De Correspondent
Landbouw. Lex Bohlmeijer in gesprek met Jeroen Candel
SoundCloud
Interview

In landbouw en voedselvoorziening komen de allergrootste uitdagingen van onze tijd samen: verlies van biodiversiteit, een extreem vervuilende veestapel, droogte en wateraantasting, stikstofemissies. Als je bedenkt dat de wetgeving rondom landbouw bijna volledig in handen is van Europa, dan snap je dat de Europese verkiezingen 6 juni aanstaande cruciaal zijn.

Europa heeft namelijk alle macht om een duurzame, toekomstbestendige landbouwtransitie in gang te zetten, maar het gebeurt niet. Hoe dat kan, hoor je in dit gesprek met Jeroen Candel.

Als universitair hoofddocent Voedsel- en Landbouwbeleid aan Wageningen University & Research (WUR) heeft hij een scherp oog voor wat er allemaal in Brussel gebeurt. Scheve machtsverhoudingen, subsidieverdelingen die uit de pas lopen, belangenverstrengeling.

Een dag na het verschijnen van het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet spreek ik hem. Candel heeft nog net paragraaf 4 uit dat mapje met losse velletjes ‘Een goede toekomst voor land- en tuinbouw en visserij, voor voedselzekerheid, voor natuur.’

Hij vertelt hoe de besluitvorming van Europa tot stand komt (en wie daar een vinger in de pap hebben), waar hij zich zorgen over maakt, en hoe er oplossingen kunnen komen.

Lees transcript

Hoe werkt het beleid precies? Waar gaat het gigantische bedrag van de landbouwsubsidies in feite naartoe?

‘Het landbouwbudget is ongeveer 30 procent van het Europees budget. Voor Nederland gaat het dan om ongeveer 800 miljoen euro per jaar, maar Nederland is een nettobetaler. Voor elke 3 euro die wij bijdragen aan dat budget krijgen we er 1 terug. Duur betaald belastinggeld.’

‘De meeste van die subsidies worden uitgekeerd op basis van de hoeveelheid land die boeren hebben. Dat zijn hectarepremies waarvoor ze wel aan een aantal milieueisen moeten voldoen, maar daar is veel kritiek op. Dat het neerkomt op greenwashing, omdat boeren weinig in hun productie hoeven te veranderen om aan die eisen te voldoen. Daarnaast is er een kleinere pot met geld, het zogenaamde plattelandsbeleid, die vooral wordt gebruikt voor alle dingen die we als samenleving belangrijk vinden. Steun voor steunmaatregelen van groepen boeren. Investeringssteun. Extra steun voor plattelandsontwikkeling voor jonge boeren. Dat zit in die tweede pot. Dat is ongeveer 25 procent van dat landbouwbudget.’

Zou er iets aan dat subsidiesysteem veranderd moeten worden om de toekomst van het milieu, de natuur en de landbouw beter te kunnen steunen?

‘Ja, daar zijn twee redenen voor. Reden één is dat op dit moment die landbouwsubsidies niet bijdragen aan die klimaat- en milieudoelen, en vooral naar de status quo gaan. Er wordt allang gepleit voor een systeem waarin je boeren meer gaat vergoeden voor maatschappelijke diensten. Landschapsbeheer, weidevogelbeheer, noem maar op.’

‘Het is nog steeds onderdeel van het Europees verdrag dat het landbouwbeleid er ook is voor het ondersteunen van het boereninkomen. Op dit moment gaat 80 procent van die steun naar 20 procent van de Europese boeren. Dat zijn vaak grote boeren of zelfs soms landeigenaars die zelf niet boeren, en die die steun niet per se nodig hebben. Ook als het gaat om het ondersteunen van sociaal-economische inkomensdoelen zouden we dat budget doelmatiger kunnen inzetten dan nu gebeurt.’ 

Waarom gebeurt dat niet?

‘Omdat de grote boeren en landeigenaars sterk vertegenwoordigd zijn. De vorige Tsjechische minister-president Babiš was zo’n grootgrondbezitter. Hij kreeg landbouwsteun en had er ook een belang bij om dat systeem in stand te houden. In Italië krijgt de maffia subsidies uit het Europees landbouwbudget. In veel lidstaten hebben met name die grote landeigenaars, de grotere boeren, politiek veel in de melk te brokkelen.’

Jij bent van huis uit bestuurskundige. Vreemde eend in de bijt van Wageningen?

‘Wat dat betreft zijn we atypische bestuurskundigen, want bestuurskundigen hebben vaak een set van theorieën over politiek beleid en passen die toe op verschillende casuïstiek. Wij zijn gespecialiseerd in die domeinen. Als bestuurskundige ben ik ook een voedselsysteemwetenschapper geworden. Ik voel me soms een gespleten ziel. Als politiek wetenschapper kan ik goed duiden waarom er gebeurt wat er gebeurt, als het bijvoorbeeld gaat om de ontmanteling van de Green Deal.’

‘Als voedselsysteemwetenschapper maak ik me grote zorgen over het feit dat we niet in staat zijn om die grote uitdagingen in ons voedselsysteem het hoofd te bieden. Afhankelijk van de situatie spreek ik soms als politiek wetenschapper of als voedselsysteemwetenschapper. Met name die laatste maakt zich grote zorgen.’

Op tafel ligt het boekje On Lying and Politics van Hannah Arendt. Waarom is dat belangrijk? 

