Voetbal anno 2024: wie niet rijk is, moet slim zijn (met cijfertjes)
Maak kennis met de Engelse voetbalclubs Brighton en Brentford, die zich dankzij hun obsessie met data staande houden tussen de rijkste clubs van de Premier League. Maar hoelang kun je in het topvoetbal slimmer blijven dan de rest?
De Premier League, de Engelse voetbalcompetitie, de beste voetbalcompetitie ter wereld, was dit seizoen meeslepender dan ze in jaren geweest was – en misschien wel meeslepender dan ooit.
Vaak zijn voetbalcompetities voorspelbare processies van één dominante ploeg, maar dit seizoen was de Premier League lange tijd een chaotische race tussen drie clubs – Arsenal, Liverpool en Manchester City – die voetballiefhebbers wereldwijd biologeerde.
Maar stiekem is er een beter verhaal – of zelfs twee betere verhalen: die van Brighton & Hove Albion en Brentford.
Met twee van de kleinste begrotingen van de superrijke Premier League* werden deze ploegen de afgelopen twee seizoenen negende en zesde (Brighton) en negende en dertiende (Brentford). Dit seizoen eindigden ze op de elfde en zestiende plek – minder indrukwekkend, maar nog steeds indrukwekkend.
Nu is voetbal geen spel voor accountants. Het gaat er niet om wie het minste geld betaalt voor (doel)punten, het gaat erom wie de meeste punten scoort. Maar efficiëntie – het meeste doen met je beschikbare middelen – is wel een manier om op de ranglijst te klimmen. Brentford en Brighton is dit gelukt.
Binnen enkele jaren gingen ze van de laagste divisies naar het geldwalhalla van de Premier League – een beetje alsof IJsselmeervogels en Quick Boys zijn doorgestoomd naar de Eredivisie.
Hoe ze dat hebben klaargespeeld? Het lijkt erop dat Brighton en Brentford – in essentie – het voetbal lange tijd beter hebben begrepen dan andere clubs.
Door hun intensieve gebruik van data-analyse proberen ze de grote rol van toeval in het voetbal te negeren en de kracht van spelers beter in te schatten. Het doel: spelers voor minder geld contracteren dan ze waard zijn. Daarnaast gebruiken Brighton en Brentford data-analyse om de eigen prestaties te evalueren. Zijn we daadwerkelijk goed, of hebben we geluk gehad?
Geliefd maakt hun openlijk beleden liefde voor statistiek Brighton en Brentford niet. Fans van andere clubs noemden Brentford spreadsheet wankers* – spreadsheetrukkers. Maar succesvol zijn de rukkers wel – door voetbal met hun hoofd te spelen.
Een recent verschenen boek, Smart Money van Alex Duff, geeft inzicht in hoe ze dat hebben gedaan.
Als een simpel model miljoenen waard blijkt te zijn
Duff begint het verhaal van Brighton en Brentford halverwege de jaren negentig, op de wiskundefaculteit van de universiteit van Lancaster. Een jonge docent, Mark Dixon, liet zijn oog vallen op een tentamenopdracht voor studenten – ‘voorspel de uitkomst van een hypothetische voetbalwedstrijd’ – en dacht: dat kan ik beter.
Met een collega, Stuart Coles, publiceerde hij in 1997 het resultaat in een wetenschappelijk tijdschrift. Daarin leggen ze uit hoe hun model de uitslag van wedstrijden ruimschoots beter voorspelt dan de bookmakers. In essentie was het een handleiding om veel geld te verdienen, gratis op te rapen in vijftien pagina’s van de Journal of Applied Statistics.
Nog curieuzer dan hun openheid was hoe simpel Dixon en Coles de bookies versloegen. Hun model maakte alleen gebruik van voor- en tegendoelpunten om de kracht van ploegen in te schatten. Daar voegden ze thuisvoordeel aan toe (thuisspelende clubs zijn gemiddeld iets sterker dan uitspelende clubs),* en een royale snuf gevorderde wiskunde – niet meer.
Een jaar later nam Dixon vervolgens de logische stap. Hij begon een consultancybureau voor rijke gokkers en werd zelf rijk.
Van gokken op voetbal naar clubs kopen
Na de publicatie van wat al snel simpelweg ‘Dixon-Coles’ ging heten, stroomden meer mensen met een wiskundeknobbel de sportgokmarkt op. Twee van deze mensen waren Matthew Benham en Tony Bloom.
Benham, zoon van docenten aan de prestigieuze kostschool Eton, in zijn jeugd fan van Brentford, studeerde natuurkunde aan de universiteit van Oxford, en werd een succesvol derivatenhandelaar in de Londense City. Bloom groeide op in een Brighton-familie, studeerde wiskunde, werd accountant, handelaar in de City, professioneel pokeraar, gokconsultant en bookmaker.
