Darts zou dé sport van gendergelijkheid kunnen zijn. Dat dat niet zo is, ligt niet aan trans vrouwen
Een transgender vrouw die een overwinning behaalt in welke vrouwencompetitie dan ook? Gegarandeerd hommeles.
Zoveel bleek deze week, en wel binnen het darts. De 27-jarige Nederlandse Noa-Lynn van Leuven won afgelopen weekend een toernooi van de Ierse Katie Sheldon. Voor collega-darters Anca Zijlstra en Aileen de Graaf was het reden om uit het Nederlandse vrouwenteam te stappen.
Zijlstra motiveerde haar vertrek op Facebook: ze zei zich te schamen, omdat een ‘biologische man’ meespeelt bij de vrouwen.
Het debat rond transinclusie laait op binnen steeds meer takken van vrouwensport. Ook waar dat allesbehalve logisch lijkt: wie een puberteit met veel testosteron doorloopt, ontwikkelt lichamelijke eigenschappen – meer spiermassa, explosieve kracht, uithoudingsvermogen. In sommige sporten zijn die voordelig. Maar geldt dit ook voor schaken, poolen of snooker, waar sportsucces vooral afhangt van het vermogen tot nadenken, mikken en stilstaan?
Hoe bizar is het eigenlijk dat zelfs binnen een sport waar domme kracht geen bal uitmaakt, de man zo overduidelijk domineert?
Toch leidt de deelname van trans vrouwen binnen al deze sporten tot – ik zei het al – hommeles. Wat mij betreft hét bewijs voor het volgende: al die argumenten over ‘biologische man-vrouwverschillen’ en ‘het bewaken van een eerlijk speelveld’ zijn in werkelijkheid niet meer dan transfobie met een dun laagje vernis.
Toch hebben Zijlstra en De Graaf ergens ook een punt. Want hoe bizar is het eigenlijk dat zelfs binnen een sport waarbij domme kracht geen bal uitmaakt de man zo duidelijk domineert?
Hun woede over de ongelijkheid in de dartsport lijkt mij dus niet onterecht. Wel jammer dat die woede zich weer eens richt op een transgender persoon die niks verkeerd doet.
Pijltjes gooien in de prehistorie?
Als man-zijn in het darts nauwelijks een fysieke voorsprong oplevert, waarom darten mannen en vrouwen dan in aparte competities?
Aan de dartsbonden ligt het niet. De meeste grote toernooien zijn namelijk opengesteld voor zowel mannen als vrouwen. In theorie is het dus goed denkbaar dat mannen en vrouwen bij grote wedstrijden tegenover elkaar komen te staan – recent is dit zelfs een enkele keer voorgekomen.
Toch houden dartsbonden vaak ook aparte vrouwencompetities. Daaraan mogen alleen vrouwen deelnemen, en transgender personen die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zonder deze aparte competitie zou er namelijk haast nooit een vrouw meedoen aan een officiële wedstrijd. Pijnlijk maar waar: vrouwen zijn doorgaans (nog) niet goed genoeg om zich in de open topcategorie staande te houden.
Over hoe dat komt, wordt wild gespeculeerd. Als ik Twitter mag geloven, ligt het antwoord besloten in de rolverdeling van mannen en vrouwen in de prehistorie. Ja, voor darts tellen uithoudingsvermogen of spierkracht misschien niet veel. Maar wist je dat prehistorische mannelijke jagers ook een andere motoriek ontwikkelden dan vrouwelijke verzamelaars, waardoor zij honderdduizend jaar later beter zijn in het gooien van pijltjes?
Met alle respect: bullshit. Die theorieën over prehistorische rolverdelingen zijn allang achterhaald,* te meer omdat we inmiddels weten dat – verrassing! – vrouwen ook weleens een jachtpartijtje hielden.*
Vrouwen schaken niet slechter dan mannen. Wel mínder
Voor een betere verklaring kunnen we naar het schaken kijken. Ook daar wordt het gebrek aan vrouwen op topniveau vaak verklaard aan de hand van vastgeroeste ideeën over hun gebrek aan ‘strategisch denkvermogen’ of ‘killer instinct’. In werkelijkheid blijken vrouwen niet slechter, maar vooral minder te schaken.
Wie in het schaken naar gemiddelde scores kijkt, ziet dat mannen en vrouwen ongeveer even goed zijn in het spel. Dat er relatief meer mannen bij de schaaktop horen, heeft er vooral mee te maken dat relatief weinig vrouwen de denksport beoefenen. Statistisch gezien is het eigenlijk super logisch: hoe kleiner de groep schakende vrouwen, hoe kleiner ook de kans dat daar een genie tussen zit dat als schaakkampioen naar voren komt.
De gender gap is dus vooral een participation gap.
Wat zo’n participation gap precies veroorzaakt is moeilijk te zeggen. Wat een rol lijkt te spelen* is dat de talenten die we met schaken associëren (strategisch inzicht, analytisch denkvermogen) vaker aan mannen worden toegeschreven én vaker als aangeboren eigenschappen worden gezien.
Zo houdt een participation gap zichzelf in stand: omdat we geloven dat vrouwen van nature minder goed kunnen schaken, gaan minder vrouwen schaken. En omdat we daardoor minder schaakvrouwen op topniveau zien, blijven we geloven dat vrouwen de benodigde, aangeboren eigenschappen voor topschaak missen.
Wreekt iets soortgelijks zich niet in het darten? Proberen mensen zich in die sport niet ook uit alle macht vast te klampen aan het idee dat het tóch allemaal op biologie neerkomt? Iets met jagers-verzamelaars en evolutie? Terwijl er in werkelijkheid vooral te weinig vrouwelijke darters zijn?
Vrouwen kunnen prima meedoen aan wereldkampioenschappen
Dan rest de vraag: wat doen dartsbonden om die participation gap te dichten?
Bar weinig eigenlijk. De aparte vrouwentoernooien zijn te klein om veel aandacht te genereren. Daarom is het prijzengeld lager, en kunnen maar weinig vrouwen van een professionele dartscarrière leven. Bovendien maakt het gebrek aan geld en status het voor vrouwen moeilijker om hun talent te ontwikkelen.
De competitie die bedoeld is om vrouwelijke darters toch een podium te geven, houdt het vrouwendarts in werkelijkheid vooral klein. De ongelijkheid tussen mannelijke en vrouwelijke darters is institutioneel, niet biologisch. En dat vrouwelijk darters als Anca Zijlstra en Aileen de Graaf dáár pissig over zijn, is volkomen begrijpelijk.
Wat in elk geval niets oplost, is transgender darters als Noa-Lynn van Leuven uitsluiten. Dartsbonden moeten investeren om vrouwen en mannen op gelijk niveau te krijgen. Bijvoorbeeld door het prijzengeld in de vrouwencompetitie gelijk te trekken met de open competitie, het gebrek aan aandacht en status ten spijt. Of door de mogelijkheden voor vrouwen om zich te kwalificeren voor wereldkampioenschappen verder uit te breiden.
Darts kan dé sport van gendergelijkheid worden. Proberen de vrouwencompetitie ‘biologisch zuiver’ te houden, brengt ons geen centimeter dichter bij dat doel.