Twee jaar geleden reed ik na een interview terug naar huis. Ik was bezig met een verhalenserie over wat rouw met mensen doet en had zojuist een vader en een moeder geïnterviewd die Zestigers Peter en Monica van Hest waren sinds dat verlies ‘ineens twee lopende verdrieten’. Ze vergeleken de dood van hun kind met een aardbeving die jaren later nog naschokken veroorzaakte.

En tijdens mijn terugrit hoorde ik mezelf ineens, vals doch luid, meezingen met de radio – een liedje van Mika, ‘Happy Ending’; ik weet dat nog zo specifiek omdat ik het bij thuiskomst nog even snel had neergekrabbeld in mijn aantekeningen.

Want het was gek. Dat ik zo had gezongen, vrolijk was, lichtheid ervoer, terwijl ik net uit de zwaarte kwam.

Hoe kon dat?

Het kwam niet door de lentezon in die periode. Het was geen relativering dat mijn ellende best meeviel vergeleken met het meervoudige leed dat ánderen soms ten deel viel. Het was ook geen opluchting dat zo’n zwaar interview erop zat.

Het was hoop. Ik zag mensen die inderdaad twee lopende verdrieten waren, maar ook twee lopende bakens vol wijsheid. Wilskracht. Voorzichtige levenslust. Mensen die hun kind verloren maar die tegelijkertijd in staat waren elkaar en de liefde te blijven vasthouden (dat hadden ze afgesproken, in de weken nadat hun kind stierf: ‘Wij gaan elkaar niet kwijtraken’).

Bovendien waren het mensen die hun verdriet leerden inzetten voor andere wandelende verdrieten: Peter was penningmeester bij Monica leidde er gesprekken met stellen die een kind zijn verloren.

Ik zocht lang naar wat verlies met mensen doet, maar toen die zoektocht klaar was, bleef er een andere, omgekeerde vraag over: wat doen mensen met hun verlies?

Kwetsbaar voor alle duwtjes de verkeerde kant op

Voor We zullen doorgaan sprak ik daarover met ecologen, psychologen, filosofen, neurologen, en natuurlijk met mensen die iets of iemand waren verloren. Een geliefde. Een kind. Een ouder. Een vriend. En ook: een been, vruchtbaarheid, gezondheid, een toekomst, onbevangen jeugd, veiligheid. ‘Levend verlies’ noemt emeritus hoogleraar en klinisch psycholoog Manu Keirse dat, ‘waar een mens jaar na jaar mee moet leren leven’.

Maar wát maakt nou, begon ik me steeds meer af te vragen, dat we, behalve dat ons hart blijft pompen en onze longen zuurstof blijven inzuigen, inderdaad in staat zijn om te leren leven met verlies?

Het antwoord, zo blijkt, heeft alles te maken met veerkracht. Elk mens heeft een kantelpunt, legde hoogleraar ecologie en waterkwaliteit Marten Scheffer me uit. Hij doet aan de Wageningen University onderzoek naar de veerkracht van bossen, ijskappen, oerwouden, wateren, maar ook: de mens. Niets of niemand valt in één keer om.

De veerkracht kan ongemerkt zo klein geworden zijn dat een klein duwtje genoeg is om een kettingreactie in gang te zetten waardoor alles anders wordt

Scheffer: ‘Een ijskap, of een bos, een financiële markt of een mens kan steeds minder veerkrachtig worden. Dat gaat vaak sluipenderwijs: je ziet het niet, het is niet zo dat iemand van de een op de andere dag omvalt, een burn-out krijgt, een depressie ontwikkelt, zelfs niet na een plots verlies. Een toestand kan lang ogenschijnlijk hetzelfde blijven, maar op een bepaald moment kan de veerkracht ongemerkt zo klein geworden zijn dat een klein duwtje genoeg is om een kettingreactie in gang te zetten waardoor alles anders wordt. En plots verlies maakt ons kwetsbaarder voor de daaropvolgende negatieve duwtjes.’

Om het te concretiseren: stel je voelt je slecht, dan heb je vaak minder zin om te gaan wandelen, om mensen te zien. Maar als je minder beweegt en minder mensen ziet, voel je je ook weer slechter. Als je je slechter voelt, ga je meer malen. Als je meer maalt, slaap je slechter. En als je slecht slaapt, word je nóg somberder. En als je je dan wel een keer onder de mensen begeeft maar te horen krijgt dat je er somber uitziet, dan denk je: het ligt aan mij, ik ben niets waard – een self-fulfilling prophecy.

Maar, (neem dit van me aan: er is altijd een nuancerende ‘maar’ in het veerkrachtverhaal): het kan ook de andere kant op werken. Er is ook een ‘En dat mooie feit vergeten we vaak’, stelt Scheffer.

