Dump je ego, red de wereld: de eenvoudige mystiek van Eckhart Tolle
Een beetje loskomen van de stem in je hoofd en minder opgejaagd zijn: dat willen we allemaal wel. Ziedaar de oppervlakkige reden dat zelfhulpgoeroe Eckhart Tolle zo immens populair is. Maar kennelijk raakt hij óók een gevoelige snaar met zijn ultieme boodschap: wees een nobody.
De stad waarin ik woon – Arnhem – heeft twee bruggen over de Rijn. Als je op de ene brug staat, zie je op de andere heel grote letters die woorden vormen: de verte, de utopie, de zee.
Tien jaar geleden woonde ik ook in Arnhem, en toen stond ik soms stil op die eerste brug, hoog boven het grijze water dat als leisteen onder me lag. Dan keek ik naar de woorden verderop en dacht: wie heeft het in godsnaam bedacht om zulke verlokkelijke teksten op een brug te plaatsen?
De verte, de zee. Ik schrok ervan hoe die woorden aan me trokken.
Mijn hoofd was geen fijne plek, toen. Een voortdurend veroordelende stem sprak me onophoudelijk toe. Ik durfde niet hardop te zeggen wat ik dacht, want dan zouden anderen schrikken van wat er uit mijn mond kwam – en als mensen doorhadden hoe hard ik eigenlijk was, zouden ze me afwijzen. Als ze me níét afwezen, maar liefdevol waren, bewees dat alleen dat ik hen erin had geluisd, en dat ze niet doorhadden wat ik werkelijk was, namelijk, een vat vol bijtend zuur.
Ik zat opgesloten in dat vat. Het was benauwend, het was pijnlijk, en het was vooral eenzaam. Dus wanneer ik over de brug fietste, waar de wind aan mijn jas trok, en las: de verte, de utopie, de zee, dan dacht ik: ja, iets wat me mee zou voeren, iets om in op te gaan.
De stem in je hoofd
Misschien herken je hem wel: die stem in je hoofd die iets vindt, iets wil, zich zorgen maakt, zich schaamt, enzovoort, en zo verder, in een onophoudelijke loop. Soms maakt de stem zich druk over alles wat je nog moet doen en ligt hij terwijl je probeert te slapen boodschappenlijstjes of mails te dicteren. Soms is hij feller. ‘Je bent onnozel. Onooglijk, onaardig, onbeduidend! Ze willen je niet. Je had dit anders moeten aanpakken. Als je X bereikt, of Y doet, dán begint het leven pas echt. Dán verdien je liefde.’
Eckhart Tolle, geboren in 1948 als Ulrich Leonard Tölle, had ook zo’n stem. De jonge Duitser stond aan het begin van een veelbelovende wetenschappelijke carrière in Cambridge, toen hij in de universiteitsbibliotheek een vrouw gadesloeg die onophoudelijk hardop tegen zichzelf praatte. Ze maakte een waanzinnige indruk, en dat maakte hem ongemakkelijk, vooral omdat hij inzag: ik ben hetzelfde, in mijn hoofd klinkt het net zo, ik spreek het alleen niet uit.
Iets later beroofde een van zijn gerespecteerde professoren zich van het leven. Ook dat schokte Tolle. Blijkbaar kon je zo geleerd worden als je wilde, zonder dat het hielp. Van slimmigheid zou hij niet gelukkig worden, concludeerde de negenentwintigjarige piekeraar.
Want Tolle was ongelukkig. Zo ongelukkig dat hij op een nacht dacht: zo gaat het niet langer, ik kan niet met mezelf leven.
Maar wacht even: ‘ik’ kan niet met ‘mezelf’ leven? Zijn er dan twee van mij? En welke is de echte?
Dat was het besef waarop Tolles – inmiddels wereldberoemde – werk zou komen te rusten: de stem in zijn hoofd, dat was hij niet. Er was nog een ander ‘ik’, er was een bewustzijn dat die stem gadesloeg, een bewustzijn dat stil en rustig was en al die tijd onzichtbaar áchter alle onrust had gelegen.
In de nacht waarin Tolle dat besefte, beleefde hij een spirituele catharsis. Hij werd meegezogen in een donkere, geestelijke draaikolk, en hoorde een stem die zei: ‘Verzet je nergens tegen.’ Hij gaf zich eraan over en voelde vervolgens een onbeschrijfelijk geluk.
