De afgelopen jaren heb ik de zorg zien veranderen. Steeds meer mensen komen op mijn spreekuur met een zorgvraag, verscholen in bestaansonzekerheid. Dat gaat over heel basale dingen, die raken aan de eten, kleding, onderdak.

Alleen is hulp regelen voor dit soort zaken niet zo eenvoudig. Je komt als arts of hulpverlener terecht in een wirwar van en trajecten. Het Rijk, gemeenten en lokale initiatieven buitelen over elkaar heen. In de kwetsbare wijken waar ik werk als huis- en straatarts, zie ik zorgaanbieders komen en gaan. Ze volgen allemaal hun eigen protocollen en in plaats van daadwerkelijk zórg bieden, gaat het te vaak over de vraag:

Dit is een probleem, want de leefwereld van mijn patiënten komt daardoor steeds verder af te staan van de met regels doorspekte zorgwereld, die niet helpt met ‘een basis’ repareren. Tegenwoordig willen zorginstellingen mensen activeren, coachen – we moeten persoonlijke doelen en plannen beoordelen, in een sprint naar verbetering. Alleen: zo werkt het meestal niet voor mensen en gezinnen met armoedeproblematiek. Ik weet dat veel van mijn patiënten in eerste instantie het meest geholpen zijn met heel normale dingen: een fatsoenlijk huis, voldoende geld voor eten en kleren, een oppas, vervoer. Simpele hulp, waarvoor ik geen geneeskunde had hoeven studeren.

Eerst de hoogste nood, daarna werken aan zelfredzaamheid

probeert de bureaucratische rompslomp van ons uit de kluiten gewassen zorgstelsel te omzeilen en wel directe en passende hulp te bieden. Het richt zich op kinderen op de basisschool, en neemt in zijn zorgplan de hele omgeving van het kind mee: ouders, school, maatschappij. Er wordt een ‘op maat gemaakt ontwikkelplan’ voor twee jaar opgesteld, maar, vertelt oprichter en directeur Mirjam van Rijn mij: ‘We kunnen vooraf niet volledig aangeven welke stappen we zetten, omdat het mensenwerk is en de overlevingsmodus van veel gezinnen in onze wijk grillig is.’

‘Het is de piramide van Maslow aflopen. Als de basis wat meer op orde is, gaan we stap voor stap verder’

Van Rijns ervaring is dat het geen zin heeft om ‘een gezin in de problemen’ direct in een scholings- of werktraject te plaatsen, zoals in de formele hulpverlening vaak gebeurt. Haar formule is: eerst komt de hoogste nood, daarna werk je stap voor stap aan zelfredzaamheid. ‘Nu wordt steeds hetzelfde aanbod naar verschillende gezinnen geduwd – daarmee gooien we krankzinnig veel geld weg.’

Team Toekomst ondersteunt een kind twee jaar (of langer, als dat nodig is) met sporten en met de ontwikkeling van factoren die belangrijk zijn voor ‘ zoals de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook wordt het gezin geholpen met problemen die er thuis spelen. Dit gebeurt via betaalde ‘linkwerkers’: vrouwen uit de buurt die de problemen van de gezinnen herkennen, omdat zij in het verleden zelf vaak met dit bijltje hebben gehakt.

‘Voor de gezinnen zijn deze vrouwen niet bedreigend, maar een luisterend oor met kennis van zaken’, vertelt Van Rijn. Bij de hulp die wordt geboden, is alles gericht op maatwerk. ‘Het is de piramide van Maslow aflopen. Dus soms letterlijk de schimmel van de muur halen en voor een boterham zorgen, om daarna winterjassen te kopen. Als de basis wat meer op orde is, gaan we stap voor stap verder.’