‘We leven in een tijd waarin er een steeds grotere kloof tussen wetenschap en het maatschappelijke debat is, vooral in het politieke discours. Hoe kan het dat we zoveel weten over landbouw, voedsel, milieuwetgeving — over hoe dat beter zou kunnen — en dat het toch zo beperkt aankomt in Den Haag en Brussel? Dat politici allerlei dingen verkopen die pertinent onwaar zijn. Daar heeft Hannah Arendt in een wat verder verleden al interessante dingen over geschreven.’

Ook als het om landbouw en natuur gaat? 

‘Juist! Het gaat zo ver dat er vanuit de industrie allerlei denktanks worden opgezet met als enige doel om schimmige studies in het publieke debat te brengen. Denktanks die als enige doel hebben om twijfel te zaaien, en het draagvlak onder milieu- en klimaatwetgeving te ondermijnen. Wat we van Trump kennen, dat er een soort van parallelle werkelijkheid is. Trump komt er regelrecht voor uit: “Ik spreek wellicht niet dé waarheid, maar waarom is mijn alternatieve waarheid minder belangrijk?” Dat zit ook in het Europese landbouw- en voedselbeleid, waarbij er argumenten worden aangedragen die weinig met onze wetenschappelijke kennis van doen hebben.’ 

Is wat er in Nederland uitgevoerd gaat worden op grond van het hoofdlijnenakkoord een spiegel van wat Europa te wachten staat? 

‘Ja, het hele momentum van de Europese Green Deal uit 2019 is verloren geraakt. Onder de Green Deal zat een hele agenda om de landbouw en het Europese voedselsysteem te hervormen. Het politieke krachtenveld is 180 graden gedraaid. Nu is er een sterke coalitie die de ene na de andere milieumaatregel van tafel heeft gehaald, of heeft afgezwakt. De verwachting is dat met de komende verkiezingen het Europese Parlement en de Commissie een ruk naar rechts zullen maken. Dat de populistische krachten invloedrijker zullen worden. De kans is groot dat die Green Deal in ieder geval niet wordt doorgezet en dat de nadruk komt te liggen op het verminderen van de regeldruk. Dat zijn vaak toch de regels die over milieu en klimaat gaan. Er zal geïnvesteerd worden in de industrie omdat men ziet wat er in Amerika onder Biden gebeurt. Klimaat zal blijven, maar vooral als onderdeel van een Europese investeringspolitiek. Maar er zal weinig draagvlak zijn voor de maatregelen om de landbouw en het voedselsysteem in overeenstemming te brengen met de planetaire grenzen.’

Wat is er met Biden in Amerika gebeurd?

‘Nou, Biden heeft een groot miljardenprogramma opgetuigd om de Amerikaanse economie toekomstbestendig te maken. Een soort staatssteun aan Amerikaanse industrieën om klimaatneutraal te worden. Europa kijkt er met een schuin oog naar omdat men bang is dat de Europese industrie zal worden weggeconcurreerd. Ook omdat dezelfde dynamiek speelt in China.’

‘In plaats van een Green Deal wordt er in Europa nu gesproken over dat er een Industrial Deal nodig is. Eentje waarbij we blijven inzetten op klimaat, maar door volop te investeren in de Europese industrie. En vooral door niet te veel regelgeving in te voeren.’

Wat er in die paragraaf 4 van dat hoofdlijnenakkoord staat, is een weerspiegeling van wat er in Europa gebeurt?

‘Ja, al gaat het wat verder. In Europa is men over het algemeen gecommitteerd aan internationale afspraken over klimaat en biodiversiteit. Men probeert toch om tot beleid te komen dat daaraan bijdraagt. Als ik deze paragraaf lees, dan wil men vooral af van Europese wetgeving rond natuurbescherming, rond uitspoeling van meststoffen naar het water. Het is juridisch wensdenken, en het ontbreekt aan concrete plannen om de Nederlandse landbouw en het voedselsysteem in overeenstemming te brengen met die planetaire grenzen, en met de wetgeving op dat gebied. Zeker als je de veestapel niet wilt verkleinen of geen boerenbedrijven wilt uitkopen.’

Wat dat betreft worden er wat slagen om de arm gehouden. ‘Indien mogelijk.’ ‘Voor zover het juridisch kan.’ Die toevoegingen lees je voortdurend.

‘Ja, veel zal niet mogelijk blijken, maar dat is voor een deel van deze partijen al winst. Men mikt doelbewust op die vertraging. Op het uitstellen van de transitie.’ 

Je werd geciteerd in de Volkskrant van 3 februari over de ideologische rol die aan de boeren wordt toegeschreven. Ze worden voorgesteld als helden.

‘Ja, veel Nederlanders maken zich zorgen over mondialisering. Over neoliberalisering, over de toenemende marktwerking, het verlies van controle over het eigen leven. Er bestaan allerlei romantische beelden over de boer en het boerenbedrijf op het platteland. “Daar is het nog zoals het vroeger was.” Er heerst een romantische idylle over de landbouw en de autonomie van de boer, die zou worden beperkt door allerlei Brusselse regelgeving. Dat beeld leeft sterk. De industrie maakt er bewust gebruik van. In veel praatprogramma’s wordt de boer naar voren geschoven omdat mensen er sterk mee sympathiseren. Meer dan met een pesticidefabrikant bijvoorbeeld.’ 