Alles werd anders. Tolle brak zijn studie af en bracht maanden door op parkbankjes, in een staat van zaligheid, in het hier-en-nu. Hij markeerde het achterlaten van zijn oude leven met het veranderen van zijn naam, naar Eckhart – een verwijzing naar de dertiende-eeuwse mysticus – en hij schreef The Power of Now.
Aanvankelijk, in 1997, bracht hij dat boek zelf rond bij new-agewinkeltjes aan de Canadese westkust, waar hij inmiddels woonde; heel langzaam werd het een undergroundbestseller. Wereldfaam volgde pas toen de Amerikaanse talkshowhost Oprah Winfrey er lucht van kreeg en het boek besprak in haar tijdschrift.* Sindsdien zijn er miljoenen van verkocht.* Ook Tolles tweede boek, A New Earth, uit 2005, werd een knaller. De webseminars waarin de spirituele zelfhulpgoeroe met Oprah over dat boek praat, zijn tientallen miljoenen keren bekeken. Toen hij vorig jaar naar Nederland kwam, vulde hij Ahoy.*
Zijn roem lijkt enkel te groeien; inmiddels vind je de ingetogen Duitser in zijn crèmekleurige spencer op de onverwachtste plekken. Zo verwerkte de populaire rapper Kendrick Lamar Tolles stem in verschillende nummers van zijn plaat Mr. Morale & the Big Steppers,* maar ook zetten christelijke youtubers in opgewonden video’s uiteen waarom Tolle een ‘valse profeet’ is, en verschijnen er boeken over de ‘gevaren’ van zijn leer.
Zelf voelde ik aanvankelijk weinig aandrang om Tolle te bestuderen: de zoveelste zweefvlieger, dacht ik, tot mijn zus – erg slim, erg kritisch – met hem op de proppen kwam. Lezend werd me duidelijk waarom hij juist mensen zoals zij en ik aanspreekt, grootgebracht met ratio als belangrijkste leidraad. Tolle richt zich allereerst tot de denkers die zijn vastgedraaid in hun eigen hoofd.
Wat zegt hij dan precies?
‘In essentie is er altijd maar één enkele spirituele les geweest, al heeft die vele vormen aangenomen’, schrijft Tolle. Die les luidt:
- We zijn mentaal ziek, daarom vernielen we onszelf, elkaar en de wereld.
- We moeten, en kunnen, uit die waanzin breken. Als we ons innerlijk veranderen, veranderen onze acties, en dan pas verandert ook de hele wereld om ons heen. Geestelijke wedergeboorte is de uitweg.
- Hoe doen we dat? Door afscheid te nemen van ons ego, en ons bewust te worden van ons één zijn met het Leven / God / de Bron / Atman (of hoe je de mysterieuze, onzichtbare, eeuwige realiteit achter de zichtbare dingen maar wilt noemen: daarover doet Tolle niet moeilijk).
Het grote probleem: ego
Klinkt haalbaar, maar er is een obstakel: de stem in je hoofd, die Tolle aanduidt met ‘ego’, of ‘the egoic mind’: je geest, aangedreven door je ego.
Op zich is de menselijke denkcapaciteit een nuttig instrument, maar in plaats van dat wij het gebruiken, gebruikt ons denken ons. We worden erdoor opgeslokt, zegt Tolle, en wat nog erger is, we denken dat wij onze gedachten zíjn.
Overconsumptie, en de vervuiling die eruit voortvloeit, is simpelweg de weerslag van onze innerlijke vervuiling
Dat is ego. Ego is alles waarmee je je identificeert: het verhaal dat je over jezelf vertelt, het zelfbeeld waaraan je vasthoudt (positief of negatief), en alles waar je dat zelfbeeld mee stut. Naam, beroep, gender, nationaliteit, voetbalclub, jeugdtrauma’s, opinies, herinneringen, voorkeuren, terugkerende gedachten – alles.
Maar, zegt Tolle, dit zijn in feite maar hersenspinsels, instabiel, en dus kwetsbaar. Dat wéét je ego. Daarom verdedigt het zichzelf met hand en tand. Het ego is een maaksel van je geest, en dus is het opgeven van een mentale positie (mening, dogma) voor jouw ego een kwestie van leven of dood. Iemand die beheerst wordt door zijn ego zal koste wat kost gelijk willen hebben, en zal per se moeten bewijzen dat de anderen ongelijk hebben. Desnoods met geweld.