Omdat van tevoren niet precies vaststaat welke hulp Van Rijn en haar team kunnen bieden, kwam de organisatie voor een accreditatie van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). Zorginstellingen hebben die accreditatie nodig om financiering van de gemeente te ontvangen voor ‘Als je dat keurmerk aanvraagt, moet je kunnen aantonen dat stap 2 volgt uit stap 1, en dat dit weer stap 3 oplevert’, zegt Van Rijn. ‘Wat wij doen laat zich niet helemaal vertalen naar een stroomschema.’

Het paradoxale is: juist het níét afhankelijk zijn van de NJi-accreditatie zorgt er in het geval van Team Toekomst voor dat er meer tijd gaat naar directe hulp, in plaats van naar regels precies naleven. ‘Wij bieden maatwerk en doen wat nodig is’, zegt Van Rijn. ‘Niet in de systemen passen geeft je de vrijheid om te doen waar je in gelooft.’

Een ander belangrijk punt, zegt ze, is dat haar team niet uit de wijk vertrekt. Haar ervaring is dat het ongeveer een jaar duurt voordat je een band hebt opgebouwd die nodig is ‘De wijkteams hebben die tijd niet, maar dat kan je ze ook niet kwalijk nemen. Er zijn te veel dossiers, te weinig personeel en ze zijn veelal rondom een déélprobleem georganiseerd. Stopt dat probleem, dan laten ze het dossier los.’

Ze ziet de hulp die zij kan bieden met haar organisatie als aanvullend op het formele zorgnetwerk: ‘Je moet als informele zorgpartij je grenzen kennen, zoals bij huiselijk geweld en schulden. Dan roepen we de hulp in van een formele zorgverlener, maar we blijven wel betrokken bij het gezin.’

Mirjam van Rijn, oprichter van Team Toekomst

These are my pants’, zegt het meisje. Het is haar enige broek

Zelf kwam ik voor het eerst in aanraking met dit team uit Rotterdam-West toen Van Rijn mij een bericht stuurde: ze wist dat ik als straatarts veel met arbeidsmigranten werk en ze maakte zich zorgen om een Roemeens gezin. Team Toekomst was bij het gezin betrokken geraakt, omdat de school van het meisje signaleerde dat ze al maanden zonder eten naar school kwam.

Er was geen huisarts in het spel – of ik wilde langsgaan? Samen met een Roemeense vriendin ging ik er op een vrijdagavond naartoe.

We stapten een aftandse flat binnen waar de schimmel op de muren omhoog kroop en de kelder blank stond. Een lieve moeder en dochter heetten ons welkom. De kamer werd met een tl-buis verlicht, maar er was bijna niks te zien: nauwelijks meubels, geen speelgoed, geen eten in de keukenkastjes.

Moeder vertelde ons dat haar partner naar Nederland was gehaald om te werken, maar vervolgens geen loon kreeg uitbetaald, ‘omdat zijn Roemeense ID-kaart was verlopen’. Hij durfde er niet tegenin te gaan. Ondanks dat hij ander werk vond, ontstonden er snel enorme schulden: alleen al voor twee kamers in de schimmelflat betaalden ze 1.000 euro kale huur. Ze dreigden er nu uitgezet te worden. De moeder ervaarde daar zoveel stress van dat ze last kreeg van een te hoge bloeddruk – en bij 38 weken zwangerschap haar kindje verloor.

Ze laat me huilend foto’s van haar overleden zoontje zien, ondertussen trekt de dochter me aan mijn hand de kamer uit. Ze leidt me naar een klein betonnen balkon, waar kleren in de miezerregen aan een wasrek hangen te drogen. ‘These are my pants’, zegt ze, terwijl ze me trots haar broek laat zien. Haar enige broek.

Waar te beginnen?

In ieder geval niet met het voorschrijven van antidepressiva. Wat dacht je van met de basis?

Dit gezin in nood had geen tijd voor vertraging

Via een oproep op LinkedIn zamelden we geld in op de rekening van Team Toekomst, waarmee we de urgentste schulden afbetaalden. Zo zorgden we ervoor dat het gezin niet het huis uit werd gezet en dat het een potje had voor eten en kleren. Dat bracht rust.

