Bestaanszekerheid is geen geldkwestie
Ik denk dat we het allemaal weleens ervaren: het gevoel dat we geen grip op ons leven hebben.
Je wil bijvoorbeeld uit je te krappe, tochtige woning verhuizen, maar je kunt nergens naartoe. Een vast contract krijgen op je werk lukt maar niet. Ondanks dagen bellen krijg je maar geen doktersafspraak geregeld, je staat al maanden op een wachtlijst voor therapie, of de noodzakelijke ondersteuning vanuit de gemeentelijke armoederegelingen laat maar op zich wachten.
In zulke gevallen ben je afhankelijk van een ander, en ligt de controle over het leven dus niet in eigen handen. Je gaat nu eenmaal niet zelf over de hoogte van de huur of de wachtlijsten in de zorg. En als er nog honderden wachtenden voor je zijn, zit er maar één ding op: wachten, vaak in een meer of mindere staat van onzekerheid.
Onschuldig is dit niet.
In het rapport Grip dat eind 2023 verscheen, stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) dat steeds meer burgers onzekerheid én een gebrek aan controle op het eigen leven ervaren. Dit heeft zo zijn gevolgen: veel stress, ziekte en een ontevredenheid over de samenleving als geheel.
Het meest interessante aan het rapport vind ik dat de WRR zegt dat de focus op bestaanszekerheid – waarbij werk en inkomen de boventoon voeren* – onvoldoende is om te voelen dat je grip op je leven hebt.*
Laten we daarom de zaken even omdraaien en ons de vraag stellen: wat maakt ons bestaan onzeker?
Bestaanszekerheid voorop
Stel, je bent een jonge twintiger en door je flexcontractje en een inkomen net onder de armoedegrens lukt het maar niet om een woonst te vinden. De wachtlijst voor een sociale huurwoning is minstens vijf jaar. Je kunt nog wel terecht bij vrienden op de bank, maar de situatie begint te knagen aan je mentale gezondheid, en daardoor is het moeilijker om ander, beter werk te vinden. Je wilt wel hulp, maar geestelijke gezondheidszorg is niet onmiddellijk beschikbaar.
In dat geval leef je een onzeker bestaan.
Maar: ben je rijk, dan koop je gewoon het huis dat je wil, je kunt zonder financiële zorgen de private zorgmarkt op of je huurt een consultant in die voor jou de ongemakkelijkheden des levens oplost. Je kan als het ware je shit outsourcen: een probleem, een adviseur, een oplossing en een rekening.
Geld maakt misschien niet gelukkig, als je er genoeg van hebt kun je er wel een zekerder bestaan mee afkopen. Het is dan ook niet helemaal vreemd dat politici en beleidsmakers bestaanszekerheid vaak framen als een geldkwestie.
En dan gaat er vanzelfsprekend veel energie en denkkracht naar het voorkomen van armoede: hoe zorgen we ervoor dat de bestaanszekeren niet bestaansonzeker worden? Dat idee.
Met een tientje erbij per maand krijg je heus de schimmels niet van de slaapkamermuren
Om allereerst inzicht te krijgen in de omvang van het armoedeprobleem, werken we in Nederland met zogenoemde armoedegrenzen. Leef je onder bepaalde inkomensgrenzen die als voldoende worden gezien om rond te komen, dan leef je officieel in armoede.
De vraag is: heb je met een tientje boven de armoedegrens veel meer bestaanszekerheid? Die woning blijft nog steeds buiten bereik en voor dat tientje kan je hoogstens vijf minuten in therapie. Met een tientje krijg je heus de schimmels niet van de slaapkamermuren. Ook verhuizen is niet mogelijk. Heel misschien kun je er wel een astmapuffer mee kopen, maar veel schiet je daar natuurlijk niet mee op in je tochtige, vochtige huis.
Als je bestaanszekerheid framet als het hebben van voldoende inkomen, wordt het garanderen van bestaanszekerheid een relatief simpel verhaal van het spreiden van welvaart: inkomen omhoog (minimumloon of bijstand verhogen), kosten omlaag (bijvoorbeeld met een prijsplafond voor energie) en klaar is Kees.