Het fragiele ego kan alleen bestaan door zich af te zetten tegen anderen. Om ‘ik’ te zijn moet ‘jij’ anders zijn: vijanddenken is Ego’s beste vriend. Dit werkt ook op groepsniveau: mijn God / land / voetbalclub / politieke overtuiging, niet de jouwe. Ego is de illusie dat je afgescheiden bent van anderen.
Het gevoel afgescheiden te zijn, vond ik heel herkenbaar. In feite gaat mijn laatste roman, Oersoep, helemaal over het zoeken naar een uitweg uit dat gevoel. ‘Ik haatte misschien niet zozeer mezelf als wel het zelf, het afgesloten zijn’, laat ik mijn verteller hierover zeggen.
Het gevoel waar Ego om draait – een afgesloten, geïsoleerd fragment zijn – is heel onprettig. Je voelt je incompleet, er mist iets. Daarom zijn mensen die in de greep zijn van hun ego (en dat is de overgrote meerderheid, denkt Tolle) permanent onrustig, verveeld, nerveus. Ze leven met een achtergrondruis van onrust die ze normaal zijn gaan vinden. Ze voelen zich op een diep niveau incompleet. Ze willen altijd dáár zijn, terwijl ze hier zijn. En om aan dat zeurende gevoel te ontsnappen, vluchten ze in werk, porno, romantische ‘ liefde’, alcohol, TikTok en andere afleiding, of zoeken ze hun heil in spullen – ‘identity enhancers’, noemt Tolle die.
Overconsumptie, en de vervuiling die eruit voortvloeit, is simpelweg de weerslag van onze innerlijke vervuiling. We zullen de wereld blijven verpesten tot we onszelf, van binnenuit, hebben opgeschoond.
Ook geweld is volgens Tolle primair de schuld van het (collectieve) ego. ‘Wij zijn de gekozenen, de anderen zijn beesten, en mogen worden weggevaagd’: zo klinkt het ego als je het met duizenden vermenigvuldigt.
Online zijn we losgezongen van het Zijn, en bijna alleen maar imago
De wurggreep van ‘het ego’ waarover Tolle in de jaren negentig schreef, wordt in een tijd van likes en followers steeds duidelijker voelbaar. Nog niet eerder kon een ego bijna zelfstandig (online, als avatar) bestaan, nog niet eerder was het zo makkelijk om je (virtuele) identiteit vorm te geven, of kwam andermans goed- of afkeuring in reactie daarop 24/7 en van over de hele wereld binnen. Online zijn we losgezongen van het Zijn, en bijna alleen maar imago – daar leven we een dubbelleven dat voor veel gen Z’ers ‘echter’ voelt dan hun lijfelijke bestaan.*
Nu het steeds duidelijker wordt hoe slecht dat voor ons is, valt Tolles boodschap in nog vruchtbaardere aarde dan toen hij die in de jaren negentig optekende.
Tolle verwijst naar Island – een roman van Aldous Huxley uit 1962 – waarin een man aanspoelt op een eiland. Er is iets geks met dat eiland; er zitten overal beo’s in de bomen die door de eilandbewoners getraind zijn om voortdurend te zeggen: ‘Attention. Here and Now. Attention. Here and Now.’ Zo blijven de mensen met hun aandacht bij het hier-en-nu.
Fictie, maar de werkelijkheid kan er ook wat van. Die biedt de leus ‘LOOK UP’, in Seoul in gele kapitalen op het asfalt geschilderd om smartphonegebruikers ervan te overtuigen hun ogen af en toe los te maken van hun scherm. De stad heeft tegelijk, bij wijze van capitulatie, verkeerslichten in het trottoir laten installeren,* zodat je niet eens van je telefoon hoeft op te kijken om het verkeer te overleven. Steden als Melbourne,* Augsburg* en Bodegraven* experimenteerden ook al met zulke speciale ‘smartphonezombie’-lichten.
Attention. Here and Now.
