Degrowth: op papier een oplossing voor bijna alles, in praktijk een dwaalspoor
Door minder te werken en minder te kopen lossen we zelfs de grootste problemen van onze tijd op, volgens de degrowthbeweging. Welzijn boven winst! Goede bedoelingen, goed verhaal – maar in werkelijkheid veroorzaakt een kleine economie vooral grote problemen.
Stel je voor: een wereld waarin we niet langer eindeloos streven naar meer, maar genoegen nemen met minder. Minder spullen, minder geld, minder werk. In die wereld kunnen zelfs de grootste problemen van onze tijd worden opgelost.
Vergrijzing? Als we minder uitgeven aan luxegoederen en frutsels kunnen we zelfs met minder werkende mensen prima voor onze ouderen zorgen. In plaats van in een nieuwe tv, investeren we in de zorg. En als we minder betaald werk doen, blijft er tijd over voor een dag mantelzorg.
Ook de eenzaamheidspandemie is zo opgelost: als je werkende mensen vraagt wat het belangrijkste ingrediënt is van een perfecte dag, noemen ze meer tijd voor ‘intieme relaties’ en ‘socializen’.* Als we minder werken en minder kopen, krijgen we die tijd. Kunnen we mooi genieten samen van dingen die gratis zijn, zoals een goed gesprek aan de keukentafel, een wandeling in het bos, of oud brood aan kwakende eenden voeren.
En we kunnen immigratie terugdringen. Het aantal arbeidsmigranten in Nederland nam tussen 2006 en 2021 met 300 procent toe.* Een groot deel van onze luxe is gebouwd op hun schouders. Als we minder kopen en strenge arbeidsvoorwaarden invoeren, hebben we die 57.000 arbeidskrachten uit het buitenland* (het aantal inwoners van Den Helder)* niet meer nodig. Zo lossen we meteen een deel van het woningtekort op.
Het rimpeleffect van deze nieuwe leefstijl is enorm: we hebben minder grondstoffen nodig, het water wordt schoner en de natuur krijgt de ruimte om zich te herstellen.
Minder werken en kopen helpt zelfs bij ons ultieme hoofdpijndossier: klimaatverandering. Als we willen dat de klimaatopwarming binnen de perken blijft, is ons huidige gedrag onhoudbaar: het afgelopen jaar overschreed de planeet gemiddeld al het maximum van 1,5 graden opwarming, waar in het Parijs-akkoord van 2015 op werd gemikt.* Maar als we niet meer vliegen naar Barcelona, niet elk jaar een nieuwe jas kopen bij de C&A en geen biefstuk meer eten bij Loetje, kunnen we klimaatverandering remmen – consumptie gaat hand in hand met CO2-uitstoot.
Naar deze wereld streeft de degrowthbeweging. Degrowthers zijn ervan overtuigd dat de wereldwijde economische activiteit moet krimpen in plaats van groeien en dat we welzijn boven winst moeten plaatsen. Zodoende gebruiken we minder grondstoffen en energie. De beweging is dan ook pleitbezorger van ‘consuminderen’; het bewust begrenzen van onze consumptie als samenleving.*
Geheel in lijn met deze overtuiging schrijft ook klimaatbeweging Extinction Rebellion op haar site: een economisch systeem dat is gebaseerd op oneindige groei ‘is gedoemd te mislukken’.* Dit idee leidt ‘onvermijdelijk tot vernietiging van de planeet’. Als we onszelf willen beschermen voor extreme hitte en overstromingen, aldus XR, moet het roer radicaal om.
Wie zich zo’n wereld voorstelt, denkt al snel: minder spullen, minder werk, less is more. Op het eerste gezicht zo gek nog niet.