Maar het is niet terecht, het beeld klopt niet meer met de realiteit?

‘Allereerst is het belangrijk om te zeggen dat er een enorme diversiteit is aan boeren, zowel in de uitdagingen waar verschillende boerensectoren mee te maken hebben, als in wat boeren zelf willen. In de intensieve varkenshouderij spelen veel grotere uitdagingen dan in de akkerbouw. Ook het toekomstperspectief is verschillend. Er zijn boerenclubs die zich verzetten tegen die verduurzaming en er zijn boerenclubs die willen versnellen. Het is belangrijk om dat onderscheid te blijven maken.’

‘Tegelijkertijd zien we dat de boer in het dominante frame wordt weggezet als slachtoffer van de industrie. Hij zou worden uitgebuit door de pesticidenfabrikanten en de kunstmestfabrikanten. Zo zien boeren dat zelf niet. De boeren die vandaag de dag nog over zijn in Nederland na een trend van schaalvergroting die al decennia speelt, zijn ook de boeren die de ratrace van schaalvergroting en intensivering hebben overleefd. Het zijn boeren die daar goed in zijn, en vaak ook geloven in dat intensieve hoogtechnologische model. Boeren die onderdeel uitmaken van dat agro-industriële complex. Dus het slachtofferframe wordt door veel boeren zelf niet gedeeld.’

Een deel van dat romantische ideaal, en die conservatieve ideologie, betreft de verbondenheid met de grond. Ze beschikken ook over ervaring en kennis. 

‘Ja, boeren zijn afhankelijk van de plek waar ze zitten. Zijn verbonden met de grond, met de omgeving. Ze zijn daarvan afhankelijk voor hun productie. Vaak zijn het familiebedrijven die geworteld zijn op een plek. Ze hebben vaak specifieke kennis. Ook daar kunnen kanttekeningen bij worden gemaakt.’

‘Vaak wordt er gezegd dat het slecht is voor gemeenschappen als boerenbedrijven moeten stoppen. Maar veel van de arbeid in de landbouw bestaat uit seizoensarbeiders. Het platteland ervaart daarnaast hinder van landbouw, bijvoorbeeld als het gaat om reukoverlast. Ook omdat daar het milieu het hardst achteruitgaat. Er is technologische kennis, maar als de landbouw radicaal moet verduurzamen, is daar andere kennis voor nodig. We moeten op een andere manier gaan produceren, en die is er soms juist bij andere groepen boeren of burgerbewegingen. Zo experimenteren concepten als Herenboeren of Land van Ons met nieuwe vormen van landbouw. De kennis is ook elders in de samenleving aanwezig.’ 

Er waait een populistische wind door Europa. Een van de vaste standaardrituelen daarbij is ‘het volk’ tegenover ‘de elite’. Daar spelen die boeren ook een rol in. Worden ze daarin gebruikt of voelen ze zich zelf ook een tegenstander van de elite? 

‘Nou – en nu generaliseer ik – er is over het algemeen niet bijster veel steun voor die Europese Green Deal. Er heerst het gevoel dat dat een links, elitair project is. Veel boeren zijn wel degelijk voorstander van verduurzaming. Maar ze vinden het tempo en de schaal waarop en de dwang die daarbij wordt toegepast vaak te ver gaan.’

‘Dat sentiment wordt aangewakkerd door populistische partijen. In het Europees Parlement hebben de conservatieven onder leiding van Manfred Weber geleerd van wat er in Nederland is gebeurd met het CDA en de opkomst van de BBB. Ze identificeren die groene transitie als een nieuwe politieke kloof.’

‘Zij zeggen: “De agenda van Timmermans, dat linkse, elitaire project, gaat in tegen de belangen van het platteland. De belangen van de boer. Wij bieden een realistischer alternatief voor die groene transitie waarin we de kant van het platteland kiezen.” Dus ja, dat sentiment bestaat soms, maar het is ook een politiek construct. De BBB heeft bewust die stad-plattelandkloof uitvergroot en politiek benut. Soms is die kloof niet eens een materieel feit, maar het feit dat die wordt geconstrueerd heeft al een effect op hoe mensen die kloof ervaren.’ 

Hoe afhankelijk is de landbouw van Brussel? Wordt het landbouwbeleid in feite door Brussel bepaald?

‘Voor een groot deel wel. Landbouw is al sinds 1962, sinds het begin van het Europese project, sterk geëuropeaniseerd. In grote lijnen wordt het in Brussel bepaald. Landbouw is een van de weinige beleidsdomeinen die vrijwel geheel op Europees niveau gesubsidieerd worden. Gezondheid, zorg, sociaal beleid regelen we allemaal op nationaal niveau. Maar landbouwsubsidies komen uit Brussel. Dat verklaart ook waarom zo’n groot deel van het Europese budget naar de landbouw gaat.’

‘Op nationaal niveau valt er nog wel wat te regelen, zeker met het hele stikstofdebat, maar de grote keuzes worden in Brussel gemaakt. Naast het landbouwbeleid wordt de landbouw erg beïnvloed door het milieu- en klimaatbeleid, en dat wordt voor grote delen in Brussel bepaald.’ 

Is er überhaupt nog iets wat je in Den Haag kunt doen?