Het was een verademing om te zien dat een organisatie ook nog een beetje normále hulp kon verlenen

Op deze manier, zo direct en ad hoc financiële hulp kunnen bieden, is ook een gevolg van hoe Team Toekomst opereert: zorginstellingen die georganiseerd zijn via gemeenten en de Rijksoverheid maken gebruik van geldstromen als maar dat verplicht ze ook om te laten zien waar elke cent vandaan komt, en waar hij naartoe gaat.

Dat levert vertraging op – en in het geval van de Roemeense familie was daar geen tijd voor. ‘Uiteindelijk hebben we in dit geval ook samengewerkt met formele zorgaanbieders, zoals het wijkteam, maar het geldprobleem – zorgen dat het gezin niet op straat kwam te staan – moest diréct worden opgelost. Dan is het fijn als je bijvoorbeeld met een snelle crowdfunding kunt werken.’

Niet al het geld dat Team Toekomst nodig heeft (om personeel te betalen, om gezinnen te kunnen helpen), komt van spontane inzamelingsacties. ‘We krijgen steun van landelijke fondsen, waaronder het VSBfonds en het Oranje Fonds, maar ook van particulieren’, vertelt Van Rijn. Vanuit de gemeente krijgen ze een aantal kleinere en tijdelijke subsidies. Daarnaast wil ze opnieuw een poging doen om in aanmerking te komen voor het NJi-keurmerk, wat een grotere langetermijnsubsidie zou kunnen opleveren. ‘We hebben iemand ingehuurd die lang bij de gemeente heeft gewerkt, iemand die snapt wat er in zo’n aanvraag moet staan zodat je het keurmerk wél krijgt.’

Tijdens de inzameling zag ik hoeveel medewerking er kwam vanuit Van Rijns team. Ja, ze konden het geld dat ik voor het gezin had geregeld wel op hun rekening parkeren; ja, ze konden moeder begeleiden naar het ziekenhuis; ja, ze konden ook in de avond even langsgaan; ja, ze konden boodschappen doen. We maakten een WhatsAppgroep aan om de hulp te coördineren en te verdelen – het ging vanzelf.

Het was een verademing om te zien dat een organisatie ook nog een beetje normále hulp kon verlenen.

Scholen zijn de belangrijkste ondersteunende partij

‘Ik woon zelf in Rotterdam-West, een buurt met vertelt Van Rijn over haar motivatie om Team Toekomst op te richten. ‘Het begon toen mijn dochter wilde hockeyen, maar er geen hockeyclub in de buurt was. Toen ben ik samen met een paar andere ouders een club begonnen. De andere moeders vertelden mij over allerlei goedbedoelde initiatieven in de wijk die met hagel schoten. Iedereen deed maar wat, zonder te weten of het effectief was. Inclusief ikzelf: ik was aan het hockeyen met kinderen van wie ik niet wist of ze die ochtend wel hadden ontbeten.’

Van Rijn, afgestudeerd bedrijfskundige en tot dan toe werkzaam als ambtenaar in de publieke sector, vertelt over het moment waarop ze definitief besloot dat ze een ander soort hulp wilde organiseren. Dat was toen ze de oprichtte, met gratis sportspullen voor kinderen. Toen ze dit initiatief op een school promootte, stond er een geïrriteerde schooldirecteur voor haar neus: ‘Stop met al dat aanbod’, zei zij. ‘We worden er knettergek van.’ Het bleek dat de school overspoeld werd met organisaties die de ouderkamer binnendrongen. ‘De directeur zei: “Het is zinloos: de ouders die je wilt bereiken, komen niet.”’

‘Er zijn zoveel verschillende potjes: iedereen concurreert met elkaar, terwijl we eigenlijk moeten samenwerken’

Voor een werkbezoek gaat Van Rijn in 2019 op bezoek bij een sociaal investeringsfonds in Londen. Daar maakt ze kennis met een initiatief waarbij scholen kwetsbare kinderen identificeren, om die vervolgens te helpen met een op maat gemaakt plan. ‘Ik dacht: dit mist er in Delfshaven.’

