Peilingen na verkiezingen: zonde van de zendtijd
De kiezer heeft gesproken, maar tegen de peilers praat-ie alweer vrolijk verder. Handig om praatprogramma’s mee te vullen. Maar wat zegt het ons dat de PVV volgens de laatste peiling alweer op winst staat? Vrijwel niks.
Voor wie de ander al stevig vast wilde pakken bij 37 zetels voor de PVV, heb ik slecht nieuws: het zijn er nu 52! NSC? Gedecimeerd. VVD? Bijna weg.
De kiezer heeft gesproken, maar tegen Maurice de Hond praat die nog vrolijk verder. Een dag of honderd na de verkiezingen zaten de peilers alweer aan tafel bij de grote praatprogramma’s om de laatste ontwikkelingen te powerduiden.
‘De PVV stijgt door met tien zetels – historisch!’ stelde EenVandaag-presentator Joyce Boverhuis. ‘Het is duidelijk dat de partij de wind in de zeilen heeft.’ Huisduider Remko Theulings kleurt in: ‘Voor Geert Wilders is dit een enorme boost. En voor zijn gesprekspartners zal het toch een signaal zijn van: joh, nieuwe verkiezingen gaan weinig opleveren.’
‘Bronnen rond de formatie’ fluisterden tegen de Volkskrant over een ‘Rita Verdonkscenario’ voor NSC.* De peiling van Maurice de Hond ‘kan een eerste indicatie geven voor de prijs die de NSC-voorman mogelijk moet betalen’, schrijft de Volkskrant.
Geert Wilders was duidelijk in zijn nopjes met zijn postelectorale zegetocht. ‘U wilt niet weten hoeveel mails ik krijg van PVV’ers die zeggen: “Blaas het op! Verkiezingen! We worden de grootste!”’, zei hij tijdens het formatiedebat. Wouter de Winther schreef in een commentaar in De Telegraaf: ‘Dronken van goede peilingen dreigt de PVV alvast met nieuwe verkiezingen.’*
Nu gaat politiek over macht. En macht verwerf je met verkiezingen, niet met peilingen. Zelfs als er vandaag verkiezingen zouden worden uitgeschreven, duurt het nog tot ongeveer de zomervakantie voordat ze daadwerkelijk plaatsvinden.* Een relevante vraag is dus: hebben peilingen zo ver voor de komende verkiezingen überhaupt voorspellende waarde?
Nauwelijks, concluderen politiek wetenschappers Tom van der Meer, Lisa Janssen en Tom Louwerse in hun onderzoek naar alle peilingen tussen 1998 en 2021. Ook als je de laatste verkiezingscyclus toevoegt aan hun analyse, verandert deze conclusie niet.
Meer dan drie maanden voor de verkiezingen is de Peilingwijzer in staat om tussen de 70 en 90 procent van de uiteindelijke zetelverdeling correct te voorspellen. Op het oog indrukwekkend, tot je beseft dat de laatste verkiezingsuitslag ongeveer dezelfde voorspellende waarde heeft. Dus als je ervan uit zou gaan dat de verkiezingsuitslag in 2023 precies hetzelfde was als in 2021, dan had je 98 zetels aan de correcte partij toegewezen.
In de afgelopen twintig jaar kon de vorige verkiezingsuitslag gemiddeld 116 zetels van de volgende verkiezingsuitslag voorspellen (77,3 procent op het totaal van 150 zetels). De Peilingwijzer presteerde in de maanden en jaren voor de verkiezingen maar een pietsje beter. Tot drie maanden voor de stembusgang voorspelden de peilingen maar twee zetels meer correct (78,6 procent), maar met een enorme onzekerheidsmarge. Pas in de laatste weken van de verkiezingen neemt de voorspellende waarde van peilingen rap toe. In de verkiezingsweek wees de Peilingwijzer zo’n 138 zetels aan de juiste partij toe.
Kiezers weten pas vlak voor verkiezingen wat ze willen
Erg verrassend is dat niet. De meeste mensen weten pas kort voor de verkiezingen wat ze gaan stemmen. Veel kiezers hebben weliswaar een stemrichting (‘iets linksigs’, bijvoorbeeld), maar geen vastomlijnde stemkeuze (‘Het wordt GroenLinks-PvdA!’).
Deze besluiteloosheid is de afgelopen decennia ook flink toegenomen. In het eerste Nationale Kiezersonderzoek in 1971 zei één op de tien kiezers dat hij zijn stem in de laatste dagen voor de verkiezingen had bepaald. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 twijfelde meer dan de helft tot het laatste moment!
