Deze week overleed Daniel Kahneman, een academisch psycholoog die voor zijn onderzoek naar de verrassende en structurele denkfouten die mensen maken.

Dit schreef hij eind jaren zeventig en begin jaren tachtig met zijn vaste co-auteur Amos Tversky, en corrigeerde daarmee het beeld van de mens als calculerend wezen. Dat wil zeggen: de mens calculeert weliswaar, maar zijn rekenmachine doet het vaak niet zo goed.

Mensen voelen verliezen bijvoorbeeld harder dan winsten: 10 euro verliezen in het casino doet dan 10 euro winnen plezier oplevert. En een coach die een slecht presterende speler de volle laag geeft, en vervolgens ziet dat de speler het de volgende wedstrijd beter doet, denkt dat hij de oorzaak is van de prestatieverbetering – terwijl de speler in de wedstrijd daarvoor gewoon

Simpel gesteld: het brein is een machine die mensen snel tot conclusies brengt – of die conclusies kloppen of niet. Het brein houdt zich vast aan intuïties en vuistregels die soms kloppen,

Dit feilbare denken kan gevaarlijk zijn – of nuttig, voor wie kwaad in de zin heeft. ‘Een betrouwbare manier om mensen in onwaarheden te laten geloven’, schreef Kahneman in 2011 (dus nog voordat fake news een onderwerp was), ‘is frequente herhaling, omdat vertrouwdheid niet gemakkelijk is te onderscheiden van waarheid.’

In het honkbal heb je niks aan een goddelijk lichaam

Zoals wel vaker met academische kennis, duurde het lang – zeker twintig jaar – voordat de inzichten van Kahneman in de praktijk werden benut. Al zou Kahneman dat overigens ook weer kunnen vinden, want hoe kun je dat eigenlijk weten? Wie weet waren er tal van mensen die er – zonder dat de wereld er zicht op had – gebruik van zijn kennis maakten.

Kijk naar wat iemand structureel doet, en niet naar hoe hij eruitziet, of naar een of twee geweldige acties

Hoe dan ook, Kahnemans denken werd zeer zichtbaar in praktijk gebracht door de honkbalploeg Oakland Athletics, die gebruikmaakte van statistische analyses van spelers. Ze wilden zich niet laten verblinden door irrationele factoren bij het contracteren van spelers.

De neiging dat wel te doen was endemisch in de sport, concludeerde algemeen directeur Billy Beane en zijn assistent Paul DePodesta.

Je kunt spelers wel op een paar wedstrijdjes beoordelen, of op een paar fysieke kenmerken, zoals een afgetraind lichaam en een stoere kop (‘The Good Face’, noemden scouts dat), maar is dat werkelijk belangrijk of veelzeggend? Nee. Kijk naar de data, kijk naar wat iemand structureel doet. En dus niet naar hoe hij eruitziet, of naar een of twee geweldige acties.

Ouderwetse scouts waren dol op knappe honkbalspelers met van die mooie en brede kaken, spelers die eruitzagen als atleten. De nieuwerwetse bazen van de Oakland A’s vonden het onzin en gingen de strijd met hun eigen scouts aan.

Fotomodellen hebben we niet nodig, stelde Beane. ‘We’re not selling jeans here.’

Deze anekdote staat in Moneyball, het boek van Michael Lewis, in essentie een glaszuivere casestudy van de toepassing van Kahnemans en Tversky’s inzichten. Zelf had Lewis dat niet in de gaten; hij had nooit van Kahneman gehoord. Econoom Richard Thaler en jurist Cass Sunstein wezen Lewis en alle lezers in een van Moneyball erop hoe de A’s, zonder het te weten, diverse inzichten uit de cognitieve psychologie naar het sportveld hadden vertaald.

Toen dat eenmaal helder was, was het hek van de dam. De halve sportwereld dook op het werk van Kahneman en Tversky – net als tal van Daryl Morey, algemeen directeur van basketbalclub Houston Rockets (en nu de Philadelphia 76ers), trok de academische kennis van Kahneman, Tversky en andere ‘gedragseconomen’ spectaculair extreem door.

Morey wilde eventuele toekomstige spelers niet eens meer interviewen, in een sollicitatiegesprek, bang als hij was dat de rare dingen die een speler zou kunnen zeggen veel betere informatie over de speler zou vertroebelen of zelfs zou doen ondersneeuwen. Want ja, zo iemand kan iets mafs zeggen, en dan denk je misschien dat de speler een eersteklas mafjoker is, maar doet het er ook toe?

Nauwelijks. Wat ertoe doet is wat die spelers doen op het veld, ondanks zijn kennelijke mafjokerigheid, en wat hij doet kun je zien in data en videoanalyses. Dat deze extreme benadering zijn nadelen had, kun je lezen in ‘How Daryl Morey used behavioral economics to revolutionize the art of NBA draft picks’ in Slate.

How Daryl Morey used behavioral economics to revolutionize the art of NBA draft picks. Lees hier het artikel van Lewis op Slate

Maar Morey verfijnde zijn aanpak, en zijn denkwijze bracht hem en zijn ploegen veel succes –

Kahneman zelf schreef overigens een zeer leesbaar boek over zijn werk: Thinking, Fast and Slow, in als Ons feilbare denken. Lewis werd dankzij Thalers en Sunsteins interventie de biograaf van Kahneman en Tversky; het stuk over Daryl Morey is hoofdstuk 1 uit zijn boek

Daniel Kahneman, the King of Human Error Lees hier het artikel van Lewis op Vanity Fair Daniel Kahneman on Cutting Through the Noise Tyler Cowen in gesprek met Daniel Kahneman