We moeten het over sperma hebben

Françoise Molenaar
Sociaal onderzoeker
Illustraties door Hoi Chan (voor De Correspondent)

Gaat het echt zo slecht met sperma? Daar zijn wetenschappers het niet helemaal over eens, want onderzoek doen is lastig. De kwantiteit gaat achteruit, maar kwaliteit is minstens zo belangrijk. Eén ding staat vast: iedereen heeft baat bij een goed gesprek over onze voortplanting – en ons voortbestaan.

‘Spermageddon’. ‘Vruchtbaarheidscrisis’. ‘Gevaar voor mensheid’.

Al een aantal jaar halen alarmistische koppen over spermacellen en een op handen zijnde vruchtbaarheidscrisis regelmatig het nieuws. De artikelen berichten over en de mogelijkheid dat de mens in de toekomst alleen nog maar zwanger zal kunnen worden

Die heftige berichten roepen uiteraard ook nogal wat tegenreacties op. Sommige wetenschappers betwijfelen publiekelijk of het met de spermakwaliteit voor grote paniek.

Er is nogal een verschil tussen het mogelijk uitsterven van de mensheid en je geen zorgen hoeven maken over ons voortbestaan. Wat is er nu echt aan de hand met sperma? En kunnen we er ook iets aan doen?

Wat gebeurt er wereldwijd met spermaconcentratie?

Veel van het spermageddon-narratief is terug te voeren naar een wereldwijde vergelijkende studie naar sperma uit – die in nog eens geüpdatet werd – onder leiding van de Israëlische onderzoeker Hagai Levine. Hij concludeert dat mannen in 1973 gemiddeld 101 miljoen zaadcellen per milliliter hadden, en in 2018 nog maar 49 miljoen. Ook laat deze studie zien dat de afname steeds sneller gaat: sinds de jaren 2000 gemiddeld met 2,64 procent per jaar.

Er is al sinds de jaren negentig discussie over of het zaad achteruitgaat

Levines onderzoek stuit behalve op bevestiging ook op weerstand. Hoe betrouwbaar is het om spermacellen te tellen en een afname te koppelen aan vruchtbaarheidsproblemen? Ik vraag het aan uroloog Gert Dohle, die momenteel werkzaam is bij Andros Clinics. Daarvoor was hij dertig jaar lang verbonden aan het Erasmus MC, waar hij onder meer hoofdonderzoeker was bij de afdeling

‘Er is al sinds de jaren negentig discussie over of het zaad achteruitgaat’, vertelt hij. ‘Er zijn veel publicaties over verschenen, maar daar was ook wel voortdurend kritiek op. Bijvoorbeeld omdat een bepaalde analyse gebruikmaakte van sperma van mannen die deelnamen aan een Dat kan een vertekend beeld opleveren.’

De studie van Levine en zijn collega’s ondervangt dit soort kritiek doordat de auteurs een meta-analyse hebben uitgevoerd van meer dan 3.000 studies. Op basis van strenge criteria hebben ze daar 223 studies uit geselecteerd die ze meenamen in hun analyse. Dohle legt uit dat driekwart van die onderzoeken laat zien dat het aantal zaadcellen inderdaad naar beneden gaat. Een kwart laat geen verschil zien, of juist een verbetering. ‘Maar wanneer je door al die data een lijn trekt, zie je toch een duidelijke daling van de gemiddelde zaadconcentratie’, zegt Dohle. ‘Je zal altijd mensen houden die de uitkomst in twijfel trekken, omdat sommige studies een andere uitkomst hebben. Maar dit meta-onderzoek is toch wel voegt hij toe. ‘We mogen dus echt concluderen dat er wat gebeurt.’

Goed sperma bestaat uit meer dan alleen heel veel zwemmers

iedereen is het er wel over eens dat er een wereldwijde daling in spermaconcentraties plaatsvindt. Maar over wat de gevolgen daarvan zijn, bestaat meer discussie: lage spermaconcentraties laten zich niet een-op-een vertalen in slechtere spermakwaliteit.