Dat voor honderdduizenden huishoudens dit welkome ingrepen zijn, ga ik niet tegenspreken. Dat we daarmee de bestaansonzekerheid van honderdduizenden anderen oplossen, durf ik te betwisten. Zij zullen met een tientje boven de armoedegrens nog altijd veel onzekerheid ervaren.
Of om het in de bewoordingen van de WRR uit te drukken: voor een tientje koop je geen grip.
Een klassieke basis om op te rekenen
Om je leven in te richten op een manier die bij je past en die goed voor je is, heb je een basis nodig waar je op kunt rekenen en bouwen. Daarvoor hebben we in onze democratische rechtsstaat grondrechten in het leven geroepen.
Onze grondrechten bieden ons veiligheid. Ze beschermen ons tegenover de overheid, maken het mogelijk om in vrijheid te leven en deel te nemen aan de samenleving.
Er zijn klassieke grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, het recht op privacy en het discriminatieverbod.
Word je permanent gediscrimineerd of ben je systematisch slachtoffer van uitsluiting, lijkt het me vanzelfsprekend dat je bestaansonzekerheid ervaart. Want hoe bouw je een zeker bestaan op als je op basis van je achternaam, huidskleur of geslacht geen opleiding, woonst of werk kan vinden?
En hoe bouw je een zeker bestaan op als de overheid zelf zich bijvoorbeeld schuldig maakt aan institutioneel racisme? Kijk daarvoor naar het toeslagenschandaal: duizenden gezinnen werden onterecht beschuldigd van fraude,* veelal op basis van hun tweede nationaliteit of achternaam. Velen verloren hun huis, hun baan en bleven achter met een gebroken gezin.* Of kijk bijvoorbeeld naar Groningen, waar scheuren in huizen en een incorrecte afhandeling tot onzekerheid en stress zorgen.
Een sociale basis om op te bouwen
Naast de klassieke grondrechten bestaan er ook sociale grondrechten: het recht op werk, huisvesting, bestaanszekerheid (!), gezondheidszorg, onderwijs en een gezonde en veilige leefomgeving. Zij vormen als het ware de grond om ons leven op te bouwen.
Kijk je naar een achterstandswijk of een achtergesteld plattelandsgebied, dan zie je dat het daar al jaren crisis is op zowat alle sociale grondrechten
Op dit moment verkeren al deze sociale grondrechten in crisis: wooncrisis, zorgcrisis, onderwijscrisis, arbeidsmarktcrisis, bestaanszekerheidscrisis en leefomgevingscrisis (natuur- en stikstofcrisis, weet je wel).
Punt is: kijk je naar een achterstandswijk of een achtergesteld plattelandsgebied, dan zie je dat het daar al jaren crisis is op zowat alle sociale grondrechten. En je ziet ook dat ongelijkheid op onze sociale grondrechten onherroepelijk leidt naar ongelijkheid in gezondheid en (politieke) participatie.
Want wat ben je met een extra toeslag als je steeds minder snel toegang krijgt tot zorg, de wachtlijsten voor woningen alleen maar langer worden, er een lerarentekort op de school van je kind is, je niet langer van nine to five maar in wisselende diensten met onzekere contracten werkt, je buurt alleen maar onveiliger wordt of de overheid je systematisch discrimineert?
De rol van de overheid
Om burgers grip te bieden op hun leven, moeten ze volgens de WRR in staat worden gesteld om zelf hun leven in te richten. Dan gaat het vooral om zeker zijn van je grondrechten, want die zorgen ervoor dat je kunt zijn wie je wil zijn en kunt worden wie je wil worden. Daarvoor komen we er simpelweg niet met wat meer inkomen alleen.
Net daarom zullen we dus meer de vraag moeten stellen: wat maakt het bestaan onzeker?
Het antwoord op die vraag begint niet bij een gesprek over bestaanszekerheid, maar bij een gesprek over het waarborgen van al onze grondrechten. Want in die waarborg zit de échte bestaanszekerheid.
Anders gezegd: bestaanszekerheid begint bij een betrouwbare overheid.*