Het is woensdagavond, zeven uur, en op het ‘ontmoetingsplein’, de gemeenschappelijke ruimte van wooncomplex Wij zijn Zuiderschans in Den Bosch, zitten twee vrouwen op leeftijd op de bank. ‘Is je dienst begonnen?’ vraagt een van hen aan een twintiger die langsloopt.
‘Ik hoef niet te werken’, zegt hij. ‘Ik woon hier.’
‘Jij woont hier?’ roept de vrouw. ‘Maar jij bent nog helemaal niet oud!’
De jongen heet Bas Kahlert, hij is 24 en voert dit soort gesprekjes geregeld op deze plek. Vaak met dezelfde personen, en altijd met dezelfde verbazing tot gevolg. Dat komt doordat zijn gesprekspartners dementie hebben. Op het ontmoetingsplein – een hoge, lichte ruimte vol tafels, stoelen en banken in zalmroze en turkoois – mengen ze zich tussen de andere bewoners. Dat zijn 65-plussers met een ‘zorgvraag’, 65-plussers die nergens last van hebben, en jongere bewoners zoals Bas.
Met het gezamenlijk huisvesten van deze verschillende groepen speelt Wij zijn Zuiderschans in op twee grote maatschappelijke problemen: de woningnood en de personeelstekorten in de zorg.
Er zijn steeds meer ouderen in Nederland, en ze wonen groot
Nederlanders worden steeds ouder, en die ouderen zijn met steeds meer. In 2020 was 1 op de 21 inwoners tachtig jaar of ouder; in 2040 zijn dit er naar verwachting 1 op de 12. Dat heeft enorme gevolgen voor de woningmarkt, onze zorgvraag en de arbeidsmarkt.
Veel ouderen wonen ruim, vaak in de eengezinswoning die ze ooit deelden met hun partner en kinderen. Een deel van hen vindt het fijn om lang in hun vertrouwde omgeving te blijven, en beleidsmakers willen ook dat ze dat doen. Onder leiding van minister Edith Schippers (VVD) verdween vanaf 2014 de financiering voor verzorgingshuizen waar ouderen met een relatief lichte zorgvraag bij elkaar woonden, en het ene na het andere huis sloot de deuren. In de participatiesamenleving moeten ouderen in plaats daarvan zo lang mogelijk thuis blijven wonen – pas als dat echt niet meer gaat, mogen ze naar een verpleeghuis voor intensieve zorg.
Maar er zijn ook ouderen die thuis de trap niet meer op kunnen, meer zorg nodig hebben dan ze aan huis kunnen krijgen of hun dagen doorbrengen in grote afzondering. Geschikte, kleinere woningen zijn voor deze groep nauwelijks te vinden.
Daar staat tegenover dat veel jonge mensen juist graag zo’n grote eengezinswoning tot hun beschikking zouden hebben. Hoeveel mensen een woning zoeken is niet precies bekend, maar beleidsmakers gaan uit van een tekort van 390.000 woningen. Opvallend: veruit de grootste groep woningzoekenden is jong, onder de veertig. Maar zo lang ouderen op een geschikte woning wachten, wachten zij ook. En dus stagneert de woningmarkt.
Intussen groeit de vraag naar zorg, terwijl het aanbod – mede vanwege die vergrijzing – niet meegroeit. In de zorg staan nu al 60.000 vacatures open; over zes jaar zijn dat er waarschijnlijk twee keer zoveel.
Het antwoord dat de participatiesamenleving daarop biedt, is: meer mantelzorg. Als mensen thuis en in de wijk voor elkaar gaan zorgen, gaat de druk op de professionele zorg omlaag, is het idee. Maar dan moeten mensen wel over een zorgzaam sociaal netwerk beschikken, en in buurten wonen waar het gemakkelijk is elkaar te ontmoeten en voor elkaar te zorgen.
Veel ouderen wonen nu in een buurt zonder bibliotheek, buurthuis of apotheek op loopafstand. Hoewel de participatiesamenleving al jaren geleden is uitgeroepen, zijn Nederlanders sindsdien niet méér gaan mantelzorgen, en mensen van 75 jaar en ouder zijn gemiddeld vaker eenzaam dan hun jongere landgenoten. Een zorgzame gemeenschap ontstaat niet vanzelf: die heeft ruimte nodig om te kunnen groeien, ontmoetingen om te blijven bestaan, en mensen die er hun best voor willen doen om te floreren.
De komende jaren moeten er 300.000 geschikte woningen voor ouderen bij komen. Dat zijn niet alleen drempelvrije woningen waarvan het halletje groot genoeg is voor een rollator, maar ook, en vooral, woningen waar mensen onderdeel kunnen zijn van een gemeenschap.
Sinds anderhalf jaar probeert Wij zijn Zuiderschans zo’n plek te zijn.