Kwaliteit bestaat namelijk uit meer dan alleen de hoeveelheid zaadcellen, legt gynaecoloog Astrid Cantineau uit. Zij doet bij het UMC Groningen onderzoek naar mannelijke onvruchtbaarheid en fertiliteitsbehandelingen. ‘Ook het volume, de vorm en de beweeglijkheid van zaadcellen zijn van belang. Het is altijd een soort optelsom.’

Voor een succesvolle bevruchting heb je, zo legt Cantineau uit, niet alleen heel veel zwemmers nodig, maar die zwemmers moeten ook een normale anatomie hebben en netjes naar voren bewegen, in plaats van alleen maar in rondjes te zwemmen of stil te liggen dobberen. Zolang niet duidelijk is of sperma op deze andere parameters ook aan het verslechteren is, hebben we maar een beperkt beeld van wat en of er iets met een zaadcel aan de hand is.

Goed vergelijkend onderzoek naar deze andere kwaliteiten van sperma is volgens Dohle en Cantineau nog niet gedaan. Het is namelijk een stuk lastiger om de beweeglijkheid en vorm van sperma goed te kunnen meten, en ook om metingen uit verschillende laboratoria met elkaar te vergelijken.

Aantallen, vorm en beweeglijkheid spelen een rol – net als de vrouw

Los van de discussie over de verschillende dimensies van spermakwaliteit bestaat er wel een verband tussen spermaconcentraties en vruchtbaarheid.

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) bevat een gezonde spermaconcentratie tussen de 15 en 200 miljoen zaadcellen per milliliter, En ook bestaat er Deens onderzoek van twintig jaar terug dat laat zien dat de kans op een zwangerschap afneemt wanneer de spermaconcentratie onder de 40 miljoen

We zitten nu op 50 miljoen zaadcellen gemiddeld, dat is nog steeds ruim boven de kritische grenzen

Dat cijfer, 40 miljoen, ligt best dicht in de buurt van dat gemiddelde, 49 miljoen zaadcellen in 2018, waar Levine en zijn collega’s het over hebben. Is er dan toch wat ernstigs aan de hand?

‘We zitten nu op 50 miljoen zaadcellen gemiddeld, dat is nog steeds ruim boven de kritische grenzen’, reageert Dohle op die vraag. ‘Maar in de studie van Levine zien we dat het aantal mannen onder de WHO-grens van 15 miljoen wel steeds meer toeneemt. Dus als deze trends zich voortzetten, gaan we over twintig, dertig jaar zeker meer vruchtbaarheidsbehandelingen zien.’

Maar behalve aantallen, vorm en beweeglijkheid van sperma is er nog een belangrijke factor die van invloed is op het vruchtbaarheidsspel: de vrouw.

‘Zwanger worden is echt het resultaat van zowel de vrouwelijke als de mannelijke inbreng’, zegt Cantineau. ‘Met een jongere vrouw zal een man met een wat lagere spermaconcentratie wellicht wel gewoon een kind kunnen verwekken. Als een vrouw al wat ouder is, en de kwaliteit van haar eicellen ook wat minder, dan kan dit problematisch worden. En vice versa.’

‘Een lagere zaadconcentratie alleen is dus geen goede voorspeller van of een stel wel of niet zwanger gaat worden’, voegt Dohle daaraan toe. ‘Tenzij het zaad echt heel slecht is, met bijvoorbeeld minder dan 1 miljoen zaadcellen. Maar in andere gevallen is het gewoon niet zo zwart-wit. Veel van de vruchtbaarheidsproblematiek die we nu zien, is ook het gevolg van het feit dat vrouwen bijvoorbeeld omdat ze eerst willen studeren en carrière maken. Ze beginnen later aan hun eerste kind, en dan is de eicelkwaliteit minder.’