‘Nog wel wat. Tijdens de laatste hervormingen van het Europese landbouwbeleid is er meer ruimte gekomen voor de lidstaten om eigen keuzes te maken. Ze kunnen maatregelen voorstellen rond verduurzaming waar boeren deel aan kunnen nemen. Die kunnen in Nederland anders zijn dan in Duitsland. Zo kiest Nederland ervoor om in de stikstofcrisis een fonds van miljarden beschikbaar te stellen. Een fonds aanvullend op het Europese geld. Je kunt daar aanvullend beleid op voeren, maar je kan niet afwijken van die Europese regels. Daar schuurt het in Nederland vaak. De Nederlandse landbouw is misschien de meest intensieve van heel Europa. De veedichtheid is verreweg de hoogste van Europa. De hoge milieudruk in Nederland schuurt met Europese milieuwetgeving. Op Nederlands niveau kan je daar niet zomaar onderuit. Zo werkt Europa natuurlijk niet.’ 

De landbouw in Nederland is Europees. We kunnen ons niet verzetten of ons daarvan losmaken? 

‘Ja, de markt is Europees. We hebben geen Nederlandse markt, maar een Europese markt. Handelsakkoorden worden door Europa afgesloten. Niet door de Nederlandse regering. Bijna alle wet- en regelgeving en subsidies zijn Europees. En de Nederlandse landbouw is exportgeoriënteerd. Veel van wat wij produceren gaat naar andere Europese landen.’ 

Zitten de boeren klem tussen de staat, de EU en de markt? Een derde van de boerenbedrijven in Europa is verdwenen.

‘Ja, die trend van schaalvergroting en van afname van de boerenstand is Europees. Veel boeren ervaren het zo. Ze zijn gevraagd om meer voor een wereldmarkt te gaan produceren, voor een zo laag mogelijke kostprijs. Ze moesten meedoen in een ratrace. Ze zijn met vrij veel boeren die vrij veel produceren, tegenover een klein aantal supermarkten en voedselverwerkers die meer marktmacht hebben. Zeker Nederlandse boeren produceren vooral bulkproducten die zich niet per se onderscheiden in kwaliteit, zoals Italiaanse producten bijvoorbeeld.’

‘De milieu- en klimaatdoelen die daarbovenop komen ervaren boeren als een verdere bedreiging voor hun inkomen. Daar staat tegenover dat veel vormen van landbouw op dit moment, zowel direct als indirect, gesubsidieerd worden. Er gaan veel subsidies naar de landbouw. Maar er zijn vormen van landbouw met ontzettend hoge maatschappelijke kosten, zeker de veehouderij, die nu op de belastingbetaler worden afgewenteld. Als er regelgeving geïntroduceerd wordt, is het logisch dat het boereninkomen van bedrijven die niet duurzaam zijn, onder druk komt te staan. Dat is te verwachten in zo’n transitie.’ 

Hoe groot is de macht van de agro-industrie in Brussel?

‘Die invloed is groot. Copa Cogeca is de koepelorganisatie van boerenbelangenorganisaties, waar ook LTO toe behoort, en wordt traditiegetrouw gezien als een van de meest invloedrijke spelers in Brussel. Politiek wetenschappers hebben het over een systeem van “agrarisch exceptionalisme”. Landbouw heeft, anders dan andere economische sectoren, altijd zijn eigen instituties gehad. Zijn eigen directoraat-generaal van de Europese Commissie. Zijn eigen ministerie. Zijn eigen commissie in het Europees Parlement. Eigen beleid. Eigen politieke dynamiek. Daardoor is landbouw altijd anders behandeld dan andere economische sectoren. Dat heeft geleid tot een cliëntelistische politiek waarin gunstig beleid, instandhouding van subsidies of lage regeldruk, werd geruild tegen electorale steun en het voorkomen van boerenprotesten.’

‘Het landbouwbeleid, tot vandaag de dag, wordt bepaald door een relatief kleine groep politici. Politici die vaak hechte contacten hebben met belangenorganisaties met soortgelijke ideeën over waar het heen moet met dat landbouwbeleid. Als de landbouwministers bij elkaar komen, mag daar één belangenorganisatie bij aansluiten: Copa Cogeca. Zij hebben betere toegang tot die landbouwministers dan de milieubeweging.’

‘Ook typisch voor de landbouw is dat de Europarlementariërs die zelf landbouwsubsidies krijgen, mogen meebesluiten over landbouw- en milieubeleid. In elke andere economische sector is dat een belangenverstrengeling. In de landbouw zegt men: “Ja, die boeren weten tenminste waar ze het over hebben.” Dat verklaart waarom beleid zo langzaam verandert.’ 

In het akkoord draait het om versterking van de industrie, onder het mom van: het businessmodel van de boeren moet een kans krijgen. Dat is een verkapte versterking van de grote industrie.

‘Ja, voor een deel wel. Het dominante politieke frame focust op het verdienmodel en perspectief van de boer. Zeker ook in Nederland. Is het wel een publieke taak om perspectief te bieden aan ondernemers wier verdienmodel onder druk staat, omdat de manier waarop zij produceren knelt met milieu- en klimaatwetgeving?’

’Ikzelf denk dat de publieke taak er vooral in ligt ervoor te zorgen dat we toe bewegen naar een landbouwvoedselsysteem dat meer in overeenstemming is met die milieu- en klimaatwetgeving. Mogelijk vergt dat andere manieren van voedselproductie. Dat is het transitievraagstuk waar Europa voor staat. Die vraag en dat debat blijken politiek uitermate sensitief.’