Je bent actief, je gaat iedere dag een stukje hardlopen of wandelen. Je ziet je vrienden. Er komt veel werk uit je handen. Daar word je weer blij van, en je straalt zelfvertrouwen en tevredenheid uit en mensen stralen weer terug naar jou als je ze ziet. ‘Allemaal goede duwtjes’, volgens de ecoloog, ‘die juist ook in extremere, verdrietigere tijden kunnen helpen.’

Loop niet weg, verstop je niet

Wie in mentale of fysieke nood verkeert, helpt zichzelf door erachter te komen: wat zijn mijn goede duwtjes?

En daar zit een ingewikkelde crux: veerkracht ontwikkel je nadat je haar nodig hebt. ‘De ervaring dat je iets aankan, en hoe je dat dan doet, krijg je pas na het onheil’, vertelde Hannah, die op haar 32ste te horen kreeg dat ze geen kinderen kan krijgen (terwijl zij wel die wens had, ‘heel vurig zelfs’). ‘Nu, een paar jaar later, weet ik hoe ik daarmee moet omgaan.’

Pijn leert je om te gaan met pijn.

Maar we hebben doorgaans sneller de reflex pijn te verdoven dan te voelen. De samenleving faciliteert dat ook: we leven in een maatschappij die illusionaire maakbaarheid veinst, waarin mensen aan elkaar vragen ‘alles goed?’ en dan eigenlijk alleen maar een standaard ‘ja’ willen horen. We maken liever ruimte voor geluk dan voor ongeluk –

‘Ik wilde lange tijd niet voelen’, vertelde Wiam Al-Zabari, die als 13-jarig jochie Irak ontvluchtte en jaren volhield dat hij geen trauma’s had. ‘Trauma’s’, zei hij altijd, ‘dat is iets voor militairen.’ Tot Al-Zabari (nu 41) een paar jaar geleden de bekende oorlogsfilm Saving Private Ryan in de bioscoop zag. De film die daarop volgde, begon noodgedwongen een halfuur later dan gepland omdat Al-Zabari niet meer kon stoppen met huilen. Zijn toenmalige vriendin noch het personeel kon hem troosten.

Wat volgde was een ‘heel, heel lang’ proces van praten, met zijn naasten, met een psycholoog, met zichzelf – met het bange kind in hem, dat bij bomgeweld altijd onder de trap ging zitten, handen voor de oren. ‘Ik ben daar zo lang niet naartoe gegaan, ik had het weggestopt. Pas toen ik erheen ging, in mijn hoofd,

Pijn ten volste beleven

Dat wat je wegdrukt, is een metaforische tennisbal, zo leerde ik van een 14-jarig slachtoffer van het toeslagenschandaal, Anashya. Die bal, zei ze, dat is je verdriet. En wat doen we ermee? We stoppen hem doorgaans graag, vermijdend als we zijn, onder water.

Het is er niet, het is er niet, het is er niet.

Tijdens ons gesprek had Anashya naar haar buik gewezen: De tennisbal maar wegdrukte. Er volgden paniekaanvallen op het schoolplein. ‘Nu leer ik dat als ik praat, met mijn moeder, vriendinnen, de psycholoog, dat dan de tennisbal naar boven floept, maar dat is goed, want de buikpijn gaat weg en ik kan weer ademhalen.’

Veerkracht vraagt dus om flexibiliteit, meebewegen met de pieken en dalen van het leven, en daarin zit dus ook een bepaalde mate van overgave

‘Als we ons lijden uit de weg gaan, wordt het alleen maar groter’, bevestigt Damiaan Denys, psychiater en filosoof aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Onze slechte omgang met het lijden is vaak de reden van ons lijden. De acceptatie van het lijden is vaak een reden dat we minder lijden. Als je dan daadwerkelijk aan de pijn denkt en hem voelt door ernaar te ademen, wordt de pijn lichter. Dat komt doordat je het “ten volste” beleeft. Als een heel betekenisvol iemand is overleden, heeft dat impact op je leven. De diepte van je lijden zorgt ook dat er een

Veerkracht vraagt dus om flexibiliteit, meebewegen met de pieken en dalen van het leven, en daarin zit dus ook een bepaalde mate van overgave, acceptatie, of, voor wie dat (net als ik) een te groot woord vindt: verdraging (ik vind het zelf makkelijker te verdragen dat mijn moeder vroeg stierf, dan dat ik dat moet accepteren).

Je leeft, dus je lijdt soms.

Je hebt aanleg voor veerkracht, maar kunt het ook leren

En hoe we dat lijden ondergaan, en met welk gemak we vervolgens weer lichtheid kunnen ervaren, is afhankelijk van ontelbaar veel factoren in en rondom ons, in zowel ons verleden als het heden.

