Lessen uit het Repair Café: zie spullen als een kameraad met wie je door het leven gaat
Nooit eerder in de wereldgeschiedenis bezaten mensen zo veel spullen als nu. En nooit eerder gooiden we zo veel weg. Zonde, want spullen zijn herinneringen, gevoelens, verhalen. In het Repair Café krijgt zelfs een kapot waterpistool een tweede leven.
Voor de meeste mensen is de lamp van mevrouw Weni betekenisloos. Ze vinden hem misschien mooi of lelijk, niet meer dan dat. Maar als Weni alleen al denkt aan haar lievelingslamp, begint haar hele gezicht te stralen. De tientallen glazen pegeltjes vormen zo’n prachtig, schitterend motief op de muur van haar studeerkamer, vertelt ze. Net gloeiende vingertopjes, op zoek naar aanraking.
Maar nu ligt de lamp voor Weni op tafel. Opengereten. Er komen zwarte en rode draden uit. De peertjes zijn gedoofd, de pegeltjes ogen dof – een paar liggen los naast de lamp, als druppels water langs een glas.
Weni kijkt bezorgd. Vorige week waren de lichtgevende vingertopjes plots verdwenen uit haar kamer. Kortsluiting. Haar man had het niet aangedurfd om aan zo’n oude lamp te gaan pielen; met elektriciteit is het uitkijken geblazen. ‘Doe hem maar weg’, had hij gezegd. Dat kon ze niet, wilde ze niet. Ze gaf de lamp nog één kans.
En zo kwam ze bij Dirk terecht, een van de vrijwilligers die in een Amsterdams Repair Café mensen zoals Weni helpen om hun dierbare bezit weer tot leven te wekken. Met schroevendraaiers en tangen gaat hij zorgvuldig te werk – alsof hij een deel van Weni zelf op de operatietafel heeft liggen. Is de lamp nog te redden?
Leven in tijden van overvloed
Zeker honderdduizend jaar lang leefden mensen op, onder of net boven het absolute bestaansminimum. En ook Weni, die opgroeide in de jaren vijftig, leefde een groot deel van haar leven in een tijd waarin mensen nog veel minder geld hadden om spullen te kopen. Voor een simpele stofzuiger moest je soms maanden sparen.
Dat is nu wel anders: nooit eerder in de westerse wereld bezaten mensen zo veel voorwerpen als nu. In nog geen honderd jaar tijd is rijkdom eerder regel dan uitzondering geworden. Wie nu geboren wordt, groeit veelal op in een wereld van overvloed.
We kopen nieuwe wandelschoenen, want een nieuw paar is bijna net zo duur als verzolen
Zie onze huizen vol staan met enorme flatscreens, dikke loungebanken, stoomovens en wijnklimaatkasten. In de tuin een dinosaurus-ei van een barbecue, op de oprit drieduizend kilo blik om iemand van zeventig kilo te vervoeren.
Maar de vis wordt duur betaald. Wie aan de achterkant van de samenleving kijkt, ziet waar het wringt: in 2022 gooiden we 21 kilo aan apparaten* en 11 kilo aan textiel weg,* per persoon! Vaak niet omdat het moet, maar omdat het kan. We willen net als de buurman een iPhone 13 Pro Max, want heb je zijn foto’s van de zonsondergang op Ibiza gezien?! We vervangen onze prima functionerende waterkoker voor een met verschillende warmtestanden, anders smaakt de groene Chinese thee te bitter. We kopen nieuwe wandelschoenen, want een nieuw paar is bijna net zo duur als verzolen.
Consumeren zonder nadenken, wegwerpen zonder spijt. Is het tij te keren? Martine Postma, bedenker van het Repair Café, gelooft van wel. Hoe komen we volgens haar af van onze wegwerpmentaliteit?
Spullen zijn meer dan gewoon spullen
Ik ontmoet Postma in Amsterdam-Oost – ook de buurt waar ze in 2009 haar allereerste Repair Café organiseerde. Daarvoor werkte ze jarenlang als journalist en schreef ze over duurzaamheid, en specifieker over afvalbeperking. ‘Ik wilde méér doen en actief bijdragen aan gedragsverandering’, verklaart ze haar carrièreswitch.