Dat is een van de belangrijkste vragen bij leden van De Correspondent: wat kan er vanuit Brussel gedaan worden om deze transitie vooruit te helpen? En wat gebeurt er?

‘Brussel kan veel doen. Het kan de regels van het spel veranderen. Dat gaat bijvoorbeeld over hoe je subsidies inzet. Op dit moment komt ongeveer 82 procent van de landbouwsteun – daar is een recente studie over – terecht bij dierlijke productie. Dus bij veehouders of bij de productie van diervoer. Terwijl we weten dat we om klimaatredenen toe moeten naar plantaardige productie en consumptie. Dat botst met elkaar. Je zou de landbouwsubsidie zo kunnen inrichten dat de plantaardige sector bevoordeeld wordt, in plaats van de dierlijke sector.’

‘Nu gaat er 1.200 keer meer publieke steun naar de intensieve veehouderij dan naar producenten van alternatieve eiwitten zoals kweekvlees of microbiële fermentatie. Dat zijn allerlei innovaties die met onzekerheid omgeven zijn: we weten niet of ze succesvol zullen zijn, maar de verwachtingen zijn hoog. In potentie zijn het disruptieve innovaties die ons in staat kunnen stellen om duurzamer te produceren. Zeker een partij als VVD hamert altijd op het belang van innovatie. Maar feitelijk ondersteunt de overheid vooral de status quo: het huidige dominante landbouwregime, in plaats van deze innovatieve vormen van voedselproductie. Hetzelfde geldt voor de biologische landbouw. De overheid zegt dat de biologische sector moet groeien, maar het publieke geld gaat vooral naar niet-biologische boeren.’

Komt dat door die belangenverstrengeling, of doordat de lobby van de industrie zoveel in de melk te brokkelen heeft in Brussel? 

‘Het is een belangenverstrengeling. Die dominante krachten zijn politiek het sterkst vertegenwoordigd. Ik ga zover te zeggen dat onze democratische instituties ten dele ingekapseld zijn door private belangen.’

‘Kijk naar de BBB. Dat is een partij die direct voortkomt uit deze industriële belangen en expliciet ten doel heeft om die landbouwtransitie te remmen. Het is een partij die economische kortetermijnbelangen vooropstelt, boven het langetermijnpublieksbelang. Gert-Jan Oplaat, de voorzitter van de LNV-commissie in de Eerste Kamer, is de belangrijkste lobbyist, zowel in Nederland als in Brussel, voor de pluimveehoudersector. Er is een vermenging van privaat en publiek belang, en dat heeft de kwaliteit van besluitvorming in de landbouw ernstig aangetast. Dat is de belangrijkste verklaring voor waarom dat zo langzaam gaat.’

‘Plus: de industrie neemt steeds meer strategieën van de tabaksindustrie over. Het sponsoren van protesten, het sponsoren van schimmige lobbyclubs die allerlei beperkte studies in het publieke debat brengen om twijfel te zaaien. De krachten die transitie tegenwerken zijn groot. Groter dan de belangengroepen die voor de biologische boer of voor de kweekvleessector opkomen.’

Overigens is dat een verklaring waarom iemand als Geert Wilders niet meer uit Europa wil: hij werkt nu samen met Caroline van der Plas. De BBB heeft veel aan de EU omdat ze daar sterk zijn.

‘Ja, en de Nederlandse landbouw zou failliet gaan als wij uit de Europese markt stappen. Wij zijn exportgeoriënteerd, en kunnen niet zonder die Europese markt. Dat zou de dood in de pot zijn voor het boerenbelang.’

Voorlopig zal er weinig steun komen voor die transitie, omdat in Europa de dienst wordt uitgemaakt door de industrie. Dat klinkt toch hopeloos?

‘Het is niet hopeloos. Europa kan namelijk normen stellen. Het positieve van de Green Deal is dat Europa voor het eerst een langetermijnstrategie voor het hele voedselsysteem ontwikkelde. Ook over de consumptie en de rol van de supermarkten. De “boer tot bord”-strategie, farm to fork. Daarin stonden allerlei wetsvoorstellen om normen te stellen aan het gebruik van pesticiden: die moesten met 50 procent in 2030 verminderd zijn. Minder kunstmest, minder antibiotica. Hardere klimaatdoelen. Een paar jaar geleden was dat draagvlak er. Er was momentum na die klimaatmarsen in Europa, na de Greta Thunberg-beweging. Inmiddels is die politieke context radicaal gedraaid.’ 

In vier jaar dus?

‘In vier jaar. Het is een perfecte storm. We hebben de oorlog in Oekraïne, boerenprotesten. De opkomst van radicaal-rechts, waardoor alle centrumpartijen in Europa de radicaal-rechtse agenda zijn gaan overnemen. Ook nu, zonder dat de radicaal-rechtse partijen aan de macht zijn, hebben de centrumpartijen die farm to fork-agenda de nek omgedraaid.’

‘De voorstellen die ik net noemde hebben het niet gehaald, maar het laat wel zien dat het kan. Wat een paar jaar geleden mogelijk bleek is snel veranderd, maar kan ook weer de andere kant op bewegen. Het laat vooral ook zien dat de mobilisatie van de samenleving in protest belangrijk is om de belangenafweging van politici te veranderen. Nu zijn de boerenprotesten heel belangrijk geweest. Een aantal jaren geleden waren het de klimaatprotesten die ervoor zorgden dat de Green Deal er überhaupt kwam.’ 