Ook de verzorgingsstaat heeft een prijskaartje
Maar wie er langer over nadenkt, ontdekt dat het in praktijk ingewikkelder is dan de beweging het doet lijken. Minder werken en minder kopen betekent immers ook: minder belastinginkomsten voor de overheid. Stel dat ik twintig uur extra werk omdat ik geld over wil hebben om een flatscreen te kopen. Dan levert mijn extra werk de overheid inkomstenbelasting op, bovenop de btw op de aankoop, vennootschapsbelasting over de winst van de winkel en eventuele invoerrechten en accijnzen. Mijn hebzucht is haar zuurstof.
Degrowth betekent dus wel dat jij meer tijd hebt voor vrienden en mantelzorg, maar ook dat de overheid minder geld heeft voor verpleeghuizen, leraren, openbaar vervoer, sociale woningbouw, warmtepompen, zonnepanelen, isolatie, en ga zo maar door. Anders gezegd: luxe kost geld, maar een duurzame verzorgingsstaat ook.
In de praktijk leidt krimp eerder tot wantrouwen en scepsis dan tot solidariteit en vertrouwen
En een tv minder kopen drukt dan wel de CO2-uitstoot, maar zonder de belasting die we voor onze aankopen betalen kan de overheid minder windmolens in de Noordzee plaatsen en is er minder geld beschikbaar voor klimaatsteun aan ontwikkelingslanden.
Om dat te voorkomen, pleit de degrowthbeweging voor ‘radicale herverdeling’. Dat betekent een fors hogere inkomstenbelasting, vermogensbelasting en erfbelasting, voornamelijk gericht op de hogere inkomensgroepen en de welgestelde middenklasse. Als mensen die het zich kunnen veroorloven meer belasting betalen, kan de overheid ook met een kleinere economie krachtig optreden.
Weer geen gek idee, op het eerste gezicht. Maar ook hier duikt een probleem op: de economie omvat niet alleen alles wat we maken, maar ook al onze inkomens bij elkaar opgeteld. Als de economie krimpt, verdienen we dus minder. En vind dan maar eens steun voor hogere belastingen: als je al minder betaald krijgt, wil je over dat lagere salaris niet ook nog eens meer belasting betalen. In tijden van economische groei is het al moeilijk genoeg om steun te vinden voor de publieke zaak.
Recent onderzoek in Italië laat zien dat het sluiten van lokale publieke voorzieningen er niet voor zorgt dat meer mensen zichzelf als ‘links’ (lees: pro-overheid) identificeren, maar juist het omgekeerde.* Als de overheid minder te besteden heeft, kan het draagvlak voor de publieke zaak dus nog verder afbrokkelen.
Een serie experimenten onthult dat Amerikanen en Britten die zijn opgegroeid in periodes van verminderde economische groei er sterker van overtuigd zijn dat rijkdom slechts ten koste van anderen verworven kan worden. Dat we het collectief beter kunnen krijgen vinden zij veel minder aannemelijk. * In de praktijk leidt krimp dus eerder tot wantrouwen en scepsis dan tot solidariteit en vertrouwen.
Soms is economische groei geen luxe, maar noodzaak
En dan hebben we het nog enkel over Nederland en een paar andere West-Europese landen. Maar als we kijken naar degrowth als oplossing voor klimaatverandering, dan is wat er in Europa gebeurt slechts een van vele puzzelstukjes. De Europese Unie is verantwoordelijk voor nog geen 7,5 procent van de jaarlijkse wereldwijde CO2-uitstoot* – en dat wordt alleen maar minder als de economische groei van China en India doorzet. Nu komt al driekwart van alle broeikasgassen uit ontwikkelingslanden en opkomende economieën;* China stoot al meer CO2 uit dan de VS, de EU en Japan samen.
De wens van de degrowthbeweging is niet alleen dat de Nederlandse economie krimpt, of die in Europa, maar het wereldwijde economische systeem. En dat maakt nogal wat uit, laat econoom Branko Milanovic zien. Als de ‘materiële omvang van de wereldeconomie’ afneemt – een officieel doel van de degrowthbeweging* – betekent dat voor 10 tot 15 procent van de wereldbevolking dat ze in extreme armoede (minder dan 1,90 dollar per dag) blijven leven. De helft moet het doen met hooguit 7 dollar per dag.
