De rommelparadox: spullen bepalen steeds meer wie we zijn, maar we geven er steeds minder om
Nergens zie je beter hoe onze relatie met spullen verandert dan in de kringloopwinkel. Spullen gaan korter mee dan ooit – niet omdat het troep is, maar omdat we steeds iets nieuws willen.
Van die kleine vergulde lepeltjes zoals je oma die vroeger op het schoteltje naast het koffiekopje serveerde, ook al dronk je de koffie zwart.
Een zestal kristallen wijnglazen met knalroze voet, het prijskaartje nog op de doos, inclusief de aantekening: ‘Misschien iets voor Puck?’ Blijkbaar niet.
Even verderop: een enorme bruine leren fauteuil, zo een die je vader altijd al had gewild om in te verdwijnen met zijn boeken over levens op andere planeten, maar die je moeder zo afschuwelijk vond. Net als de boeken zelf trouwens.
Arme pa.
Kringloopwinkels huisvesten een enorme hoeveelheid spullen. Oude en gebruikte, nieuwe en dure. Soms al meerdere keren van eigenaar verwisseld. Allemaal afgedankt. Uit noodzaak of uit vrije wil.
Een kringloopwinkel zou je kunnen zien als het afvoerputje van de maatschappij. Maar wie goed kijkt, ziet iets heel anders: spullen krijgen pas betekenis als mensen ze dat geven. Alle voorwerpen die er te koop staan, hebben een geleefd verhaal – ze zijn uitgezocht, verzorgd, gekoesterd misschien wel.
Een bezoek aan de kringloopwinkel geeft inzicht in wat we zien als waardevol en wat niet, en hoe die perceptie door de tijd heen is veranderd.
Leven in tijden van overvloed (of: stop maar in de Kallaxkast)
Mensen hebben altijd al voorwerpen om zich heen verzameld. Om te overleven, maar ook voor rituelen, om ze aan anderen te laten zien, en natuurlijk voor het plezier.
Maar het verschil tussen de hoeveelheid spullen die mensen tot pakweg honderd jaar geleden bezaten en de hoeveelheid nu is gigantisch. Een mens in het Westen omringt zich vandaag de dag met duizenden spullen.
Het werd sinds de Tweede Wereldoorlog steeds minder vanzelfsprekend om spullen door te geven aan de volgende generatie
Garages worden niet meer zozeer gebruikt voor het parkeren van auto’s, maar voor het opbergen van onze campingstoeltjes, bladblazers en (rol)schaatsen. Kelders niet voor het opslaan van voedsel en flessen wijn, maar voor gereedschap, dozen vol speelgoed en het gourmetstel, dat hoogstens twee keer per jaar daglicht ziet. IKEA dankt zijn succes niet aan de Zweedse bal, maar aan de Kallax- en Paxkast. Wat voor chaos zouden onze huizen anders zijn?
De snelheid waarin we de afgelopen decennia spullen zijn gaan kopen en afdanken, toont een historische breuk met de rest van de menselijke geschiedenis. Een geschiedenis die gekenmerkt wordt door het delen, doorgeven en onderhouden van voorwerpen.
Massaproductie, globalisering en een toenemende welvaart maakten dat het kopen van spullen, met name na de Tweede Wereldoorlog, steeds toegankelijker werd voor steeds meer mensen. Het werd minder vanzelfsprekend om ze door te geven aan de volgende generatie. Spullen werden vervangen, afgedankt, aan de straat gezet.
De opening van de eerste kringloopwinkel van Nederland
En daar langs de weg vond Ruud Schmidt zijn eerste meubeltjes.
Schmidt, die later een van de grondleggers zou worden van de eerste kringloopwinkel in Nederland, had als vijfentwintigjarige profijt van het wegwerpgedrag van anderen. Hij studeerde, was hartstikke blut, maar had de mooiste antieke meubels in zijn gekraakte woning staan. Vondsten die hij bijvoorbeeld deed langs de chique Velperweg in Arnhem, waar mensen in de jaren zeventig hun grofvuil neerzetten om door de kraakwagen op te laten halen.