Dit model gebruikt ze nu voor Team Toekomst. ‘Wat uniek is, is dat je gericht te werk gaat. Met behulp van de midden- en eindtoets worden data over de prestaties van de kinderen geanonimiseerd verkregen. Als we zien dat de groeicurve van een kindje afvlakt, dan wordt deze geïdentificeerd als kwetsbaar. De school weet dan om welke leerling het gaat en vervolgens vraagt de aan de ouders of Team Toekomst een gesprek met hen mag aangaan. Omdat er bij ons alleen maar sleutelfiguren uit de wijk aan het werk zijn, bekende gezichten uit de buurt, wordt er eigenlijk nooit “nee” gezegd.’ Van Rijn ziet de scholen dan ook als de belangrijkste ondersteunende partij van Team Toekomst.

Linkwerkers van Team Toekomst

Hier is sprake van écht contact tussen hulpverlener en patiënt

Om een beter idee te krijgen van wat de organisatie doet, loop ik een dagje mee met Yamina Ayadi, linkwerker bij Team Toekomst en ‘Wat heel belangrijk is’, zegt Ayadi, ‘is een vertrouwensband opbouwen. Het gaat helemaal niet over zorg, het gaat echt over die band.’ Ze maakt met alle liefde overuren en geeft soms ook haar privénummer. ‘Dat geeft ouders vertrouwen, maar ook verantwoordelijkheid.’

Op deze school kunnen kinderen zelf brood pakken. Volgens Yamina Ayadi, linkwerker bij Team Toekomst, is dit een effectieve manier om kinderen die met honger naar school komen geen gevoel van schaamte te laten ervaren.

Meestal staat Ayadi al een behoorlijke tijd naast een gezin, voordat dat durft te geloven in de positieve kanten van de maatschappij. ‘Pas na één of twee jaar staat het gezin open voor professionele hulp in de vorm van therapie, schuldhulpverlening en noem maar op. Maar op dat moment loop ik ook weer tegen wachtlijsten en protocollen aan.’

Ze ziet de problemen in de samenwerking met de reguliere zorg als een gevolg van het financieringsmodel: ‘Er zijn zoveel verschillende potjes: iedereen concurreert met elkaar, terwijl we eigenlijk moeten samenwerken. Ouders worden van het kastje naar de muur gestuurd en in de tussentijd ziet iedereen de problemen verergeren. Mensen lijken niet meer vanuit hun hart te werken.’

Aan het einde van de dag heeft Ayadi nog een gesprek met een leerling. Het jongetje van tien jaar oud komt lachend de kamer binnen en geeft haar een knuffel. ‘Het gaat eigenlijk heel goed met je, hè?’ zegt Ayadi. ‘Zullen we maar stoppen met deze gesprekjes?’ De jongen kijkt haar verbaasd aan. ‘Nee’, zegt hij, terwijl hij naar de grond kijkt, ‘doe maar niet.’

Ayadi geeft hem een aai over zijn bol en ze praten over dingen die hij nodig heeft: hij wil een fiets en dat gaat ze voor hem regelen. ‘Ik wil een zwarte BMX’, zegt hij. ‘Dat kan helaas niet’, zegt Ayadi resoluut. ‘Maar wat zeg ik je nou altijd: je moet ook blij zijn met wat je wél hebt.’ Het knulletje knikt instemmend.

Ik zie contáct tussen zorgverlener en patiënt, tussen Yamina en het jongetje: ontspannen en echt. Hij wil daar komen en hij vertelt over de moeilijke dingen in zijn leven. Hij neemt iets van haar aan.

Als deze zorg buiten de lijntjes van een keurmerk valt, dan moeten die lijntjes worden uitgegumd en opnieuw worden getekend. Want dit is echte zorg.

Meer lezen & luisteren?