Maar er is niet veel van over?

‘Op het gebied van landbouw of voedsel is er vrijwel niks van over. In het Nederlandse coalitieakkoord wil men zelfs milieuwetgeving uit de jaren negentig, zoals de Habitatrichtlijn en de Nitraatrichtlijn, de nek gaan omdraaien. Dat is een grote draai. Nederland was namelijk altijd onderdeel van een groene coalitie van lidstaten. We hielden ons niet altijd aan die wetgeving – zie de stikstofcrisis – maar in Brussel pleitte Nederland voor ambitieuzere milieuwetgeving. Deze draai was al zichtbaar met de natuurherstelwet, waarin het huidige kabinet zich voor het eerst expliciet tegen ambitieuzere wetgeving keerde. In het huidige coalitieakkoord zal Nederland eerder bijdragen aan het ontmantelen van die groene wetgeving, dan duurzame ambities te tonen in Brussel.’ 

De Nitraatrichtlijn?

‘De Nitraatrichtlijn is een wet die gaat over de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater. Dat knelt omdat we veel mest gebruiken in Nederland, en dat lekt weg in het water. Er is een discussie over derogatie; dat is een uitzondering die Nederland had ten opzichte van die wet, waardoor wij meer mest op het land mochten uitrijden dan boeren in andere lidstaten.’ 

We mochten meer vervuilen?

‘Ja. Al werd gezegd dat het in Nederland niet per se tot meer vervuiling zou leiden, omdat de klimatologische condities van onze graslanden gunstig waren. Gras in Nederland kan meer mest opnemen. Maar door fraude met mest is de waterkwaliteit niet vooruitgegaan, en dat was een voorwaarde voor die uitzonderingspositie. Toen moest er volgens de Europese Commissie een einde aan komen. Dat heeft voor Nederlandse boeren grote gevolgen, maar is ook niet los te zien van het fundamentele probleem dat we zo’n grote veestapel en daarmee ook heel veel mest hebben.’ 

En steeds slechter water. Daarover wordt steeds vaker gezegd dat het voor de toekomst een groot probleem zal worden.

‘Ja, al wordt het water niet per se steeds slechter. Vergeleken met een aantal decennia geleden is die waterkwaliteit wel degelijk verbeterd, maar goed is die waterkwaliteit niet. Nederland bungelt in Europa onderaan als het gaat om de waterkwaliteit. Het gaat vooral om water in kleine wateren, denk aan sloten, maar uiteindelijk beïnvloedt dat de kwaliteit van het drinkwater. Door waterschaarste is er minder water. Dat water raakt vervuild, en dus moeten drinkwaterbedrijven steeds meer moeite doen om ons te voorzien van drinkwater van goede kwaliteit.’ 

Dit perspectief is somber. Veel leden van De Correspondent juichen de transitie toe. Ze zouden kleine, lokale initiatieven de wind in de rug willen geven. Is er een Europese beweging op dat niveau waar te nemen?

‘Ja, er zijn burgerbewegingen, en veel boeren experimenteren. Er komen nieuwe industrieën op. Ze werken Europees ook met elkaar samen, en proberen een tegenkracht te organiseren. Ze ondervinden de meeste hinder omdat ze minder subsidies krijgen, en moeten concurreren met een bestaand systeem dat veel schaal- en innovatievoordelen heeft. Dat alle externe kosten — milieu, klimaat, gezondheid — mag afwentelen op de belastingbetaler. De intensieve veehouderij krijgt zo een dubbel voordeel.’

’Directe subsidie, en een soort van verkapte subsidie omdat het “de vervuiler betaalt”-principe niet wordt toegepast op de landbouw. Dat zet een rem op innovatie. Er is veel bottom-up-initiatief, maar op dit moment wordt dat geremd door onze overheden.’

‘De kweekvleessector krijgt wel subsidies, 60 miljoen in Nederland, maar dat is peanuts vergeleken met landbouwbudgetten. Niet iedereen is overtuigd van die techniek, maar het kan een rol spelen. Ook de procedures voor toelating van deze novel foods, nieuwe vormen van voedsel, nemen lang in beslag. Dus die sector vertrekt naar Singapore en de Verenigde Staten, omdat men daar een opener innovatielandschap heeft dan in Europa.’ 

Het groeit wel in Europa? Wordt het sterker, ondanks alles?

‘Op dit moment gaat de markt sneller dan onze overheden. Al ben ik vaak kritisch op supermarkten en de voedselverwerkende industrie, ik put daar nu hoop uit. Kijk naar hoe snel het schap aan plantaardige zuivel en vleesvervangers is toegenomen. Hoe grote bedrijven toch investeren in vleesvervangers, in plantaardige-zuivellijnen. Ook de industrie, die zich lang tegen groene maatregelen keerde, pleit nu voor de natuurherstelwet. Zij zien dat hun toeleverende ketens nu al geraakt worden door de effecten van klimaatverandering en milieudegradatie. Daar is een kentering gaande, alleen vertaalt dat zich nog niet in ander beleid. Die beweging kan nog aan kracht winnen.’ 

Op 6 juni zijn de verkiezingen. Als je de transitie toejuicht, dan moet je niet op de vier partijen stemmen die nu het akkoord hebben gesloten? 