Zelf gokken op voetbal deed Bloom ook, wat lucratiever bleek dan mensen helpen gokken. Bloom gebruikte daarbij modellen à la Dixon-Coles, die hij met extra data had verfijnd. Een van de mensen die hem daarbij hielp was Benham, die tegen die tijd de derivaten in de City had verlaten, en bij Blooms bedrijf – de bookmaker Premier Bet – had gesolliciteerd.
Terwijl Benham en Bloom rijk werden, raakten de clubs die ze supporterden in de financiële problemen
In 2003 kregen Benham en Bloom ruzie over het gebruik van een van de modellen waarmee het Premier Bet-personeel collectief gokte op voetbalwedstrijden. Gevolg: Benham begon een jaar later zijn eigen bedrijf, Smartodds. Bloom verkocht Premier Bet en begon in 2006 Starlizard.
Zowel Smartodds als Starlizard verdient geld door rijke, gokgrage voetbalfans van slim advies te voorzien. Maar beide bedrijven bleken al gauw meer geld te verdienen door zelf te gokken. De nieuwe rivalen huurden beiden slimme academici in om hen daarbij te helpen: Bloom stelde Mark Dixon aan, Benham ging voor Stuart Coles. Juist, ja – de Dixon en Coles van ‘Dixon-Coles’.
Terwijl Benham en Bloom rijk werden, raakte zowel Brentford als Brighton & Hove Albion, de clubs die ze van kinds af aan supporterden, in de financiële problemen. Beide mannen schoten hun club te hulp. Eerst leenden ze hun club goedkoop geld, later werden ze eigenaar. Bloom kocht Brighton in 2009;* Benham in 2012 Brentford.*
Beide clubs zetten daarop een geleidelijke en vergelijkbare mars omhoog in. Brighton promoveerde in 2011 naar het tweede niveau (de Championship), en in 2017 naar het hoogste niveau (de Premier League);* Brentford nam die stappen in 2014 en 2021.*
Niet scouten op geluk
Hoe deden ze dat?
Benham en Bloom staken zonder meer veel geld in hun club, maar vergeleken met andere clubeigenaren is dat niks buitensporigs. Veel wijst erop dat Brighton en Brentford niet rijk maar slim zijn, en dat die slimheid zwaar leunt op de statistische kennis over voetbal van gokbedrijven Smartodds en Starlizard.
Een uitgangspunt bij gokbedrijven is het scheiden van geluk en kunde. Voetbalploegen winnen soms door geluk – daar wil je niet op gokken. Je wilt gokken op het team dat zoveel dingen op het veld goed doet dat het de grootste kans op winnen heeft. Modellen als ‘expected goals’ (xG) – tien jaar geleden innovatief, nu mainstream – helpen bij het bepalen van deze kansen.
XG is een maat voor de kwaliteit van doelpogingen van teams. Het drukt de kans uit dat een schot een doelpunt wordt. XG is een betere voorspeller van de prestaties van teams dan doelpunten, schoten of schoten op het doel. Hoe hoger het verschil tussen xG vóór (de kansen die je kreeg) en xG tegen (de kansen die je tegenstander kreeg), hoe beter je ploeg is.
Dat geldt ook voor spelers. Goede aanvallers onderscheiden zich niet zozeer door vaker te scoren, maar door vaker in scoringspositie te komen of door scoringskansen te scheppen voor ploeggenoten. Het benutten van kansen blijkt vaak van toeval afhankelijk; het scheppen van kansen is dat veel minder, zo blijkt uit analyses van schoten en doelpunten.
Dit verklaart het fenomeen van onehitwonder-spitsen die een paar wedstrijden – of soms zelfs een heel seizoen lang – loeiveel doelpunten maken, en daar later nooit meer bij in de buurt komen. Dat is exact het type speler dat clubs als Brentford en Brighton willen vermijden. Op de transfermarkt wil je niet geluk achterna jagen, maar herhaalbare prestaties.
Het kijken naar ‘onderliggende’ prestaties is intussen veel geavanceerder dan xG. Toen xG rond 2013 zijn intrede deed op voetbalblogs, waren de modelleurs van Smartodds al stappen verder. Als een ploeg bijvoorbeeld een veelbelovende aanval had die niet eindigde in een schot, zou dit buiten de xG-modellen vallen. En dus gaven de modelleurs een ploeg – en individuele spelers – ook plusjes voor het creëren van de veelbelovende aanval.
Sommige spelers doen veel goeds wat voor de meeste mensen ongezien blijft, omdat hun ploeggenoten er niet van profiteren. Alex Duff schrijft dat de modellen zelfs rekening houden met het presteren onder druk: wie kan ook in luidruchtige stadions zorgvuldig passen?