Hoe kom je los van Ego? Wees in het nu
Tolle zegt: als je in de greep bent van ‘Ego’, ben je in feite waanzinnig. Of je droomt. In elk geval ben je niet echt bij zinnen; spiritueel gezien ben je bewusteloos. ‘Wakker worden’ is het enige wat je hoeft te doen: zodra je je distantieert van de stem in je hoofd, verkruimelt die.
Begin eens met je ego. Daar kun je tenminste iets aan doen
Bewust worden doe je gewoon door nu hier te zijn. Ego leeft namelijk van het verleden (als basis van je identiteit) en van de toekomst (alles wat je nog wilt bereiken). Als je je enkel richt op het huidige moment, dan verdwijnt Ego. Al je getob en je kopzorgen kun je afschrijven, als je in het nu verblijft.
Het nu is je poort richting het grote, eeuwige Bewustzijn. Voor Tolle is het huidige moment een hierophany: een godsverschijning.
Stop eens met lezen, sluit je ogen en haal een paar keer diep adem. Kun je in je lichaam voelen dat je leeft? Dat gevoel van leven is de sleutel.
Het is iets ‘zo immens, zo onmeetbaar en heilig, dat het niet kan worden bevat of besproken’, namelijk het Leven zelf. Dat is wat je voelt in het ‘nu’: ‘het Zijn’, dat wil zeggen: ‘het eeuwige, altijd aanwezige Ene Leven achter de ontelbare levensvormen die geboren worden en sterfelijk zijn’.
Ofwel: de verte, de utopie, de zee.
Werkt het?
Er is geen wetenschappelijke manier om spiritueel advies te testen. Een spiritueel idee is in zoverre ‘waar’ als het ons beweegt, iets voor ons doet, schreef de psycholoog William James in zijn studie van religieuze ervaringen. De test is: resoneert dit, voelt dit als waar, en helpt het je om beter te leven?
Dat veel mensen deze ‘test’ wat Tolle betreft beantwoorden met ‘ja’, is niet verwonderlijk. Tolle verkondigt een eeuwenoude boodschap in termen die een modern, atheïstisch publiek ook begrijpt. In tijden van zelfverbetering voelen we ons zeer comfortabel bij Tolles zonnige idee dat je je spirituele bevrijding zelf ter hand kunt nemen en dat je daarmee zelfs aan de goede – geweldloze – kant van de geschiedenis kunt komen te staan.
Ook verfrissend aan Tolles werk: hij vindt het ‘systeem’ – dat wat in linkse, vooruitstrevende kringen zo vaak de schuld krijgt van álles: seksisme is kapitalisme is racisme is klimaatcrisis – simpelweg de uitvergroting van wat er in jou gebeurt. Dus, zegt hij, begin eens met je ego. Daar kun je tenminste iets aan doen.
Tegelijk kan ik me voorstellen dat mensen kriegel worden van Tolle: hij weet het zo zeker, hij heeft zo’n geloof in zijn stralende waarheid. En het is soms makkelijk om hem belachelijk te maken, vooral wanneer hij begint over het pijnlichaam.
Het pijnlichaam: een psychische parasiet
Om uit te leggen hoe ego tot geweld leidt, brengt Tolle namelijk een vreemd begrip in stelling: het pijnlichaam. Dat is een verzameling van alle emotionele pijn die je eerder hebt ervaren en die in je opgeslagen ligt. Niet-verwerkte pijn leeft voort in je lichaam, als een soort inwendige schaduw, het ‘pijnlichaam’. Dat slaapt meestal, maar af en toe wordt het wakker en gaat het op zoek naar nieuwe pijn om zich mee te voeden. Dat doet het door pijn te veroorzaken, bij jezelf of anderen.
Een semiautonoom wezen dat in jou woont en zich voedt met jouw energie, een ‘psychische parasiet’: door een medisch-wetenschappelijke lens bekeken klinkt dat als pure larie, een sprookjesfiguur, een inwonende poltergeist. Ook ‘Ego’ is in Tolles handen een haast autonoom wezen, dat aast op werelddominantie.
Maar zie je ‘pijnlichaam’ en ‘ego’ als metaforen voor de menselijke psychologie, of als instrumenten om jezelf en anderen mee onder de loep te nemen, dan zijn ze nuttig en ook vaak raak.