Schmidt was een echte verzamelaar. Zo vond hij een heel oud klein stoeltje uit de tijd van Lodewijk de zoveelste. Een naaimachine, waarmee hij kleren kon (ver)maken. Een klein houten doosje met mooie knoopjes en kraaltjes. Van die dingen die vijftig jaar bij mensen op zolder stonden en dan een keer tijdens een opruiming aan de straat belanden.
Hij vond het prachtig, maar Schmidt had ook door dat het problematisch was hoeveel goede spullen mensen weggooiden. Als student natuur- en milieubeheer op de bosbouwschool in Velp was hij zich al vroeg bewust van de milieuproblemen die veroorzaakt worden door onze honger naar meer, en hoe we grondstoffen verspillen.
Toen zag hij een oproep voorbijkomen in het plaatselijke krantje.
Er werd naar mensen gezocht die wilden helpen met het oprichten van een zogeheten kringloopwinkel. Het concept: een centrale plek, een soort buurtwinkel, waar mensen hun afdankertjes heen konden brengen. In ruil daarvoor mochten ze dan weer andermans spulletjes uitzoeken.
Dat was iets nieuws: tweedehandswinkels bestonden wel, maar die kochten meestal spullen op met als streven ze voor meer geld door te verkopen. Naar een kringloopwinkel brachten mensen hun gebruikte spullen altijd voor niks, en daar was het uitgangspunt: hergebruik en recycling bevorderen omwille van het milieu.
En zo werd op 7 maart 1981 in Dieren geschiedenis geschreven: aan de Spoorstraat 31a werd de eerste kringloopwinkel van Nederland geopend. Een krantenartikel uit die tijd beschreef het concept: ‘Gebruiksvoorwerpen en dergelijke waar men vanaf wil, zijn er te slijten. Zo is het denkbaar dat iemand een achterwiel nodig heeft voor een fiets en gaat kijken of dat zich in een kringloopwinkel bevindt.’*
Binnen de kortste keren stond er dagelijks voor openingstijd een rij van vijftig man voor de winkel. Wekelijks kwamen er mensen langs die ook zoiets in hun dorp of stad wilden beginnen. Uiteindelijk groeide die ene vestiging in Dieren uit tot een van de grotere kringloopketens in Nederland: 2Switch.
Tempo waarin mensen spullen weggooien is nauwelijks bij te benen
Via een zijdeur van de kringloopwinkel in Arnhem kom je in een gigantische hal terecht. Er staan containers vol met ijzerwerk, kapotte houten voorwerpen, glas, elektra, plastic. Hier komen de afgedankte spullen van mensen binnen, waarna ze een voor een worden bekeken en er een afweging wordt gemaakt: kan het nog een ronde mee of niet? Zo niet, dan worden de verschillende materialen zo veel mogelijk van elkaar gescheiden, zodat de grondstoffen gerecycled kunnen worden.
Dat uitzoekwerk is een enorme opgave. Zeker als je bedenkt dat bij de twaalf vestigingen van 2Switch jaarlijks 6 miljoen kilo aan goederen binnenkomt.
Een ruilsysteem, zoals aanvankelijk het idee achter de kringloopwinkel was, bleek al vanaf het begin onhaalbaar. De huur van het pand, het ophalen, uitzoeken en schoonmaken van de voorwerpen, en de kopjes koffie om dat werk aangenamer te maken, kosten allemaal geld. Maar Schmidt wilde de prijzen ook niet te veel verhogen. Mensen leverden hun spullen immers gratis in, en nieuwe voorwerpen waren inmiddels zo goedkoop dat de aantrekkelijkheid van de kringloopwinkel wegviel als je boven die prijs ging zitten.