Het gaat hier dus niet alleen om munten, maar om levens. Zo is de kindersterfte veel hoger in ontwikkelingslanden als Burundi, Ethiopië en de Democratische Republiek Congo.* Veel peuters en kleuters leven daar onder de armoedegrens. Voor hen is economische groei geen luxe, maar noodzaak.
Degrowthers gaan ervan uit dat ‘radicale herverdeling’ vorm krijgt als wat rijkere landen kunnen missen in ontwikkelingslanden terechtkomt.* Binnen deze landen zou vervolgens hetzelfde moeten gelden: wat rijke mensen kunnen missen, gaat naar armere landgenoten. (Hierdoor zou de CO2-uitstoot trouwens alleen maar toenemen, want rijke mensen consumeren per euro inkomen minder CO2 dan arme.) Maar dat is wensdenken: dictators zoals president Évariste Ndayishimiye (Burundi), premier Abiy Ahmed (Ethiopië) en president Félix Tshisekedi (Congo, in de praktijk niet zo democratisch)* hebben daar geen boodschap aan.
Het is lastig voor te stellen dat West-Europeanen ooit bereid zijn om hun eigen inkomen te halveren voor de groei van arme landen
Je kunt natuurlijk beslissen dat economieën van ontwikkelingslanden wél mogen groeien, maar de wereldeconomie als geheel niet. Alleen: als arme landen doorgroeien en de wereldeconomie niet, dan moet de krimp van rijke landen wel heel veel compenseren.
In het Westen leeft minder dan een op de zeven mensen onder het wereldgemiddelde inkomen.* Vanwege ‘radicale herverdeling’ moeten overheden dan dus aan zes van de zeven inwoners gaan uitleggen dat hun inkomen veel te hoog is. Dat Jan Modaal straks de helft van zijn inkomen moet inleveren – om te voorkomen dat de wereldeconomie groeit als mensen in Nigeria meer gaan verdienen.
Bovendien hebben veel inwoners van ontwikkelingslanden baat bij ons huidige consumptiegedrag in het Westen; onze economie is verweven met die van hen. De pandemie legde dat op pijnlijke wijze bloot, schrijft de Amerikaanse journalist Kelsey Piper. Toen konden we zien wat er in arme landen gebeurt als westerse import en toerisme afnemen: meer honger en kindersterfte.
Europese kiezers hebben al de grootste politieke moeite met het opvangen van asielzoekers – het is lastig voor te stellen dat West-Europeanen ooit bereid zijn om hun eigen inkomen te halveren voor de groei van arme landen. Ook in de data zijn geen signalen te vinden dat mensen ook maar iets willen inleveren: de consumptie per inwoner is hoger dan ooit tevoren.* Nederlanders werken in totaal zelfs niet minder, maar juist meer uren per jaar dan dertig jaar geleden,* vooral omdat steeds meer vrouwen zijn gaan werken.*
Wie heeft er zin in minder geluk?
Nu zou je kunnen denken: zitten we niet vast in een ratrace met z’n allen? Als hamsters op een loopband? Veel van ons werk voor een hoger salaris heeft minder met comfort te maken dan met status. We willen het niet alleen goed hebben, maar vooral beter dan de buurman. En die wedstrijd stopt nooit: meer dan een derde van de Nederlanders voelt zich ten minste één dag per week opgejaagd.* Misschien mag het dus wel een onsje minder.
Maar het valt moeilijk te ontkennen dat we bewuste keuzes maken waar zowel wijzelf als onze families gelukkig van worden. Een reis met familie schenkt voldoening, een vorstelijk bed brengt een goede nachtrust, en een vol spaarpotje voor onvoorziene tegenslagen scheelt kopzorgen. In welk land dan ook, overal is een sterk verband tussen inkomen en (zelf gerapporteerde) levenstevredenheid. Die samenhang gaat ook op als je landen met elkaar vergelijkt. De opgejaagde Nederlander leidt mooi wel een van de gelukkigste levens in de geschiedenis van de mensheid.