‘Het is niet aan mij, een wetenschapper, om een stemadvies te geven. Maar sommige partijen, zowel in Nederland als Europees, geven meer rekenschap aan de wetenschap en de internationale rechtelijke kaders waar we ons aan hebben gecommitteerd. Denk aan het Klimaatakkoord van Parijs, of biodiversiteitsafspraken. Er zijn stemwijzers die laten zien hoe partijen in Europa in een recent verleden hebben gestemd, dus op basis daarvan kunnen mensen wel een keuze maken.’

‘Het baart mij zorgen dat partijen zich steeds verder af bewegen van de grote uitdagingen. Het voedselsysteem is verantwoordelijk voor een derde van de broeikasgasemissies van Europa. Het is de grootste veroorzaker van biodiversiteitsverlies. Het is niet zomaar een onderwerp voor erbij. Een aantal van de grootste uitdagingen van onze tijd komen samen in landbouw en voedsel. Als het alleen nog gaat om broeikasgasemissies, zijn de reducties in de landbouw de afgelopen twintig jaar gestagneerd. Het relatieve aandeel van de landbouw in het klimaatvraagstuk neemt alleen maar toe. Er komt steeds meer druk op de landbouw om te hervormen om aan die klimaatdoelen te voldoen. Dat realiseert men zich nog onvoldoende.’ 

Dat kan niet anders dan uitmonden in een onbeheersbare crisis. De dood of de gladiolen? 

‘Ja, daar is de stikstofcrisis een kleintje bij. Dat klimaat hangt echt als een zwaard van Damocles boven het hoofd van de boer. Zolang je dat ontkent en voor je uit schuift, ga je nooit perspectief aan de boer bieden. Het klimaatvraagstuk gaat niet weg. We hebben ons gecommitteerd aan die afspraken. De landbouw wordt zelf ontzettend hard geraakt door de effecten van klimaatverandering. De wereldwijde inflatie wordt deels veroorzaakt door klimaatverandering, door mislukte oogsten. Denk ook aan de droogte in de Povlakte in Italië, en aan de aardappelteelt in België — een van de 25 meest droogtegevoelige landen ter wereld. De effecten zijn al enorm. Zolang je die hervorming van de landbouw niet serieus neemt, ga je ook de spelers in dat landbouwsysteem geen langetermijnperspectief bieden.’

Dat is cynisch. Een dag nadat dat hoofdlijnenakkoord is gepubliceerd dat blaakt van: we gaan de boer steunen in duurzame bedrijfsmodellen. Dat is dus de kop in het zand steken. 

‘Ja, dat zijn mooie woorden. De partijen presenteren zich alsof ze opkomen voor het boerenbelang. Feitelijk komen ze vooral op voor het economisch kortetermijnbelang. Je kunt je afvragen of dat op de lange termijn in het belang van de boer is. Plus: er zijn gewoon grote verschillen tussen boerensectoren. Als we aan de klimaatdoelen willen voldoen, is de toekomst voor de akkerbouw zeker plantaardig. Er komt ook steeds meer vraag naar akkerbouwproducten voor biobased bouwen. Noem maar op. Er liggen grote economische kansen voor delen van de landbouw.’

‘Er mist het positieve verhaal dat er voor de landbouw veel mogelijkheden liggen. Er was een studie van een econoom uit Duitsland die heeft laten zien dat de gemiddelde Europese boer er qua inkomen op vooruitgaat als ze overschakelen naar plantaardige productie en consumptie. De kansen die er liggen voor de Europese landbouw worden totaal niet benut en niet gezien door de dominante politieke partijen.’ 

Andere partijen zouden daar wel hun voordeel mee kunnen doen door dat verhaal sterk te vertellen, vol overtuigingskracht. 

‘Ja, een aantal partijen probeert dat te doen. Bas Eickhout [GL] gaat met een landbouwverhaal de hort op. Tegelijkertijd zijn het partijen die vaak weinig credits hebben binnen de landbouw zelf. Links is gewoon klein. Er zijn wel alternatieve visies voorhanden in de politiek — de Partij voor de Dieren staat een heel ander landbouwmodel voor — maar ze zijn marginaal.’ 

De boer wordt naar voren geschoven als een held die weet hoe je met land moet omgaan. Het idee van eigenaarschap, duurzaamheid, zorg voor de aarde, terwijl het tegendeel waar is. Waarom zetten boeren oogkleppen op voor hun eigen toekomst? 

‘Ik weet niet of ze oogkleppen opzetten. Veel boeren zien het al. Ze weten dat het anders moet en willen ook wel. Maar vaak is de eerste zorg het economisch perspectief. Een deel van de boeren gelooft het allemaal wel met klimaat en milieu. Er wordt veel gesproken over jonge boeren en bedrijfsopvolging.’

‘Kijk, de boeren die vandaag de dag nog boeren, hebben de ratrace overleefd. Dat zijn misschien niet altijd de boeren die een radicale koerswijziging willen of kunnen doormaken. Tegelijkertijd willen er allerlei maatschappelijke initiatieven toetreden tot de landbouw, maar kunnen dat niet omdat er geen land voorhanden is. Er staat een rem op de new entries, de partijen die tot de landbouw zouden willen toetreden. Dat kan de overheid beter faciliteren.’

Tot slot dan. Je bent hoofddocent op het gebied van landbouw- en voedselbeleid. In paragraaf 4 van het hoofdlijnenakkoord wordt de natuur erbij genomen. Hoe zal het gaan in Europa met de natuur?

