De mensen in deze ‘probleemwijk’ zijn niet afgehaakt – er wordt gewoon niet met hen gepraat
Armoede, slecht onderhouden flats, energiekosten – in Rotterdam-West buitelen de zorginstanties over elkaar heen om kwetsbare burgers te helpen. Alleen lukt het niet altijd even goed om iemand te bereiken. De mensen van De Verbindingskamer doen het anders: ze bellen gewoon aan.
Er was eens een spookflat in Rotterdam-West.
De deuren en ramen bleven potdicht, buren kenden elkaar niet, en door schaamte over de aftandse staat van het gebouw durfden bewoners hun familie niet uit te nodigen. De gemeente zag de problemen achter de voordeur zich opstapelen in de vorm van aanmanende brieven – alleen lukte het maar niet om een stap over de drempel te zetten.
Dus werd de hulp van Marianne en Hayat ingeroepen.
Onvermoeibaar gingen ze van deur tot deur met één simpele vraag: wil je je buren beter leren kennen? Het antwoord was bijna altijd: ja. Dus gingen ze aan de slag.
Ze organiseerden ontmoetingsavonden waarop mensen vertelden wat hen bezighield. Wat waren hun wensen en ideeën voor de flat, waar hadden ze hulp bij nodig?
Na drie jaar hadden de bewoners minder zorgen en keken ze steeds meer naar elkaar om. Inmiddels zijn er een levendige flat-WhatsAppgroep en een kernteam van bewoners dat de taken van Marianne en Hayat heeft overgenomen.
De flat is gaan leven.
Zorg is er wel, maar die sluit slecht aan bij wat mensen nodig hebben
De doeltreffende organisatie waar ik het over heb is De Verbindingskamer, die zeven jaar geleden werd opgericht door Marianne de Koning (39). Kerntaak: mensen in kwetsbare wijken met elkaar verbinden, door concrete problemen met elkaar op te lossen. Met een bosje bloemen (inclusief visitekaartje met daarop Mariannes privénummer) gaan Marianne en haar team van deur tot deur in wijken ‘waar mensen de verbinding met elkaar zijn verloren’.
Die verbinding is hard nodig, want in de armste wijken van Rotterdam gaat het maar weinig vooruit.* Door een afgenomen rol van woningcorporaties en een grotere concentratie van kwetsbare burgers, zie je dat er een ‘leefbaarheidskloof’ is ontstaan: de leefbaarheid in de armste wijken blijft achter bij de ontwikkeling in rijkere wijken. Daarnaast worden deze wijken (Feijenoord, Beverwaard, Spangen, Oude Westen, Centrum, Crooswijk, Schiebroek en Ommoord) opgeschrikt door een gigantische toename van drugsgerelateerde explosies, en komen er meer signalen van scholen dat jongeren vervallen in drugscriminaliteit.*
Georganiseerde zorg is er wel, maar die sluit vaak niet goed aan bij wat mensen nodig hebben. Ook weten de hulpinstanties de kwetsbaarste mensen niet altijd even goed te bereiken. ‘Mensen vragen niet uit zichzelf om hulp, zelfs niet als ze verdrinken’, zegt Marianne. ‘Ze proberen het achter de voordeur op te lossen, ook als die manieren niet altijd even handig zijn’, vult Hayat aan. ‘Taal speelt een grote rol, telefoneren is voor veel mensen al een probleem. Ze kunnen hun problemen niet goed kenbaar maken, worden van kastjes naar muurtjes gestuurd, terwijl ze al weinig energie hebben. Ze haken af en zo worden kleine problemen snel groot.’
‘We bellen aan en vragen: hoe gaat het met je? Complexer dan dat is het niet’
De Verbindingskamer oprichten was voor Marianne geen bewuste zet; ze rolde erin. Zeven jaar geleden werd ze door de gemeente gevraagd een gebied te onderzoeken waar het contact met de inwoners verloren was gegaan: het kleine stukje Rotterdam-West aan de Schans, de Watergeusstraat en de 1e, 2e en 3e Schansstraat. En wat zeg je dan, als je bij een wildvreemde aanbelt met een bos zonnebloemen? ‘Gewoon, dat we in de wijk werken en met iedereen willen kennismaken.’ Marianne lacht. ‘Met de vraag: hoe gaat het met je? Complexer dan dat is het niet.’