Mensen doen liever niet iets waar ze minder gelukkig van worden. Degrowth-idealen zijn dus haast per definitie onpopulair – en dat verandert niet met een beetje sturing door politiek en media.
In februari publiceerde wetenschappelijk tijdschrift Science een onderzoek met bijna zestigduizend deelnemers uit 63 landen* (nog meer dan dat jaarlijkse aantal arbeidsmigranten in Nederland). De onderzoeksvraag: kun je menselijk gedrag ten opzichte van klimaatverandering veranderen met allerlei prikkels, bijvoorbeeld door te benadrukken dat ‘99 procent van de deskundige klimaatwetenschappers’ het erover eens zijn dat ‘de aarde opwarmt en klimaatverandering aan de gang is’ en dat dat ‘voornamelijk door menselijke activiteit’ komt?
Net zoals de meeste mensen niet minder consumeren, kiezen burgers ook geen politici die consumptie en productie willen verminderen
De onderzoekers keken naar elf verschillende manieren waarop werd geprobeerd om verandering teweeg te brengen, zoals het schrijven van een brief aan een mens in de toekomst. De grootste effecten op standpunten, steun voor beleid en of mensen informatie delen op sociale media waren helaas al pietepeuterig. Maar de droevigste conclusie van het onderzoek is deze: géén van de interventies beïnvloedde wat mensen als individu doen tegen klimaatverandering.
In januari verklaarde de Duitse econoom Nick Lin-Hi, die al meer dan twintig jaar onderzoek doet naar consumentengedrag bij duurzame producten, nog dat de meeste consumenten simpelweg niet bereid zijn hun koopgedrag aan te passen met het oog op duurzaamheid.
Dat is aan de politiek, hoor je vaak. Die moet daarbij helpen. Natuurlijk hebben de meeste mensen na een lange werkdag geen zin om in de supermarkt méér te betalen voor duurzame producten. Zeker niet zonder de garantie dat ze daarmee verschil maken. Politici zouden die radicale keuzes voor de burger moeten maken, vinden degrowthers. Laat mensen nog maximaal vier dagen in de week werken, voer forse handelsbarrières in en verbied reclame. Alleen met zulke drastische stappen zal ons bruto binnenlands product stagneren of krimpen, en zal het gebruik van grondstoffen afnemen.
Maar dan stuit je weer op het bekende probleem: net zoals de meeste mensen er niet voor kiezen minder te consumeren, kiezen ze ook geen politici die op grotere schaal consumptie en productie willen verminderen. In Nederland is er maar een partij die daar enigszins bij in de buurt komt – de Partij voor de Dieren – en die behaalde in november slechts 2,3 procent van de stemmen.* (Daarnaast komt haar verkiezingsprogramma uit op een begrotingstekort van 18 miljard euro,* dus hoe dit te verenigen valt met het idee van degrowth, is voor mij evenzeer een mysterie.) Ook elders in Europa zijn geen wezenlijke politieke bewegingen te vinden die de economie willen inkrimpen.
Op het eerste gezicht is degrowth dus een wondermiddel, een oplossing voor al die grote opgaven. Maar ja, op papier zou de duurste voetbalselectie van Nederland* eerste moeten staan in de Eredivisie. Ajax staat zesde, want voetballen doe je op gras, niet op papier.
Niet less is more, maar more with less
Toch wringt er iets bij mij. Want wat als radicale krimp van de economie de enige manier is om het klimaat en de mensheid te kunnen redden? Dan kunnen er nog zoveel nadelen aan kleven; dan móéten we wel stoppen met groeien.
Dat is precies wat Extinction Rebellion dacht, toen de beweging drie jaar geleden eiste dat Nederland vanaf 2025 klimaatneutraal is* en stelde dat we dat alleen konden bereiken door de economie op te blazen. Alle auto’s van de weg, vrachtwagens naar de stort, geen verwarming meer in huizen, containerschepen aan het anker en de stroomvoorziening uit.