Samenwonen met ‘buurtverbinders’
Het wooncomplex, een initiatief van de Bossche woningcorporatie Zayaz en zorgorganisatie Van Neynsel, telt 83 zelfstandige socialehuurappartementen voor 65-plussers – die wel of geen zorg nodig hebben – en 44 studio’s voor ouderen met dementie. Die ouderen worden 24 uur per dag verzorgd door medewerkers van Van Neynsel.
Ook wonen er twaalf zogenoemde ‘buurtverbinders’ in het pand, onder wie Bas en zijn vriendin Caro Klein (24). Dat zijn huurders die geen zorg nodig hebben, maar zich wel twee dagdelen per week willen inzetten voor de gemeenschap. Zij organiseren sociale activiteiten, zodat de bewoners makkelijk met elkaar in contact komen (en naar elkaar gaan omkijken). Soms maken ze soep voor hun buren of nemen ze een oudere bewoner mee voor een wandeling. Ze krijgen er geen geld voor, en ook geen korting op de huur: de buurtverbinders worden geselecteerd op hun ‘intrinsieke motivatie’.
Vanavond hebben Bas en Caro een koffie- en spelletjesavond georganiseerd, zoals elke week op woensdag. In het felle licht van het ontmoetingsplein zitten groepjes van vier, vijf bewoners uit de appartementen én de studio’s bij elkaar voor een potje kaarten of Rummikub. Bas en Caro schenken thee, gaan rond met koekjes, spelen zelf ook een rondje mee.
Het is fijn om iets voor de buren te kunnen betekenen, maar het buurtverbinder zijn betekent ook veel voor haarzelf, zegt Caro: ‘Mijn buren hebben een heel andere kijk op het leven dan ik. En sommigen worstelen enorm met hun gezondheid, maar staan toch vrolijk en dankbaar in het leven. Dat is leerzaam.’
Inmiddels zijn sommige buren haar vrienden geworden, vertelt buurtverbinder Charlotte Simons (29). ‘Vorige week was mijn nieuwe vriendje hier, en toen ik vandaag thuiskwam wilde een buurvrouw meteen weten hoe het met hem ging. Die betrokkenheid, dat voelt heel nabij.’
Mensen willen graag bijdragen aan een gemeenschap
Bas, Caro, Charlotte en de andere buurtverbinders worden begeleid door Butterfly Effect, een sociale onderneming die maatschappelijke organisaties, vastgoedcorporaties en gemeenten helpt de gemeenschapszin in buurten te bevorderen.
Er is veel animo voor een rol als buurtverbinder, vertelt oprichter Stijn van Kreij. ‘We merkten dat er een hele grote behoefte was van mensen om te komen wonen in een gemeenschap waar zij hun talenten mogen inzetten. Maar de afgelopen dertig, veertig jaar hebben we in de samenleving per ongeluk heel veel dingen gedaan die niet bevorderlijk waren voor de gemeenschap. We hebben gedacht in “doelgroepen”. En mensen uit elkaar gehaald.’
Denk: alle gezinnen bij elkaar in een vinexwijk, alle ouderen in een verzorgingshuis, alle mensen met een zorgvraag afgezonderd van de rest. Daar iets aan veranderen is nodig, zegt hij, maar het gaat niet vanzelf. Het vraagt samenwerking tussen organisaties die normaal gesproken hun eigen plan trekken, zoals een woningcorporatie die woningen verhuurt via de wachtlijst, en een zorgorganisatie met een heel eigen groep cliënten. (In Wij zijn Zuiderschans bepalen Van Neynsel en Zayaz samen naar wie de volgende vrijgekomen woning gaat.)
Wat het ook vraagt: een fysieke omgeving waarin de verschillende bewoners elkaar veelvuldig tegen het lijf lopen. Wij zijn Zuiderschans werd zo ontworpen dat de buurtverbinders, de zelfstandig wonende ouderen én de ouderen met dementie elkaar vaak en gemakkelijk tegenkomen. Het ontmoetingsplein, gevestigd aan de straatkant, is groot en vriendelijk genoeg om niet alleen bewoners, maar ook mensen uit de rest van de wijk te ontvangen.
En het vraagt om mensen zoals Bas, Caro en Charlotte.
De zorg voor mensen met dementie is ingericht op de wensen van bewoners
In de gemeenschap die hier wordt gesmeed, valt het bewoners op wanneer een buurvrouw onverwacht niet komt opdagen voor de leesclub, vertelt Caro. Of neemt een bewoner zonder dementie een buurvrouw met dementie op sleeptouw. Vereenzaming ligt minder op de loer, en beginnende problemen worden in een vroeg stadium opgemerkt.
Toch is dat niet de belangrijkste reden dat Wij zijn Zuiderschans het personeelstekort het hoofd weet te bieden. Die ereplaats gaat naar de manier waarop de zorg voor de bewoners met dementie hier is georganiseerd: niet gericht op efficiëntie, maar op de wensen en gewoonten van de bewoners.
