expliciet waarden oefenen.
Laat ik het weer bij mezelf houden. Van mezelf ben ik nogal knieperig en zuinig. Mijn neiging is om op te potten in plaats van uit te geven. Ik geef niet zo gemakkelijk, terwijl ik gulheid juist een mooie en bewonderenswaardige deugd vind – ik ‘waardeer’ gulheid, ik hecht er belang aan. Wanneer ik in een situatie kom waarbij gulheid aan de orde is, bijvoorbeeld als ik op straat een bedelaar zie, is mijn eerste impuls nog steeds een soort samenknijpen: ‘Nee, hier ga ik aan voorbij.’ Maar omdat mijn waardering van de deugd gulheid ook ergens in mij rondzoemt, aarzel ik wel even. Er is een tegenkracht. Belangrijker misschien nog: ik analyseer en begrijp mijn wereldje op dat moment mede in het licht van gulheid – als een situatie waarin gulheid in het geding is.
Had ik gulheid geen belangrijke deugd gevonden, dan was ik gedachteloos langs die bedelaar gelopen. Maar nu zie ik het als een situatie waarin gulheid aan de orde is, en waarin ik gulheid eventueel zou kunnen oefenen. Door aandacht te schenken aan die voor mij belangrijke waarde, creëer ik dus een situatie waarin ik mijn basale impulsen kan overrulen. ‘Hé Marjan, hier is geven aan de orde, en dat zou je best kunnen doen. Waarom eigenlijk niet?’ Ik ben in dialoog met mezelf, en bekrachtig daarmee die hersenimpuls.
Geleidelijk ben ik in mijn leven ietsjepietsje guller geworden. Het stelt nog steeds niet veel voor, maar toch, ik ben naar mijn waarde toegegroeid. Vanzelf. Omdat ik mijn omgeving duid met die waarde in mijn achterhoofd. Af en toe doe ik ervaring op met het oefenen in gulheid. En daardoor wordt het steeds gemakkelijker en vanzelfsprekender om nog eens gul te zijn. In die zin leid ik steeds meer het gulle leven waarop ik hoop. Dankzij mijn aandacht voor die waarde.
Wanneer je aandacht schenkt aan een bepaalde innerlijke impuls, vergroot je de kans dat je niet zozeer het meest gebruikelijke, als wel het meest geëigende doet. Dat je niet sloft, maar holt. Dat je niet doorloopt, maar doneert.
Omgekeerd geldt ook: impulsen verliezen aan kracht als je er geen aandacht aan schenkt
Het omgekeerde is ook waar: innerlijke impulsen verliezen vanzelf (iets) aan kracht als je er geen aandacht aan schenkt. Dat doet me denken aan die beroemde fabel over de twee wolven die in ieder van ons zouden wonen.* Een wijze man (in de kleurrijke versie is het een oude indiaan) vertelt zijn kleinzoon bij het kampvuur dat je de goede en de slechte impulsen die in ieder van ons huizen, zou kunnen zien als twee wolven die met elkaar vechten. De ene wolf staat voor arrogantie, zelfmedelijden, leugenachtigheid, vrekkigheid, et cetera. De andere voor alles wat mooi is aan een mens: vreugde, trouw, compassie, noem maar op.
‘Opa, opa, welke wolf wint?’ vraagt het jongetje. En de oude man antwoordt: ‘De wolf die jij te eten geeft.’ In mijn termen: de impuls die jij bekrachtigt met je aandacht.
Je aandacht is je belangrijkste middel om het leven te leiden dat jij goed vindt
De weg naar dat goede leven waar filosofen vanouds naar op zoek zijn, verloopt dus via aandacht. Het sturen van je aandacht is het belangrijkste middel dat je hebt om het leven te leiden dat jij zelf goed vindt. Aandacht stelt je in staat om zelf je doelen te bepalen. Van binnenuit. Doe dat lang genoeg, en gaandeweg zal je leven zich gaan voegen naar jouw waarden en doelen.