En die kennis sijpelde door van de burelen van Smartodds en Starlizard naar de burelen van Brentford en Brighton.
Sterspelers koop je niet, sterspelers maak je
In hoeverre zijn data de baas bij Brighton en Brentford?
Brighton & Hove Albion geldt als de meest puriteinse ‘dataclub’; Brentford-eigenaar Benham heeft het beeld dat data alles bepalen, willen nuanceren.* Wel is helder dat het scouten bij Brentford sterk wordt bepaald door data- en videoanalyse – door bureauwerk dus. ‘Live’ scouten, een speler met eigen ogen zien, speelt een relatief kleine rol.
Live scouten geeft een scout uiteraard meer informatie over een speler dan videobeelden, zegt Benham. Maar het is ook tijdrovend en kan een vertekend beeld geven. Het gevaar is dat scouts de indruk van de handvol wedstrijden die ze live zagen, te zwaar laten wegen in verhouding tot de data- en videoanalyses, die tientallen tot honderden wedstrijden beslaan.
Data zijn dus niet alles – maar wel een belangrijk onderdeel van het werkproces. Werkt dit proces ook?
Moisés Caicedo: voor 4 miljoen euro gekocht, voor 116 miljoen (!) verkocht
Hoe het proces er precies uitziet, is lastig te zeggen: Brighton en Brentford hebben geen journalist laten meekijken in de keuken. Maar dat het werkt, lijken de honderden miljoenen die Bloom en Benham met hun gokken verdienden* wel te bewijzen. En het feit dat hun clubs nog steeds in de Premier League spelen, plus een hele rits aan curieuze en succesvolle transfers, suggereert dat ook de vertaling naar het veld werkt.
Kijk bijvoorbeeld naar Ivan Toney: gekocht voor 5,6 miljoen euro, nu Engels international en 50 miljoen waard.* Of Ollie Watkins: gehaald voor 7 miljoen, verkocht voor 34 miljoen.* Brightons lijstje is nog curieuzer.* Pascal Groß: van reserve bij het kleine Duitse Ingolstadt naar basisspeler in de Premier League en Duits international. Moisés Caicedo: voor 4,5 miljoen euro gekocht, voor 116 miljoen (!) verkocht.*
Brighton en Brentford, zo kun je betogen, kopen geen sterren – ze máken sterren, verkopen de gemaakte sterren met winst en herinvesteren in toekomstige sterren. Dit is waarom Brighton vorig jaar prominent in The New York Times prijkte als ‘het slimste team uit de Premier League’.*
Transfersuccessen hangen ook af van je plek in de voedselketen
Maar er is ook een ander verhaal te vertellen. Een verhaal waarvoor je niet eens de mislukkingen van Brightons transferbeleid hoeft af te lopen. (En die waren er ook: bijvoorbeeld Alireza Jahanbakhsh in 2018 voor 22,5 miljoen euro kopen en hem drie jaar later voor 1 miljoen aan Feyenoord verkopen.)*
Ja, Brighton verdiende veel geld met transfers, maar dit zegt niet per se iets over je kunde in het scouten of het beter maken van spelers. Het kan ook iets zeggen over de plek die je inneemt in het ecosysteem van het voetbal.
Spelers van clubs die net onder de rijke top voetballen – denk aan clubs als Ajax, Benfica of Atalanta Bergamo* – spelen in hun nationale competitie en in de Europese toernooien regelmatig tegen topclubs. Topclubs krijgen daardoor betrouwbare informatie over hun functioneren op het hoogste niveau.
Brightons grote successen op de transfermarkt stammen dan ook uit de tijd dat de club in de Premier League speelt* – dus sinds zijn spelers zich regelmatig meten met de topclubs in Engeland en als het ware in de etalage staan.
Kortom: als je als club bij de subtop van Europa hoort, zoals Brighton en Brentford, dan zul je sneller opvallen met spectaculaire transferwinsten, maar dat wil niet per se zeggen dat je slim bezig bent.
Wat is een bewijs van slimheid?
Een betere graadmeter voor slimheid is je efficiëntie. Simpel gezegd: hoeveel punten behaal je als club met de salarissen die je betaalt aan je spelers?
Salarissen zijn de beste voorspeller van voetbalsucces: hoe hoger de loonkosten, hoe hoger de plek op de ranglijst. Wie minder betaalt voor dezelfde prestaties ziet het spel blijkbaar beter dan de rest. Hetzij door spelers slimmer te scouten, door hen voor minder salaris te contracteren dan ze ‘eigenlijk’ waard zijn, hetzij door ze beter te laten renderen.
Doen Brentford en Brighton dat? Op het eerste oog: ja.