Maar! Goed nieuws (eindelijk): we kunnen al die angstaanjagende crises doorstaan zonder degrowth en consuminderen. Er is een toekomst mogelijk waarin twee miljard mensen van de armoede worden bevrijd, zonder dat de aarde naar de knoppen gaat. En waarin Nederlandse peuters een beter leven hebben dan jij en ik nu – net als kleuters in Burundi.
Dat goede nieuws wordt door economen in jargon decoupling genoemd. Economische groei en CO2-uitstoot hoeven niet hand in hand te gaan; er zijn landen die steeds méér produceren, maar steeds mínder uitstoten. Zo ook Nederland, waar het gemiddelde inkomen tussen 2005 en 2020 met 10 procent groeide, terwijl de uitstoot per persoon met 35 procent afnam.* In Roemenië groeide het gemiddelde inkomen met 72 (!) procent, terwijl de uitstoot met 12 procent afnam.
Dit is niet alleen een Europees fenomeen: ook in Zimbabwe, de Dominicaanse Republiek, Nicaragua, Hong Kong en Nieuw-Zeeland is decoupling in volle gang.
En dat betekent niet dat de uitstoot simpelweg naar overzeese fabrieken wordt verplaatst. Want naast de uitstoot binnen onze landsgrenzen, daalt ook de CO2-voetafdruk van Nederlandse consumptie. Hetzelfde zien we bij de Amerikanen, de Fransen, de Duitsers, de Britten en ga zo maar door.
Eigenlijk is deze ontwikkeling niet zo verrassend: schone energie werd de afgelopen jaren in rap tempo spotgoedkoop dankzij de enorme welvaart in het Westen, een riante subsidieregeling van een goed gevulde Duitse staatskas en internationale handel.
In 2022 installeerde Nederland 262 windturbines, 50.772 warmtepompen en 10 miljoen zonnepanelen. We beschikken over meer vermogen aan zonnepanelen* dan het hele Afrikaanse continent,* en per hoofd van de bevolking zelfs meer dan enig ander land ter wereld.* Alle indicatoren voor groene energie wijzen op exponentiële groei. Tussen 2020 en 2022 is er ruim anderhalf keer zoveel zonnestroom bij gekomen als in alle jaren daarvoor.* De groene transitie gaat keihard.
Nu is het niet het moment om onszelf af te remmen en het draagvlak voor ambitieus klimaatbeleid te slopen, maar om als de wiedeweerga ontwikkelingslanden te helpen om dezelfde transformatie te ondergaan. Wil je als overheid steun voor dat plan, dan is het zeer onverstandig om te beginnen met een verhaal over eeuwige stagnatie of zelfs krimp voor onze eigen inwoners.
Niet less is more, maar more with less.
Laat je niet verleiden door de eenvoud
Veel van de voorstellen op de politieke agenda van degrowth zijn heus verstandig – denk aan het uitfaseren van fossiele subsidies,* het eerlijk beprijzen van vlees,* en hogere vermogensbelasting voor de allerrijksten. Maar die standpunten vind je ook terug in programma’s van politieke partijen die pleiten voor economische groei. Heel veel van die dingen kun je namelijk doen zonder met die groei te stoppen.
Uiteindelijk gaat het niet om intenties, maar om politiek: mensen stemmen niet massaal voor het collectief en tegen hun persoonlijke belang. En zelfs als ze dat zouden doen, verzwakken we met een kleinere economie juist het instituut dat we zo hard nodig hebben om problemen het hoofd te bieden: de overheid. En houden we arme landen arm.
Zijn technologisch optimisme en vooruitgangsgeloof een onfeilbaar recept voor succes? Vast niet, maar wat als een paal boven water staat: daarmee wordt de kans van slagen een stuk groter dan met het troosteloze toekomstbeeld dat door de degrowthbeweging wordt geschetst – ongeacht de verleidelijke eenvoud.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!