Wat hielp was de samenwerking met gemeenten. Die waren verantwoordelijk voor de verwijdering van huishoudelijk afval, maar waren niet zo goed als de kringloopwinkels in de nog bruikbare spullen eruit filteren en de afvalstromen scheiden en recyclen. In ruil voor het overnemen van die taken ontvingen de kringloopwinkels vanuit verschillende gemeenten geld waarmee ze onder meer extra mensen konden aannemen.
Maar zelfs dat geld bleek niet genoeg om het tempo van de aanvoer van spullen bij te benen. Zo kwam het dat kringloopwinkels niet alleen een magneet werden voor vrijwilligers, maar ook een opvangplek en een springplank voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarmee kregen dit soort winkels ook een sociale functie.
De kringloopwinkel als graadmeter van de economie
Een vrouw van in de dertig heeft zojuist haar spullen afgegeven. Nieuw huis, nieuwe inrichting, zei ze erbij.
Ertussen liggen een schilderij met organische vormen in aardse tinten, een stoel van zwart metaal en mosgroen velvet, en een plastic bijzettafeltje met marmerprint.
De inhoud van een kringloopwinkel zegt meer over de maatschappij dan je misschien zou denken.
In de jaren tachtig hadden ze een overvloed aan glazen weckflessen met zo’n rode rubberen ring. De kelders van mensen stonden vroeger vol met potten groente. Inmaken was niet meer nodig nu iedereen dagelijks verse producten kon kopen in de supermarkt en er standaard een vriezer bij de inbouwkeuken geleverd werd.
Ook kwamen er in die tijd en masse gaskacheltjes binnen. Met de komst van de centrale verwarming waren die immers overbodig.
Wat betreft meubels waren het vooral bankstellen, tafels en stoelen van massief eikenhout die binnenkwamen. Ook wel bekend als ‘Oisterwijkse meubels’, vernoemd naar de meubelfabriek in het gelijknamige Brabantse dorp waar die werden gefabriceerd tot de fabriek in 1989 failliet ging.* Tien jaar nadat IKEA zijn eerste vestiging in Nederland had geopend.
Iedereen heeft het over bestaanszekerheid, maar wij zien dat hier in de kringloopwinkel niet terug
Huishoudens raakten daarna snel uitgekeken op het zware en donkere eikenhout, en verruilden het voor lichte, witte meubels van spaanplaat. Kasten die je volgens Schmidt nauwelijks uit elkaar kreeg of – als dat wel mogelijk was – na drie keer uit elkaar vielen, of die binnen enkele jaren doorzakten.
Een andere trend die Schmidt van dichtbij zag: de razendsnelle ontwikkelingen in de muziekindustrie. Waren het eerst vooral platen die mensen wegdeden, later werden dat cassettebandjes en cd’s. Het tempo waarin het een voor het ander werd ingeruild, lag ongekend hoog.
Aan het assortiment in de kringloopwinkel kon Schmidt naar eigen zeggen aflezen wat niet meer in de mode was en welke productverbeteringen er waren doorgevoerd. En in zijn algemeenheid diende de kringloopwinkel voor hem als graadmeter van de economie. Ging het goed, dan kwamen er veel spullen binnen en kwamen er minder klanten. Ging het slecht, dan was er meer vraag en minder aanbod.
De laatste jaren ziet Michael Edenburg, manager van de 2Switch-vestiging in Arnhem, een andere trend: geen ups en downs, maar een constante stroom van spullen komt er binnen. ‘Iedereen heeft het over bestaanszekerheid, maar wij zien dat hier niet terug. Je staat versteld van wat mensen weggooien. Speakers van 3.000 euro. Prachtige Rolf Benz-banken. Maar ook nieuwe spullen die nog gewoon in de verpakking zitten.’