Telkens rolden er twee clubs als efficiëntiekampioen uit: Brighton en Brentford
Kieron O’Connor, een analist die onder de naam Swiss Ramble schrijft over voetbalfinanciën, zette de efficiëntie van Premier League-clubs uiteen.* Of hij nou keek naar punt per pond salariskosten, ranglijstplek per pond of punt per totale kosten, telkens rolden er twee clubs als efficiëntiekampioen uit: Brighton en Brentford.
Maar deze analyse heeft een zwakte. Ze veronderstelt dat er een rechtlijnig verband is tussen geld en punten – dat hoe meer geld je uitgeeft, hoe meer punten je behaalt. In de meeste bedrijfstakken werkt dat zo, maar in het voetbal niet. Hoeveel salaris je ook betaalt, je kunt nooit meer punten halen dan het maximum (114 in de Premier League).
Al het talent richt zich dus op een eindig aantal punten, wat betekent dat punten steeds duurder worden. Want wie hoog wil eindigen, moet ook de betere teams verslaan. En dus besteden clubs als Manchester City, Liverpool en Arsenal zoveel geld aan spelers dat ze in het model van O’Connor nooit als efficiëntiekampioen uit de bus kunnen komen.
Maar dat betekent nog niet dat ze niet slim bezig zijn. Een model van econoom Thomas Peeters, dat rekening houdt met dit probleem, komt tot andere uitkomsten. Brentford komt onverminderd uitstekend uit de bus, maar Brighton heeft in zijn periode in de Premier League niks uitzonderlijks gedaan. (En Liverpool en Manchester City zijn zowel rijk als efficiënt.)
In een hypercompetitieve omgeving zoals de Premier League, zegt Peeters, is ‘gemiddeld efficiënt zijn’ bepaald geen eitje. ‘Je houdt de helft van de concurrenten onder je.’ Maar het is geen score die de titel ‘slimste club van de Premier League’ wettigt.
Nieuwe ideeën kun je kopen
Maar als Brighton dan niet uitzonderlijk efficiënt is, hoe verklaar je dan de promotie naar de Premier League?
Het antwoord is misschien nogal simpel. In de Championship, het tweede niveau, waarop Brighton (2011-2017) en Brentford (2012-2021) speelden, is het makkelijker om een verschil te maken met je IQ.
En inderdaad, als Peeters kijkt naar de efficiëntie van Brighton en Brentford in de Championship in die jaren, dan ziet hij dat Brighton en Brentford bij een select clubje structurele overpresteerders horen.
Iets parallels gebeurde en gebeurt bij de zusterclubs van Brighton en Brentford, het Deense FC Midtjylland (in 2014 gekocht en in 2023 weer verkocht door Brentford-eigenaar Benham)* en het Belgische Union Sint-Gillis (in 2018 gekocht door Brightons Bloom).* Midtjylland haalde de Champions League; Union werd van kleinduimpje zelfs de beste ploeg van de Pro League – zonder brute gelduitgaven.
Waar voetbalfans echt warm van worden, zijn titels en bekers
De verklaring? In minder competitieve competities – de Belgische Pro League, de Deense Superliga, de Championship – zijn er nog wel kansen om de tegenstanders structureel te slim af te zijn. In rijke competities als de Premier League stelen of kopen concurrenten je ideeën gewoon.
Benhams clubs, Brentford en Midtjylland, hadden bijvoorbeeld jarenlang succes met doelpunten uit corners en vrije trappen, ingestudeerd door gespecialiseerde coaches. In 2014 was dat avant-gardistisch, maar inmiddels heeft ook het rijke Arsenal een coach die bij corners en vrije trappen langs de lijn gebaart wat de spelers moeten doen.
In maart kocht Chelsea Brentfords cornercoach – voor een transfersom van ruim 1 miljoen euro.
Geen titels, wel een eretitel: twee ploegen die het voetbal veranderden
Dus nee: Brighton en Brentford vormden geen headlines nadat Manchester City dit seizoen de titel pakte.* Voor de achtste keer en het vierde seizoen op rij de Premier League overleefd? Gaap.
Waar voetbalfans echt warm van worden, zijn titels, bekers en de beste spelers ter wereld – en Brentford en Brighton hebben niets van dat alles. Waarschijnlijk zal dat ook altijd zo blijven. De grootste clubs hebben de neiging de populairste clubs te blijven – en daardoor ook de rijkste.
Vermoedelijk treft Brighton en Brentford hetzelfde lot als kleine politieke partijen op de flanken. Ze verrijken de wereld met nieuwe, betere ideeën, maar krijgen zelden de ultieme beloning, in de vorm van macht of kampioenschappen. Wat hun rest, is erkenning in boeken zoals Smart Money van Alex Duff, of in veel te lange stukken zoals deze.