De wetenschappers Van der Meer, Janssen en Louwerse laten in hun onderzoek zien dat kiezers in aanloop naar de verkiezingen regelmatig van partij wisselen. Tot drie maanden vóór de verkiezingen van 2010 gaf op enig moment tussen de 55 tot 70 procent van de ondervraagden aan te kiezen voor de partij waarop ze uiteindelijk ook echt zouden stemmen. Op microniveau (de individuele kiezer) is de stemkeuze dus nog grilliger dan op macroniveau (de opgetelde stemkeuzes van alle kiezers).
Het is goed om dit in het achterhoofd te houden bij het lezen van de laatste peilingen: veel kiezers weten pas vlak voor de verkiezingen wat ze vinden. Je kunt hun vragen naar een mening die pas een paar weken voor de verkiezingen écht vorm krijgt, maar aan zo’n voorlopige mening kun je natuurlijk geen harde conclusies verbinden.
Daarbij komt dat de politieke interesse van Nederlanders door politiek geïnteresseerden vaak schromelijk wordt overschat. Uit opeenvolgende Nationaal Kiezersonderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat slechts een derde tot de helft van de Nederlanders überhaupt weet welke partijen in het kabinet zaten.
Het wordt al helemaal komisch bij inhoudelijkere beleidsvragen. Een van de speerpunten van het verkiezingsprogramma van Pieter Omtzigt was de invoering van een grondwettelijke toetsing. Uit het Nationaal Kiezersonderzoek van 2021 blijkt echter dat 85 procent van de Nederlanders in de veronderstelling verkeerde dat zo’n grondwettelijke toetsing al bestond.*
Veel te vroeg om te zeggen
Voor de goede orde: peilbureaus claimen zelf niet dat ze voorspellingen kunnen doen; integendeel, ze benadrukken dat peilingen momentopnamen zijn. Het gaat vooral mis wanneer aan deze momentopnamen door pers en politiek een zeggingskracht wordt toegedicht die ze helemaal niet hebben.
De VVD-kiezer loopt nu weg, volgens de peilingen. Dat komt, zo wordt losjes geanalyseerd, omdat de VVD-kiezer niet blij is met het besluit van Dilan Yeşilgöz om niet deel te nemen aan een rechts meerderheidskabinet. Maar wie weet zat daar een idee achter. Zo van: Geert Wilders mag eerst even zijn rechterarm offeren aan de liberale goden, voordat de VVD nog eens over haar hart strijkt en kijkt wat ze kan betekenen. Werkt dat? Geen idee, maar in ieder geval weten we dat pas als de formatie voorbij is.
Dit wordt al snel een spiegelpaleis waarin politieke crises bevestiging vinden in peilingen die reageren op politieke crises die weer reageren op peilingen
De relativering dat wat op dit moment speelt straks alweer grotendeels vergeten is, ontbreekt vaak. Leuk natuurlijk, dat de PVV nu op 52 zetels staat, maar als een nieuw kabinet binnen zes maanden valt omdat – ik zeg maar wat – Marjolein Faber als nieuwe PVV-minister van Financiën haar broer heeft ingehuurd om de ICT van de Belastingdienst een likje verf te geven (alle btw-aangiftes kwijt), dan heeft niemand het meer over de opstelling van Omtzigt tijdens de formatie. Sterker nog, dikke kans dat het dan weer gonst van de berichten over de wederopstanding van de Omtzias (‘Het grote gelijk van Pieter Omtzigt: rolt steen weg, loopt grot uit’).
Het punt is: we weten simpelweg niet wat zich allemaal nog gaat voltrekken tussen nu en de komende verkiezingen. Het is wilde speculatie over een toekomst die niemand kent, maar die wel bekend zal zijn bij de volgende verkiezingen, waarna we politici zullen afrekenen op besluiten waarvan zij ook niet precies wisten hoe die zouden uitpakken, maar die niemand ervan zullen weerhouden te concluderen dat zij idioot of geniaal zijn (lang leve de democratie).
De voorlopige meningen die naar voren komen uit zetelpeilingen worden nu dankbaar aangegrepen als vulling voor praatprogramma’s en garnering voor politieke analyses. Maar dit wordt al snel een spiegelpaleis waarin politieke crises bevestiging vinden in peilingen die reageren op politieke crises die weer reageren op peilingen.
Journalist: ‘Peilingen gezien, mevrouw Yeşilgöz? Uw partij is nu een smeulende puinhoop: wat nu?’
Het is zonde van de zendtijd. Sterker nog, het holt het publieke debat uit wanneer we het oordeel over de prestaties van politici uitbesteden aan betekenisarme peilingen op betekenisloze momenten.