‘Het gaat slecht met de natuur. Het gaat uitermate slecht met veel ecosystemen, met name ook agrarische ecosystemen. Dat gaat om zaken als boerenlandvogels, een van de vogelgroepen waar het het slechtst mee gaat.’ 

Dat is overal in Europa zo?

‘Het is het meest extreem in de delen van Europa waar die intensieve productie het sterkst is, maar het is wel degelijk een Europese trend. Het gebruik van pesticiden heeft een groot effect op de biodiversiteit. Je kan zeggen dat de diversiteit aan diersoorten en plantensoorten waarde van zichzelf heeft, maar er is ook zoiets als functionele biodiversiteit.’

‘Wij zijn voor onze landbouw afhankelijk van die biodiversiteit. Als het gaat om bestuivers, als het gaat om de beschikbaarheid van voldoende water en water van goede kwaliteit. Als het gaat om insecten die plagen kunnen bestrijden. Op dit moment holt die functionele biodiversiteit hard achteruit. Er dreigt een tekort aan bestuivers te ontstaan. De uitdaging zal zijn om die landbouw meer in overeenstemming te brengen met die omringende ecosystemen, in plaats van een harde knip daartussen. Dat beoogde de natuurherstelwet in zijn eerste vorm. Maar ja, die is inmiddels in een lade geëindigd.’ 

Nederland is een kwetsbaar gebied. Daar wil de nieuwe regering aan tornen door niet heel Nederland tot kwetsbaar gebied te verklaren. Dat raakt de natuur ook onmiddellijk.

‘Kijk, in Nederland is die milieudruk zo hoog dat bijna alle ecosystemen in Nederland onder druk staan. Er zijn wel verschillen, dus vooral op de zandgronden is die druk het hoogst. Denk aan de Veluwe, natuurgebieden in Limburg, Brabant en de duinen. Ook omdat die het meest gevoelig zijn voor stikstof. Maar ook de waterrijke gebieden staan onder druk door dreigende watertekorten. In feite staat de natuur in heel Nederland onder druk. Daar wil men onderuit.’

‘Met een landbouwperspectief wordt vaak van Nederland gezegd: “Wij zijn de vruchtbare delta van Europa. Misschien moeten we hier juist intensief produceren, zodat het elders wat extensiever kan.” Ja, dat kan, maar niet heel Nederland is vruchtbaar. Dan zou je de landbouw willen concentreren in Flevoland en in delen van Groningen. Juist de problemen, ook de milieudruk, bestaan op zandgronden waar veel intensieve veehouderij is geconcentreerd. Dat zijn vaak arme gronden die vooral vruchtbaar zijn geraakt door het gebruik van kunstmest en pesticiden. Er zijn strategische vragen over waar in Nederland we nog intensief willen produceren. Willen we inzetten op natuurherstel of extensieve productie? Ook die vraag wordt nog amper gesteld.’

Maar de natuur heeft het nakijken. Europa heeft daar het nakijken. Ook daar zal het niet beter worden na die verkiezingen van 6 juni? 

‘Nee, er is een trend van een steeds groter, uitbreidend gebruik van natuurlijke hulpbronnen dat in veel Europese lidstaten doorzet. In Zweden komt die druk vooral vanwege de bosbouw, in Finland ook. In Spanje breidt de intensieve veehouderij zich uit. In Andalusië de aardbeienkwekers. In Catalonië breiden de varkenshouderijen uit, wat tot grote watertekorten leidt. Er zijn weinig delen van Europa waar een tegengestelde trend wordt ingezet. In Roemenië wordt wat geëxperimenteerd met rewilding, het creëren van grote natuurgebieden, maar dat zijn de uitzonderingen.’

‘In de meeste lidstaten en regio’s staat de landbouw, en vooral de natuur, onder druk door toenemende economische activiteit. Als 70 procent van die landbouwgrond wordt gebruikt voor dierlijke productie, dan is duidelijk wat we moeten doen. We moeten naar plantaardig toe, zodat de druk op land en natuurlijke hulpbronnen verminderd worden.’ 

Ik sprak Timmermans toen hij nog Eurocommissaris was, en verantwoordelijk voor de Green Deal. Het viel mij op dat hij moeite had om het verhaal van de natuur over te brengen. Alle aandacht ging naar klimaat. Maakt de angst voor klimaatverandering het moeilijker om de schoonheid van de natuur naar voren te halen? 

‘Ja, dat herken ik. Het is goed dat er veel aandacht voor klimaat is, maar het kaapt ook de aandacht die uitgaat naar wat traditionele milieuonderwerpen, zoals waterkwaliteit en biodiversiteit. Ik zie het in de milieubeweging zelf, kijk naar Extinction Rebellion. Er is veel aandacht voor klimaat en fossiele subsidies, maar andere milieuproblemen zijn net zo urgent.’

‘Mijn studenten stellen soms klimaat- en milieubeleid aan elkaar gelijk, terwijl er meer is dan klimaat. Het coalitieakkoord lijkt toe te bewegen naar een soort klimaatdystopie waarin de industrie toewerkt naar klimaatneutraliteit en tegelijkertijd onze ecosystemen totaal worden verwaarloosd. Naast klimaat moet men aandacht blijven hebben voor het herstellen van ecosystemen en de biodiversiteit.’