Volgens hem willen mensen alleen maar kopen, kopen, kopen en doen ze er verder helemaal niks mee. ‘Ze leveren het hier in en gelukkig kunnen we er vaak andere mensen blij mee maken. Maar het is natuurlijk belachelijk.’
Schmidt: ‘Het zit heel erg in ons systeem. Ik merk het zelf ook, dan krijg ik in mijn hoofd van: goh, dat is mooi, terwijl ik het eigenlijk niet nodig heb.’
Spullen zijn een tijdmachine
Als we langs een vitrine in de winkel lopen, blijft manager Edenburg stilstaan. Hij kijkt naar een gereedschapskist met houten bijltjes, zagen, hamers, schroevendraaiers en andere tools. ‘Als kind heb ik dit ooit gekregen van mijn ouders. Hiermee heb ik mijn technische vaardigheden ontwikkeld’, vertelt hij, terwijl zijn donkerbruine ogen fonkelen.
Spullen roepen herinneringen op. Ze zijn dan ook een bron van informatie, over een ver of recent verleden. In tegenstelling tot mensen veranderen spullen nauwelijks. Socioloog Warna Oosterbaan noemt spullen in zijn boek Het leven van dingen dan ook een tijdmachine, ze brengen je terug naar de tijd waarin ze gebruikt werden.
Schmidt vertelt dat er weleens oudere mensen spullen komen brengen, die vervolgens worden afgekeurd omdat ze sleetse plekken hebben. ‘Ze reageren dan heel verontwaardigd. Zij zijn er heel hun leven heel zuinig op geweest, hebben er misschien wel dertig jaar lang elke dag voor gezorgd. En dan zeggen wij dat we er niks mee kunnen, dat we het afkeuren. Die mensen kunnen dat niet bevatten. Dat is heel confronterend. Zij komen uit zo’n andere tijd, hebben een heel andere perceptie van waarde.’
Alles is vervangbaar. Smaak is vergankelijk. Spullen zijn veranderlijk
Edenburg vertelt over een tapijtje met bloemetjesmotief van zijn schoonmoeder, dat per se met de snit tegen de zonrichting in op tafel moet liggen. Want als je het openlegt, dan verkleurt de stof door het licht. ‘Dat is dus het besef van een of twee generaties geleden.’
En dat besef kwam met een andere kijk op spullen. Een blik die ervan uitging dat je iets kocht omdat je het echt nodig had of echt mooi vond, want het was immers kostbaar. En dat je het aanschafte met het idee dat je het zo lang mogelijk moest koesteren, want de goede tijden van nu konden zomaar eens voorbij zijn.
Niet alleen aan de enorme hoeveelheid spullen die binnenkomen bij kringloopwinkels, maar ook aan het soort spullen valt af te lezen dat we totaal anders zijn gaan kijken naar de waarde van dingen.
Alles is vervangbaar. Smaak is vergankelijk. Spullen zijn veranderlijk.
Oosterbaan schrijft in zijn boek dat we enerzijds steeds afhankelijker worden van spullen (want wie kan nu nog zonder een smartphone, wasmachine of vaatwasser?), maar dat we ons er anderzijds steeds mínder aan binden. Door de ruime beschikbaarheid en hoge omloopsnelheid van dingen scheppen we de illusie dat er geen gebrek aan is. Daardoor bouwen we minder snel een band op met spullen, en zijn we geneigd er minder goed voor te zorgen.
Maar daarmee gaan we voorbij aan de rijke betekenis van spullen, die vaak zo verbonden zijn met ons bestaan dat we ons er nauwelijks van bewust zijn. De vergulde lepeltjes van oma, de glazen weckpotten, het gereedschapskistje in de vitrine: ze herinneren ons voortdurend aan de wereld zoals die een paar seconden, dagen, jaren of eeuwen geleden was.
In de kringloopwinkel kom je ze nog tegen. Maar hoe jammer zou het zijn als we die relatie met spullen in ons dagelijks leven verliezen?