Moeten we het dan helemaal niet meer over sperma hebben?

Een lagere spermaconcentratie betekent dus niet per se lagere spermakwaliteit – en lagere spermakwaliteit betekent niet per se verminderde vruchtbaarheid. Moeten we het alarmerende onderzoek over veranderingen in spermaconcentraties dan maar negeren?

Niet helemaal.

Onvruchtbaarheid wordt vaak benaderd als een individueel probleem – en dan vooral een probleem van vrouwen. Maar om zwanger te worden, heb je een eicel én een spermacel nodig. Onderzoekers rapporteren dat in tot wel van de gevallen waar zwanger worden niet lukt, dit terug te voeren is op het zaad van de man. En in nog eens van de gevallen speelt verminderde zaadkwaliteit een rol in het uitblijven van een zwangerschap. Daarnaast is verminderde spermakwaliteit een van de verklarende factoren bij  

‘In de praktijk voelt de vrouw in een vruchtbaarheidstraject zich vaak ook schuldiger’, zegt Cantineau hierover. ‘Die is veel meer bezig met de vraag wat ze fout doet. Dus het is heel belangrijk om te benoemen dat je dit als stel echt samen doet. It takes two to tango.’

Een groter maatschappelijk debat is nodig: wat zijn de consequenties voor ons en onze kinderen?

Een laatste factor om rekening mee te houden in de context van vruchtbaarheid, is die mannen binnenkrijgen. Deze stoffen, ‘endocrine-disrupting chemicals kunnen door onderdrukking van het natuurlijke geslachtshormoon testosteron kan de productie van sperma  

Dit is een proces dat vaak al in de baarmoeder begint, legt Dohle uit. ‘In de eerste drie maanden van de zwangerschap, als de geslachtsorganen [van een foetus] zich ontwikkelen, kan daar wat misgaan. De testikels worden niet goed ontwikkeld, waardoor het lichaam te weinig testosteron aanmaakt.’ Dit kan komen doordat de door maar ook door blootstelling aan EDC’s.

Volgens Dohle is het probleem van dit soort stoffen dat ze moeilijk afbreekbaar zijn en ze zich ook ‘Ze zitten in onze voeding, in het plastic dat we gebruiken, in onze cosmetica, in het oppervlaktewater. We komen er de hele dag door mee in aanraking. Je kunt het eigenlijk niet vermijden dat je ermee in contact komt.’

Ook klimaatverandering was veertig jaar geleden bij het grote publiek nog geen belangrijk onderwerp

Naast onze individuele keuzes kunnen structurele omgevingsfactoren dus van invloed zijn op onze vruchtbaarheid. Dit maakt het des te belangrijker om een groter maatschappelijk gesprek te voeren over wat er aan de hand is met sperma, en wat de mogelijke consequenties voor onszelf en onze kinderen zijn.

Epidemioloog Shanna Swan ziet wel een vergelijking tussen de toekomst van onze vruchtbaarheid en klimaatverandering, zegt ze in haar boek (2021). Swan is medeonderzoeker van Levines meta-analyse naar de afnemende spermaconcentraties, en is ervan overtuigd dat er wel degelijk iets alarmistisch aan de hand is. In haar boek en in interviews schetst ze een doemscenario, onder meer gebaseerd op de verminderde spermaconcentraties en de rol van EDC’s, waarbij veel stellen in 2045 hulp nodig zouden hebben bij voortplanting.

Zij vindt, dat we het in ieder geval moeten hebben over de mogelijke achteruitgang van spermakwaliteit, en dat er meer onderzoek naar gedaan moet worden. Ook klimaatverandering was een jaar of veertig geleden bij het grote publiek nog geen belangrijk onderwerp, maar inmiddels zijn veel wetenschappers het wel eens over de dreiging ervan. is sperma net zo goed een onderwerp dat serieus besproken moet worden; niet alleen door wetenschappers, maar door iedereen.