Dit uitstapje naar de neurofilosofie maakt die eerdere constatering van Thomas Metzinger, namelijk dat onze aandacht wordt ‘gekaapt’ door ‘commerciële aandachtsrovers’, des te schrijnender. Al die opdringerige beelden en geluiden werken op ons in als een alarm. Ze schreeuwen in feite: ‘Laat alles vallen waar je zelf mee bezig bent, er is hier iets belangrijks aan de hand!’ Dat is niet alleen irritant en afleidend, maar hindert je ook in jouw poging om je leven naar je eigen waarden in te richten, om te worden wie jij hoopt te zijn. Toewijding en een gestaag en langdurig beoefenen zijn cruciaal om iemand te worden, om uit te groeien tot iemand die voor iets staat. En daarin word je dus steeds gestoord.
Ik snap eigenlijk niet dat we dit toestaan, wetende dat het voor mensen al moeilijk genoeg is om daadwerkelijk gehoor te geven aan de impulsen van hun betere ik. Ik wil niet al te alarmistisch doen, maar al die aandachttrekkerij die vanuit de buitenwereld op je afkomt, slaat bressen in het toch al best precaire vermogen om je leven naar eigen inzicht te boetseren naar je eigen waarden.
Het opeisen van ruimte om je leven naar eigen inzicht vorm te geven – is dat niet hét credo van het liberalisme? Zo bezien is het onbegrijpelijk dat een liberale partij die twintig jaar vrijwel aan één stuk door heeft geregeerd, geen paal en perk heeft gesteld aan de opkomst van aandachtsrovers die precies dat liberale ideaal fnuiken. Ik zou van elke regering binnen een liberale democratie verwachten dat ze het beschermen van ieders individuele vermogen tot aandacht als een publieke taak zou zien.
Het beschermen van ieders individuele vermogen tot aandacht zou een publieke taak moeten zijn
Het maatschappelijk debat over digitale technologieën gaat terecht vaak over privacy. Met het beschermen van privacy wordt dan gewoonlijk bedoeld dat jouw persoonsgegevens niet zomaar overal rondgestrooid mogen worden. Dat is belangrijk. Maar voor mij is privacy nog veel meer: het recht hebben op een eigen binnenruimte, waar ik zelf kan uitzoeken en uitmaken wat voor mij belangrijk is, wat er voor mij toe doet. Daar groeit wat voor mij van waarde is. Als ik die ruimte kan inrichten zoals ik die mooi vind, en mezelf kan vormen naar mijn eigen waarden en opvattingen, en de tijd krijg om de bijbehorende impulsen te versterken, te bekrachtigen en te automatiseren, dan raak ik aan het goede leven in filosofische zin. En precies dat komt in de verdrukking.
Waarom staan we deze inbraken op onze aandacht nog langer toe?
Reclame is natuurlijk van alle tijden, maar inmiddels dringt die via tv, pc, tablet en smartphone ook onze privéruimte binnen, waardoor je nóg vaker en bovendien op je eigen plek wordt bestookt met de belangen van anderen. Er komt een bombardement van afleiding op je af, dat jouw primaire neigingen en verlangens exploiteert ten behoeve van god weet welke aandeelhouders. En jij moet daar braaf en verstandig bij blijven. Jij moet je beheersen. Het enige dat het beleid daar tegenover zet, is een compleet oppervlakkige kreet: ‘Mensen kiezen hier zelf voor’. Het is om woedend van te worden: zo liefdeloos, zo dom, zo weinig zorgzaam.
Waarom staan we deze inbraken toe van bedrijven die niet gericht zijn op het goede leven, maar op winst? Zout voedsel krijgt een label ongezond, toxische stoffen zijn ronduit verboden. Ik vind dat er regels moeten komen die ons reservoir aan aandacht beschermen. Ik wil mijn aandacht zoveel mogelijk kunnen inzetten wanneer en zoals ik dat zelf goed vind. Want ik wil een goed leven naar eigen inzicht.
Dit is een bewerkte versie van de Aandachtslezing die Marjan Slob op 9 november 2023 uitsprak in het Rotterdamse debatcentrum Arminius.