Reparatie zag ze als de oplossing. ‘Ik wilde repareren terugbrengen als normale activiteit in het dagelijks leven. Maar ik wist: om zoiets aantrekkelijk te maken moet het leuk zijn, en vooral zo goedkoop mogelijk. Goedkoper dan nieuwe dingen kopen.’
Zo kwam ze op het idee voor een plek waar mensen naartoe kunnen met hun kapotte spullen, om die vervolgens samen met vrijwilligers weer aan de praat te krijgen.
Spullen zijn zo veel meer dan gewoon spullen. Het zijn herinneringen, gevoelens, verhalen
Inmiddels, vijftien jaar later, vind je op meer dan zeshonderd vaste plekken in Nederland Repair Cafés,* en wereldwijd zijn dat er zo’n drieduizend. Van Australië tot Canada en van Japan tot de Verenigde Staten. Iedereen die wil kan er een starten, zolang het maar een vrijwilligersinitiatief is en voor iedereen toegankelijk.
Postma legt uit hoe het werkt: ‘Laatst had ik een broodrooster waarvan het korfje niet naar beneden bleef staan. Samen met een van de vrijwilligers heb ik hem uit elkaar gehaald. Er bleek een koperen dingetje te zijn afgebroken. We hebben er een stukje aan gesoldeerd en toen liep hij weer als een zonnetje. En dan te bedenken dat mensen zo’n ding weggooien zonder te weten wat er aan de hand is. Al die grondstoffen!’
Iets wat Postma niet had kunnen bedenken toen ze begon met haar initiatief, was dat het samen repareren ook maakte dat mensen er ontzettend veel plezier aan beleefden. ‘Ik wilde iets betekenen voor het milieu. Maar tijdens het eerste Repair Café bleek dat het ook echt een sociale aangelegenheid was. Het krijgt mensen aan de praat, want je hebt altijd iets te bespreken als je binnenkomt met een kapot voorwerp. Wat is er mis mee? Hoelang heb je het al? Van wie heb je het gekregen?’
Een bezoek aan een Repair Café laat zien: spullen zijn vaak zo veel meer dan gewoon spullen. Het zijn herinneringen, gevoelens, verhalen.
Duiven beschieten met een waterpistool
Edward, Dirk, Peter en Bart zitten naast elkaar aan een lange houten tafel die is bezaaid met schroevendraaiers, snoertjes, gebruikte theezakjes, scharen en kniptangen. De mannen komen uit de IT en de medische wereld, hebben natuurkunde gestudeerd of gewerkt voor een elektronicafabrikant. De meeste vrijwilligers zijn gepensioneerd en helpen elke woensdagmiddag om de spullen van anderen – en de bijzondere verhalen erachter – in leven te houden.
Bart, opgeleid als natuurkundige, sleutelt aan een kruimeldief die niet meer oplaadt. De batterijen, zo vertelt hij, laden niet tegelijk op. Nu probeert hij de spanning weer op te bouwen, zodat het bijna nieuwe witte apparaat het weer gaat doen.
De eigenaar van de kruimeldief zit niet bij Bart aan tafel. De reparatie kon uren gaan duren, dus hij stuurde haar naar huis. Een afweging of een product zo’n tijdsinvestering wel waard is, maakt hij als reparateur niet. Bart: ‘Laatst kwam hier iemand met een elektrisch waterpistool waarmee hij de duiven van zijn balkon af schoot. Ik heb twee uur moeten buffelen om het ding open te krijgen. Een speciaal slangetje moest vervangen worden. Dat was een apparaatje van 12 euro, waar ik zeker vier uur aan heb zitten werken.’
Postma: ‘Economisch komt dit nooit uit. Een professionele reparateur rekent misschien 47 euro per uur – dan ben je 200 euro kwijt voor iets wat nieuw 12 euro kost. Daarom gebeurt het niet: spullen zijn te goedkoop en arbeid is te duur.’