Er is veel behoefte aan contact in deze buurten, alleen hebben de mensen een zetje nodig
Bijna nooit gooit iemand de deur dicht. ‘Iedereen is blij met oprechte interesse en mensen maken geen misbruik van mijn telefoonnummer’, zegt Marianne. ‘Maar voor het vertrouwen is het wel belangrijk dat je bereikbaar bent.’ Haar collega Hayat valt haar bij. ‘Er is veel behoefte aan contact in deze buurten, alleen hebben de mensen een zetje nodig. Het zijn mensen uit verschillende culturen, er speelt een taalbarrière, en schaamte: mensen hebben niet het idee dat iemand anders op hen zit te wachten.’
Marianne begeleidde al geruime tijd dak- en thuisloze mensen toen ze werd gevraagd om onderzoek te doen in deze buurt. ‘Toch had ik van tevoren geen idee hoe ik het precies zou moeten aanpakken, dus ik ben maar gewoon de straat op gegaan.’ Daar viel haar direct één ding op: ‘Regen of geen regen, mensen bleven staan om met me te praten.’
Toen ze haar aanbevelingen aan de gemeente presenteerde, werd ze gevraagd om deze zelf uit te voeren. Zo ontstond De Verbindingskamer, waar Marianne als schakel tussen de buurt en organisaties functioneert. Ze kijkt wat er speelt, en vervolgens zit ze woningcorporaties, energieleveranciers en wijkteammedewerkers ‘achter hun broek’. ‘Want als je niks verandert, gaan mensen je niet vertrouwen’, benadrukt Marianne.
Inmiddels is het vertrouwen in De Verbindingskamer flink toegenomen: het gebied waarin gewerkt wordt, is uitgebreid en er staan stagiaires en acht werknemers op de loonlijst. Vaak zijn het bekende gezichten uit de buurt – Hayat is er daar een van.
Hayat weet wat de mensen in haar wijk meemaken; zelf leefde ze lange tijd in armoede. ‘Mijn man kwam na dertig jaar werken plotseling zonder baan te zitten, omdat zijn werkgever failliet ging.’ Hayat dacht dat haar man zo weer aan het werk zou kunnen, maar dat viel tegen. ‘Arbeidsmigranten namen zijn werk over tegen een veel lager loon.’ Toen ze zich meldde bij de gemeente voor bijstand, had ze het gevoel dat ze als een ‘klassieke uitkeringstrekker’ werd gezien. ‘Ik kreeg niet eens uitleg over wat me te wachten stond. De ambtenaar ging ervan uit dat ik vaker een uitkering had gekregen.’
In de bijstand kreeg ze te maken met strenge controles. ‘Als ik een keer te laat kwam, werd niet gevraagd waarom dat zo was en werd ik gelijk gekort.’ Behalve dat het stress opleverde, maakte het Hayat boos. Uiteindelijk vond haar man nieuw werk, maar na een halfjaar kreeg hij problemen met zijn zicht omdat hij in de kassen ongemerkt kleine glasscherven in zijn ogen had gekregen. Hij werd ontslagen, waarop wederom de bijstand volgde.
Tot dat ene telefoontje van Marianne.
‘Nu kan ik weer ademen’, zegt Hayat.
Ongelijkheid ligt aan de basis van de problemen die hier spelen
Armoede speelt een sleutelrol in de problemen die ze tegenkomen. ‘Sinds corona zijn de schrijnende situaties toegenomen, doordat veel mensen hun werk kwijtraakten’, vertelt Marianne. Andere grote problemen zijn veiligheid, slecht onderhouden flats en de toegenomen energiekosten.
Hayat vertelt een verhaal over een andere organisatie die ook ‘iets goeds’ wilde doen en gratis planten kwam uitdelen in de buurt. Gefrustreerd kwamen de medewerkers naar haar toe. ‘Niemand wilde de planten hebben, en er zouden hier alleen maar “asociale mensen” wonen’, vertelt Hayat. ‘Ik vroeg of de mensen voor wie de planten bedoeld waren wel begrepen hoe het zat en besloot mee op pad te gaan. Ik riep heel hard “Plant, is gratis!” – de mensen kwamen toen wel achter hun voordeur vandaan, we deelden alle planten uit en er ontstond gelijk een gesprek.’