‘Als zij gewend zijn om thuis vroeg op te staan, dan mogen ze hier ook vroeg opstaan. Als ze thuis tot half één ’s nachts wakker blijven om tv te kijken, dan mag dat hier ook’, vertelt ‘cliëntondersteuner welzijn’ Nancy van der Hoeven. De zorgprofessionals betrekken hun cliënten zoveel mogelijk bij het reilen en zeilen van de groep. ‘Een van de bewoners wordt vaak onrustig als het donker begint te worden – dan wil ze terug naar haar ouderlijk huis. Als je dan zegt: help jij mij even met de koffie en de koek, dan kalmeert ze.’
Deze manier van werken – in jargon de ‘sociale benadering dementie’ – trekt zorgmedewerkers aan, vertelt wijkmanager Eric van der Hulst. ‘Toen we opengingen hebben ruim 180 mensen gesolliciteerd, en dat komt voor 90 procent door die sociale benadering.’
Wat ook bij deze benadering hoort: bewoners met dementie kunnen zich zo vrij mogelijk bewegen. Niet alleen door hun eigen woongroep, maar ook door de ontmoetingsruimte, de tuin en – in sommige gevallen – de rest van de wijk. Zij dragen een polsbandje waarvan de chip bepaalt welke deuren voor hen opengaan of gesloten blijven, afhankelijk van hun toestand. Wanneer dat laatste gebeurt, gaat aan de andere kant van die deur een rood lampje branden om mensen daar duidelijk te maken wat er aan de hand is: ‘Dwaalpreventie actief’, staat erop.
Géén verzorgingshuis
Is Wij zijn Zuiderschans niet gewoon een verzorgingshuis in een modern jasje?
Niet volgens bewoner Hans Geerts (‘82, bijna 83’), die tijdens de spelletjesavond zit te rummikuppen. ‘In een bejaardentehuis kunnen de mensen samen eten’, zegt hij. ‘Hier eet je allemaal voor jezelf.’
Niet dat Hans zich eenzaam voelt. Hij vertelt opgewekt over de uitbreiding van zijn sociale netwerk sinds hij hier is komen wonen. ‘Ik heb een dame met wie ik naar het museum ga, en een dame met wie ik naar het theater ga. Afgelopen zondag ben ik met twee dames met dementie naar de kerstviering in het provinciehuis geweest. Zij wilden er graag heen; ik heb een auto, dus dat was wel zo makkelijk.’
Hans’ tafelgenoot Thea Kwepel is minder enthousiast. Ze heeft de ziekte van Parkinson en maakt zich zorgen over hoe het straks moet, als ze meer zorg nodig heeft. ‘Die kan ik geen 24 uur per dag krijgen als dat nodig is’, vertelt ze – en ze kan zich ook niet voorstellen dat haar buren dat voor haar gaan doen.
Hét antwoord op de woningnood en de zorgcrisis bestaat niet, ook niet hier in Den Bosch, maar dat maakt het belang van een gemeenschap niet minder cruciaal.
Een tafel verderop zitten Annie Piotrowski (73), Lenie de Schoemaker (80) en Henny van Houtum (77). De drie wonen vanaf het begin in het pand, en alle drie komen ze uit de buurt. En er is nog iets wat ze delen: alle drie verloren ze hun man.
Nu zijn ze blij met hun nieuwe woonplek, en vooral met hun nieuwe vriendinnengroepje. Lenie: ‘We kenden elkaar geen van allen, maar het klikt.’ Ze doen wekelijks mee met de spelletjesavond, en vertellen over de zanger die laatst kwam, de jukebox en de discoavond. Ze hebben kerststukjes gemaakt met De Zonnebloem, een organisatie met vrijwilligers die activiteiten organiseren voor mensen met een beperking. Ze vinden het een pre dat hun nieuwe huis geen verzorgingshuis is. Annie: ‘Je hebt je eigen leven; je eigen vrijheid.’
Het is de vraag of deze vrouwen elkaar ook hadden gevonden zonder die activiteiten, zonder het ontmoetingsplein, en de gemeenschapszin die hier met zo veel toewijding wordt gecultiveerd. Want een gemeenschap, zo veel is duidelijk, is niet vanzelfsprekend: die heeft voortdurende zorg en aandacht nodig, en mensen die haar elke dag opnieuw willen ondersteunen en onderhouden. Eén potje Rummikub per keer.
Lees verder
Verbeter de wereld, verander hoe je woont, zorgt en liefhebt (dit boek leert je hoe dat kan) Klimaatverandering en ongelijkheid lijken overweldigend grote problemen, maar zijn innig verbonden met de manier waarop ons dagelijks leven is ingericht. Ruim tweeduizend jaar aan sociale experimenten laat zien dat die inrichting anders kan – en beter. Het woonbeleid is stuk. Deze doe-het-zelvers laten zien hoe het beter kan Om nú iets aan de woningnood te doen, bouwen door heel Nederland groepen burgers hun eigen betaalbare huizen. Maar zij lopen tegen dezelfde problemen aan als professionele ontwikkelaars. Dat legt haarfijn bloot waar de fouten in ons woonsysteem zitten.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!