Hoe komen we uit de weggooimaatschappij?
Dat spullen zo goedkoop zijn en arbeid zo duur, verklaart voor een belangrijk deel waarom we zo verspillend met onze spullen omgaan.
Postma: ‘Nieuwe spullen zijn de afgelopen tientallen jaren steeds goedkoper geworden, doordat fabrikanten op allerlei manieren hun kosten hebben verlaagd.’
Behalve goedkoop zijn producten ook steeds moeilijker te repareren en makkelijker te vervangen – zie de constante stroom en eindeloze beschikbaarheid van nieuwe dingen. En dat verklaart hoe we in deze ‘weggooimaatschappij’ terecht zijn gekomen, zegt Postma.
Om repareren weer rendabel te maken, moeten spullen duurder worden
‘Vroeger waren spullen duur en niet overal aanwezig, dus was het veel meer de moeite waard om iets te laten repareren. Op iedere straathoek zat een professionele reparateur. Of je deed het zelf; je leerde hoe het moest van je ouders of op school.’
Nu er geen droog brood meer te verdienen valt met repareren, verdwijnen de specialisten en de opleidingen, en daarmee raakt ook de kennis verloren. ‘Mensen die het nog kunnen, zijn vaak met pensioen, zoals de mensen die hier werken’, vertelt Postma. ‘Om repareren weer rendabel te maken, moeten spullen duurder worden. Een waterkoker voor 12 euro is namelijk niet normaal. Daar zitten de milieuvervuiling en de eerlijke arbeidskosten niet bij ingerekend.’
Ook zou reparatiearbeid goedkoper moeten worden, vindt Postma. Bijvoorbeeld door de btw op reparatie af te schaffen en de belasting op arbeid te verlagen. Consumenten betalen nu tot wel 21 procent btw over een reparatie, en de uurlonen liggen zo hoog omdat bijna 40 procent ervan naar de Belastingdienst gaat.
Hoe het recht op reparatie beter kan
Postma noemt de nieuwe Europese wet rondom recht op reparatie een eerste stap in de goede richting. Daarin staat dat fabrikanten verplicht zijn om een gratis reparatie aan te bieden aan klanten van wie een product binnen de garantietermijn kapot is gegaan. En als het buiten de termijn valt, is het verplicht om een reparatie tegen betaling aan te bieden. Nu wordt vaak een nieuw product aangeboden.
Maar volgens Postma gaan de plannen – die dit jaar zijn opgenomen in de Europese wet en komende jaren door lidstaten ingevoerd moeten worden – niet ver genoeg. ‘Als een apparaat binnen de garantietermijn kapotgaat, kun je nog steeds zeggen dat je een vervangend product wilt, terwijl het misschien wel gerepareerd kan worden.’ Ook gelden de regels van die wet maar voor een beperkt aantal sóórten producten. Daarbij zijn fabrikanten straks nog niet verplicht om reparatiehandleidingen openbaar te maken. Postma: ‘Onze vrijwilligers willen heel graag weten hoe je een voorwerp het beste openmaakt.’
Tot slot had Postma graag gezien dat er meer duidelijkheid was gekomen over de kosten van een reparatie. Fabrikanten moeten volgens de wet straks bijvoorbeeld reserveonderdelen aanbieden tegen een redelijke prijs. ‘Maar wat is een redelijke prijs? Dat kan door verschillende partijen verschillend worden uitgelegd. Als er nu een onderdeel kapotgaat van bijvoorbeeld je wasmachine, dan kun je een nieuwe printplaat kopen voor 800 euro. Terwijl je voor 900 euro een nieuwe machine koopt. Dan vind ik die reparatiekosten geen redelijke prijs.’
Anders naar spullen leren kijken
‘Kijk!’ roept Bart. Hij wijst naar de kruimeldief met de batterijen. ‘Hij staat nu op 3,5 terwijl hij net op 3,4 stond. Dus hij loopt op.’
‘Is dit voor jou een soort spel?’ vraag ik.