Heb je veel geleden, dan heb je een sterk of zwaar pijnlichaam, schrijft Tolle. Zo komt het dat iemand die bijvoorbeeld zelf ooit als kind is mishandeld, een grotere kans loopt om zijn eigen kind te gaan mishandelen.* In dat geval heeft een sterk pijnlichaam diegene overgenomen, als een wrede poppenspeler.
Een pijnlichaam kan ook zwaar zijn in een hele groep: Tolle heeft het bijvoorbeeld over het collectieve pijnlichaam van de nazaten van tot slaaf gemaakten, en over het collectieve pijnlichaam van vrouwen. Hij verwijst ook, zonder namen en rugnummers, naar het pijnlichaam van ‘het Midden-Oosten’.
Zwelgen in slachtofferschap ligt op de loer, want het pijnlichaam is een van de sterkste dingen waar je ego zich mee kan identificeren, aldus Tolle: ‘Kijk, ik ben slachtoffer, ik heb het morele gelijk aan mijn kant.’
Dat kan feitelijk waar zijn, maar als je je vervolgens aan je pijn gaat hechten omdat die je ego voedt, werkt het toch tegen je. En tegen anderen, want ego – vooral gevoed door de krachtige motor van het pijnlichaam – maakt onverdraagzaam.
Competitief slachtofferschap is dus geen goed idee: dat is gewoon ego. ‘Ik heb het meest geleden, dus ik heb nu het meest gelijk.’ Ook op dat punt houdt Tolle zijn vinger aan de pols van de tijd.
Is dit niet wat simpel?
Tolle moet immens belezen zijn, maar hij waakt ervoor de lezer daarvan te doordringen. Hij schrijft in simpele taal. Ook de oefeningen die hij aanraadt voor spirituele groei zijn kinderlijk eenvoudig: ademhalen, jezelf niet groter maken, wonden toegebracht aan je ego niet herstellen, praktische doeleinden secundair maken aan je geestelijke gesteldheid – dit alles om het ‘ego’, dat je zo ellendig maakt, te temmen. Je zult je beter voelen, belooft hij.
Je kunt makkelijk testen of je de mist ingaat. Zie je het huidige moment, dit moment, nu, als instrument (je bent altijd bezig om elders te geraken)? Zie je het als obstakel (je bent ongeduldig, gestrest)? Of zelfs als vijand (je klaagt, je windt je op)? Dan ben je in strijd met het ‘nu’. En dus met het leven.
Andersom kun je ook testen of je goed zit. Kun je handelen met acceptatie (bij een lekke band), met plezier of zelfs met enthousiasme? Prima. Zo niet, schrijft Tolle, dan heb je drie opties: handel, om de onacceptabele situatie te veranderen; verlaat de situatie; of accepteer die. De rest is waanzin.
Ik doe deze ‘test’ regelmatig stilletjes bij mezelf – vaak helpt dat.
Wat ik niet weet, is: zou het ook werken als ik niet in een Arnhems appartement zat, maar pak ’m beet in een tent in Rafah (Gaza)? Of is ‘het nu’ dan een te neutrale, te weinig krachtige verschijningsvorm van God om nog overtuigend te zijn?
Tolle weekt zijn metafysica nadrukkelijk los van georganiseerde religie, omdat die en de termen die religie gebruikt, zoals het woord ‘God’, door eeuwen aan mismanagement en wangebruik besmet zijn geraakt. Bij ‘kerk’ denken te veel mensen nu aan seksueel misbruik, intolerantie en religieus gemotiveerd geweld. Door daarvan weg te stappen, weet Tolle bij mij en anderen voorbij een zekere defensiviteit te raken. Tegelijk blijft er daardoor wel een kale leer over: geen drama, geen rituelen, geen personificaties.
Het moment accepteren is gemakkelijker in een situatie zoals de mijne, maar Tolle hamert erop dat die acceptatie nooit neerkomt op het slikken van onrecht. Hij voert geen pleidooi voor passiviteit. Je moet het ‘nu’ – en enkel het ‘nu’ – van een situatie accepteren, zegt Tolle, anders lijd je onnodig. Maar vanuit die rustige acceptatie van de feiten voor je neus kun je handelen om ze te veranderen.