Veerkracht hebben we ons goed leren hechten, hebben onze ouders of opvoeders ons geleerd dat het leven ook moeilijkheden kent (en hoe we daar dan gezond mee omgaan)? En het zit deels in onszelf: hoe fantasierijker de mens, hoe hoopvoller; en wie hoopvol is, is in staat aan het eind van de tunnel, hoe donker en lang die tunnel ook is, licht te zien. De hoopvollen weten zich actief naar dat licht te bewegen, zo leerde Emma Pleeging me, die op dit onderwerp

Ook in onze genen zit verankerd hoe we met trauma en verlies omgaan. Zo ontdekten onderzoekers aan het UMC Utrecht dat bij veel mensen met een jeugdtrauma Dachten de onderzoekers aanvankelijk dat het een schadelijke aanpassing was, ‘een lelijk litteken’, nu blijkt die aanpassing juist bij te dragen aan ons veerkrachtmechanisme. En de een heeft flexibelere genen dan de ander – het maakt dat de ene militair wel met PTSS uit oorlogsgebied komt,

‘Onderschat ook de veerkrachtfunctie van je vrienden, je vangnet, niet’, vertelde Anne-Laura van Harmelen me. Zij is hoogleraar veiligheid en veerkracht aan de Universiteit Leiden. ‘Hoe dat precies werkt, weten we in de wetenschap nog niet. Het is een open vraag. Het kan het reguleren zijn, hoe ga je met anderen om, hoe ga je met stress om? Hoe praat je over stress? Of het uiten van emoties, daar kunnen vrienden bij helpen, dat iemand begrip toont, je een spiegel voorhoudt, dat je je gehoord voelt, minder eenzaam ook. Het kan zijn dat mensen minder stress ervaren door simpelweg afleiding te vinden bij anderen.’

Het is, zo zegt Van Harmelen, een hoopvolle boodschap die ons tegelijkertijd aan het werk zet. ‘Als je niet veerkrachtig bent, kun je het worden. Maar het betekent óók dat je eraan moet werken, het is niet iets wat stabiel is.’ Niet voor niets zijn er veel psychiaters en hoogleraren die er hun werk van hebben gemaakt om anderen te leren hun minder ontwikkelde veren aan te boren.

Veerkracht is als een spier. Het zit weliswaar in je karakter, in je genen, in je opvoeding, in je vangnet, je instelling (is je glas doorgaans halfvol of niet?), maar is daarom nog niet statisch of biologisch gedetermineerd.

Helemaal terugveren bestaat niet: je bent nu eenmaal veranderd

Veerkracht is geen superheldenverhaal. We zijn volgens de psychologie en biologie in staat het aan te boren, te vinden, maar het is niet één knop. ‘Het is hard werken’ – was getekend: zo ongeveer iedereen die ik ooit interviewde over verlies.

Want verlies, ellende, verdriet, omdonderen: dat alles is misschien wel een voorwaarde voor veerkracht. We boren het pas aan als de noodzaak er is. De zoektocht naar wat jouw persoonlijke goede duwtjes kunnen zijn, is er een die vaak vanaf de bodem van de spreekwoordelijke put wordt gestart.

Het streven naar een happy ending is te simplistisch, te oppervlakkig, een illusie; het leven zit gelaagder in elkaar

Voor de 80-jarige Jan was, na het verlies van zijn vrouw, één van de duwtjes het tuinieren. Hij wordt elke dag wakker om naar zijn (of eigenlijk: haar) plantjes te sjokken. Voor Zahira Mous (39), die meerdere malen werd verkracht, is dans een belangrijke duw. Kunnen bewegen – iets dóén met dat verdriet. Voor zestigers Jeanne en Bart Hornikx, die hun dochter verloren bij de MH17-ramp, is het lotgenotencontact. Maar dan wel met lekker eten, goede borrels, fijne gesprekken. En Arold Dingemans (49), die langzaam blind en doof wordt door een zeldzame ziekte, is ‘als een malle’ gaan reizen door zijn fysieke deadline. Hij ziet naar eigen zeggen ‘veel meer sinds hij weet dat hij straks niet meer kan zien’. ‘Juist door die slechte ogen van me, heb ik nu een geweldig leven.’

‘Bij veerkracht gaat het erom in hoeverre je betekenis kunt toekennen aan je ellende’, legde filosoof Denys me uit. ‘Cognitieve herwaardering’ wordt dat ‘terugveren’ zou ik het willen noemen. Maar (wéér die nuance-maar): we veren eigenlijk nooit helemáál terug. Althans: niet compleet naar de oude staat van vóór het onheil. Dat kan niet, want dat wat we meemaken, verandert ons.

Het streven naar een happy ending is te simplistisch, te oppervlakkig, een illusie; het leven zit gelaagder in elkaar. Er ontstaan krassen op de ziel, eeltvorming volgt daarna. Er zijn nieuwe wijsheden, ervaringen, nieuwe vriendschappen, vaardigheden, hobby’s, passies, dromen en liefdes ontdekt. Verdriet komt, troost volgt. Je raakt uit balans, maar traint zo de spieren om opnieuw evenwicht te vinden.

Meer lezen?