Bart: ‘Ik vind dit wel leuk.’ En hij richt zich snel weer op het machientje.
Postma vertelt dat de vrijwilligers die hier werken vaak ouderen zijn die niet meer in het middelpunt van de belangstelling staan. Maar in het Repair Café zijn ze de held van de dag: zij kunnen iets wat jij niet kunt. ‘Ze voelen zich gewaardeerd.’
Voor het Repair Café zit de kracht hem in de vrijwilligers. Maar Postma vindt het van de zotte dat repareren amper rendabel is in de echte economie. ‘Het café is nu een schattig initiatief aan de zijlijn, met mensen die in hun vrije tijd in een buurthuis zitten te repareren. Dat is leuk en nodig, maar het is niet genoeg.’
Veel mensen hebben geen reparatiekennis, geen gereedschap en bovenal: geen tijd
Net zomin is alleen repareren niet genoeg om iets te doen aan de verspillende manier waarop we met spullen omgaan. Postma: ‘Heel veel spullen zijn er niet voor gemaakt om gerepareerd te worden. Dus is het ook nodig om veel eerder in de productieketen iets te kunnen veranderen.’
Misschien wel het allerbelangrijkste: dat we anders leren kijken naar producten. ‘Zie het als waardevolle voorwerpen waar je goed voor moet zorgen en die je met zorg uitkiest. Zie een product als een kameraad. Iets waarmee je samen door het leven gaat.’
Ze snapt het wel hoor, kiezen voor nieuw. Veel mensen hebben geen reparatiekennis, geen gereedschap en bovenal: geen tijd. ‘Mensen vertellen me: ik moet al honderd ballen tegelijk in de lucht houden. En als mijn koffiezetapparaat dan op maandagochtend stukgaat, dan weet ik het even niet meer. Dus dan koop ik een nieuwe.’
Met haar Repair Cafés hoopt Postma mensen te laten zien dat dingen vaak eenvoudig te herstellen zijn, dat het soms slechts een kwestie is van ‘even schoonmaken’. Dat je het zelf kunt of dat er mensen in je buurt zijn die je kunnen helpen. Dat verandert hopelijk ook de manier waarop je naar spullen kijkt; dat je er zorgvuldiger mee omgaat en niet meer zo snel iets weggooit.
Dat de oplossing niet zo simpel is als ze aanvankelijk dacht, heeft haar wel gefrustreerd. Maar dat stadium is ze voorbij. ‘We doen wat we kunnen. We blijven dit doen, blijven dit verspreiden. Erover praten met mensen, bedrijven, fabrikanten en de makers van de wetten. We gaan ermee door. We stoppen niet.’
Gevraagd naar haar drijfveren, vertelt Postma een anekdote. Ze ging laatst met haar vader van 82 naar een Repair Café. Zijn scheerapparaat van een halve eeuw oud, dat nog van zijn eigen vader was geweest, werkte niet meer. In het café zat een man van eveneens in de tachtig die vroeger bij Philips had gewerkt en ontzettend veel kennis had. Hij opende het apparaat en liet zien wat er mis was, smeerde er een beetje soldeer op en voilà, hij deed het weer. Postma: ‘Wauw, dacht ik. Als het Repair Café nog niet bestond, zou ik het nu gewoon weer willen bedenken.’
Weni’s lievelingslamp, doet-ie het weer?
Weni kijkt vol spanning naar de handen van Dirk, die de verschillende draadjes van de pegellamp in de lucht bij elkaar houden. ‘Het probleem is dat er vijf lampen op zitten, gloeilampen nog trouwens’, legt Dirk uit. ‘En die vijf draden moeten allemaal naar de 230 volt komen. Het zijn oude draden die allemaal op een kroonsteentje zaten. Zo’n verbinding is niet betrouwbaar. Dus probeer ik ze nu bij elkaar te krijgen met een klemverbinding.’
Een paar minuten later slaakt Weni een kreet: ‘Hij doet het! Moet je kijken – ja, het is toch prachtig, hè?’