Sterker: als je in het ‘nu’ bent, zul je beter werk leveren, heel krachtig en effectief handelen, en succesvoller zijn. Want ‘wanneer je handelt vanuit het nu, zullen je acties aangestuurd worden door de intelligentie van het Leven zelf’.
De rol van de mens: het Bewustzijn bewust maken van zichzelf
Wat de flap van A New Earth belooft, is: ‘Manage, manifest and achieve your goals […] reach your full potential […] change negative habits.’ Erg geruststellend voor het streberige ego van de lezer.
Het klinkt allemaal simpel en gemoedelijk, zoals je verwacht van een hamsterachtige Duitser in beige spencer. Een standaard zelfhulpboek: kijk, zo kom je af van je voortdurende ontevredenheid, van het gevoel dat je iets mist. Maar Tolle zet de boel op scherp.
Wat Tolle biedt, is mystiek voor de massa
Je losmaken van je ego is meer dan een manier om van je eigen problemen en getob af te komen. Volgens Tolle is het niets minder dan de vervulling van jouw rol hier op aarde. Het dient een hoger doel.
Dat zit zo. Als jij je ego niet volgt maar het observeert, ben je bewust, en dan ben je deel van het grote, pure Bewustzijn dat achter alle materiële vormen ligt. De ouderwetse naam daarvoor is ‘God’.
Wij zijn in feite maar oppervlakte, vleesgeworden Bewustzijn, ‘Bewustzijn dat zich uit als vorm’, net zoals alle andere dingen om ons heen. Maar de meeste mensen zijn verstrikt geraakt in dat spel van vorm, en denken dat dit de enige werkelijkheid is. Wie spiritueel ontwaakt, laat de achterliggende, échte werkelijkheid deze wereld in vloeien.
‘Als je je bewust wordt van het Zijn, is dit wat er eigenlijk gebeurt: het Zijn wordt zich bewust van zichzelf, in jou.’ Zo stroomt het grote, vormloze Bewustzijn (of: God) via jou de wereld in.
Wees een nobody
Dump dus je ego. Dat vergt een volledige omkering van alle wereldse redenaties – vrij radicaal in deze tijd van zelfontplooiing. Namelijk: ‘Wees niemand in het bijzonder.’ Stop ermee je identiteit te benadrukken, maant Tolle. ‘Stop ermee jezelf te definiëren, tegenover jezelf of tegenover anderen. Je gaat er niet dood aan. Je komt tot leven.’
Het doel is dus niet ‘zelfverbetering’, en al helemaal niet ‘het manifesteren van je doelen’. Het doel is dat je een passief en naamloos instrument wordt in de handen van het Leven, dat via jou handelt, en via jou zijn eigen mysterieuze doelen najaagt. Wees er tevreden mee een nobody te zijn. Dán schik je je naar ‘ de evolutionaire impuls van het universum’.
Dit is wat Tolles populariteit zo opvallend maakt. Een beetje loskomen van de stem in je hoofd en minder opgejaagd zijn, en daardoor zelfs beter presteren, ja, dat willen we allemaal wel. Maar een nobody worden?
Ofwel veel fans lezen Tolle gewoon voor wat zielenrust, ofwel er zijn heel veel mensen klaar met de verplichting om altijd maar ‘het beste uit zichzelf te halen’ en ‘hun unieke zelf te zijn’. Ze voelen dat dat leeg is. Ze willen méér. En ze vinden dat blijkbaar niet in georganiseerde religie, die te vaak een vorm van Ego is.
Tolle is een mysticus: hij meent dat iedereen in feite goddelijk is of iets goddelijks in zich heeft. We hebben allemaal een directe toegang tot het goddelijke, en daarvoor is geen middleman nodig. Wie een speciale toegang claimt tot hogere machten is een charlatan.
Tolle heeft dan ook scherpe kritiek op georganiseerde religies, die vaak weliswaar ooit zijn ontstaan vanuit een goede gedachte, maar over het algemeen gedegenereerd zijn, en helemaal ingekapseld door Ego. Zodra religie identitair wordt, dogma’s en doctrines opdringt, en een alleenrecht claimt op de Waarheid, met uitsluiting van andere religies, is het een vorm van Ego, aldus Tolle.
Wat Tolle biedt, is mystiek voor de massa. Het is zelfverbetering in de meer omvattende zin: de verbetering, of opheffing, van het Zelf – van het afgesloten zijn.