De kloof die mensen hier ervaren, zit echt niet alleen in hun hoofd
Het idee dat hier alleen maar asociale mensen zouden wonen, laat vooral de kloof tussen verschillende mensen zien – een kloof die ervoor zorgt dat één bepaalde groep in een vals daglicht wordt gesteld. De manier waarop we met elkaar praten over problemen is het bijproduct van de ongelijkheid die aan de basis ligt van diezelfde problemen. ‘Mensen willen echt wel in beweging komen en samenwerken, maar het begint wel met begrijpen wat je zegt’, besluit Hayat.
Daarnaast zijn mensen niet gewend dat hulpverleners positief in hen willen investeren. ‘Het wantrouwen in de buurt is enorm’, zegt Marianne. ‘Bewoners zijn gewend dat mensen aan je deur staan met een vervelende mededeling van de politie of het incassobureau’, vult Hayat aan.
‘Mensen zijn strijders’, zegt Marianne. ‘Ze denken vaak heel slecht over zichzelf, maar de beeldvorming is ook ongelooflijk negatief.’ En dat werkt door op allerlei niveaus. ‘Als ik deze buurt vergelijk met een buurt ernaast, Schiebroek bijvoorbeeld, dan zie je dat er hier slechtere straatverlichting is en er minder wordt schoongemaakt. Dat doet iets met mensen’, zegt Hayat. ‘Kijk naar de straten: overal ligt ijs omdat hier bijna niet gestrooid wordt. Hier mogen mensen blijkbaar gewoon hun been breken. De kloof die mensen ervaren, zit echt niet alleen in hun hoofd.’
Voor alle managers die willen leren van De Verbindingskamer, die op bijeenkomsten afkomen, heeft Marianne één boodschap: ‘Als je komt, zorg er dan voor dat er morgen meer lantaarnpalen aan staan, anders hebben we niks aan je.’
De kwetsbaarste mensen hebben de sterkste schouders
Anders dan bij andere zorgorganisaties wachten de medewerkers van De Verbindingskamer dus niet tot mensen naar hén toe komen; ze gaan er zelf op af. Met de input die ze krijgen van de bewoners gaan ze hard aan de slag, vertelt Marianne. ‘Het kan om individuele gevallen gaan, bijvoorbeeld een overleg met de energieleverancier over de vraag of het maandtarief naar beneden kan, maar we organiseren ook bijeenkomsten waarbij we spilfiguren van organisaties uitnodigen om met bewoners te praten.’ En er zijn spreekuren. ‘Iedere maandag zit hier iemand van Eneco’, zegt Hayat. ‘Mensen kijken daar echt naar uit. Dan hoor je: “O fijn, de man van Eneco komt vandaag! Dan kan ik mijn brief laten zien!”’
Om te borgen wat ze opbouwen, maakt De Verbindingskamer kernteams met mensen uit de wijk, die het werk overnemen. ‘Zij krijgen het zelfvertrouwen om zelf naar de gemeente te stappen en worden de spreekbuis van de bewoners.’
‘Ik dacht altijd dat de sterkste schouders de zwakste mensen dragen, maar dat blijkt totaal niet zo te zijn’, gaat Marianne verder. ‘De kwetsbaarste mensen zijn veel in hun eigen buurt te vinden en hebben een sterke drive om de wijk te veranderen. Op hen kun je bouwen, zij zijn de sterkste schouders!’
Hayat herkent zich in Mariannes verhaal en wordt emotioneel als ze erover praat. ‘Je gaf mij een kans, terwijl ik geen enkel diploma heb. Ik ben je tot de dag van vandaag dankbaar.’ Marianne lacht en slaat een arm om haar schouder. ‘Zonder jou had ik al deze mensen nooit kunnen spreken. Jij geeft míj die kans, omdat ze jóu begrijpen.’
‘Iedereen kan iets’, sluit Marianne af. ‘De uitdaging zit hem in mensen verbinden. Wij doen dat door te focussen op een gedeelde droom: een fijne wijk. Als het lukt die droom over te brengen, versterkt de groep zichzelf.’