Dit zijn onze favoriete boeken deze zomer
Herstellen van een burn-out, een onopgeloste moord uit 1676 en de grenzeloze diversiteit van Oost-Europa: inderdaad geen lichte kost, maar deze boekentips van onze correspondenten en collega’s zijn meer dan de moeite waard.
David Diop – Meer dan een broer
Ik las dit boek met half dichtgeknepen ogen. Eigenlijk wilde ik het niet weten – in elk geval niet zo levendig voelen – maar ik moest weten hoe het verder ging. En dus las ik door mijn oogharen, gezicht verwrongen, af en toe een kreet latend die mijn huisgenoten opschrok. Ik las het in één dag, in één ruk uit. En hoewel ik blij was dat het voorbij was, zou ik iedereen aanraden het te lezen.
Een interessant verhaal over de bijdrage van Afrikaanse soldaten aan de Eerste Wereldoorlog: met die aanbeveling kreeg ik Meer dan een broer in mijn handen gedrukt. Ik had een feitelijker relaas verwacht, denk ik. Maar in plaats daarvan kruip je met twee van deze jongens, Alfa en Mademba uit Senegal, door de modder van de Franse loopgraven. Het boek start met wat veel schrijvers misschien als de ontknoping hadden gekozen: Mademba sterft in de armen van Alfa.
Maar juist die niet-lineaire vertelling maakt het boek zo knap – de ontrafeling van Alfa is zo invoelbaar dat je je zelden zo goed hebt kunnen voorstellen hoe mensen tot oorlogsmisdaden worden gedreven. Gruwelijk is dit boek dus. En prachtig. (Maite Vermeulen, correspondent Globalisering)
Meghan O'Gieblyn – God, Human, Animal, Machine
Meghan O’Gieblyn was een fundamentalistische christen, studeerde theologie en viel toen van haar geloof. Kort daarna las ze een boek van futuroloog en technologiedenker Ray Kurzweil, de man die voorspelt dat kunstmatige intelligentie slimmer wordt dan de mens. O’Gieblyn zag de opvallende (en zo nu en dan bizarre) overeenkomsten tussen de verhalen, metaforen en beloften van religieuze profeten en die van techprofeten als Kurzweil.
In God, Human, Animal, Machine beschrijft ze die overeenkomsten in schitterende essays, en analyseert ze onnavolgbaar onze verhouding tot technologie, tot religie en tot onszelf. Dit is filosofie, theologie, techkritiek en maatschappijanalyse ineen – waanzinnig geschreven, briljant beredeneerd. (Maurits Martijn, correspondent Beter Internet)
Paul Kalanithi – Als adem lucht wordt
Op 36-jarige leeftijd krijgt Paul Kalanithi te horen dat hij uitgezaaide longkanker heeft. Als neurochirurg in opleiding weet hij als geen ander wat dat betekent. Toch verandert zijn kijk op de ziekte volledig wanneer hij zijn witte doktersjas verruilt voor de blauwe ziekenhuiskleding. Als arts begreep hij de prognoses, kende hij zijn behandelopties en wist hij waar hij de beste zorg kon vinden. Maar als patiënt had hij niets aan al die informatie. Hij wist dat het zinloos was om te zeggen dat hij de strijd tegen kanker zou winnen. Maar hoe moest hij dan verder?
In het boek Als adem lucht wordt, dat na zijn dood verscheen, doet hij verslag van de laatste jaren van zijn leven, waarin hij voortdurend wisselt tussen de rol van arts en patiënt. De manier om ermee om te gaan vindt hij niet in wetenschappelijke studies, maar in de literatuur, een andere grote passie van hem. In het boek zie je hoe Kalanithi balanceert tussen het belang van exacte wetenschap en de onmogelijkheid om daarmee de belangrijkste aspecten van het menselijk bestaan te doorgronden: hoop, angst, liefde, haat en schoonheid. (Emy Demkes, correspondent Consumptie)
Jacob Mikanowski – Goodbye, Eastern Europe
De etnografische lappendeken die we nu Oost-Europa noemen, werd binnen een half millennium uiteengereten door drie wereldrijken en twee wereldoorlogen. Feodalisme, nationalisme en communisme richtten onherstelbare schade aan in eeuwenoude gemeenschappen in landen als Polen, Hongarije, Litouwen en Oekraïne. Het is daarom verleidelijk om het oostelijk deel van ons continent met zijn 300 miljoen inwoners weg te zetten als weerloos slachtoffer van geopolitiek getouwtrek tussen de Habsburgers, Ottomanen en Russen.
Dat was buiten Jacob Mikanowski gerekend. Met narratieve schwung en een haast eindeloze hoeveelheid historische handvatten trotseert deze Amerikaanse journalist met Poolse wortels iedere simplificatie in zijn boek Goodbye, Eastern Europe. Oost-Europa, schrijft hij, betreft een ‘maatschappij van haast oneindige heterogeniteit’.
Mikanowski behandelt het ene na het andere onderbelichte historische fragment. Het hof van Rudolf II, koning van Bohemen, waar dubieuze astrologen in het gezelschap verkeerden van alchemisten, wiskundigen en een leeuw genaamd Mohammed. De melkblikken waarin de Joden in het Warschaugetto hun archief begroeven, vlak voordat de nazi’s de wijk met de grond gelijkmaakten. Een communistische leider van Tsjechoslowakije die in navolging van Stalin werd opgebaard, later werd gecremeerd en wiens urn met daarin zijn as zoekraakte in een kroeg. Kappers die buitenlandse toeristen opwachtten in Albanië om hun westerse haardos in lijn te brengen met de geldende socialistische normen en waarden.
Alles plaatst Mikanowski moeiteloos in tijd en perspectief: van de Romeinse keizer Marcus Aurelius naar de Russische president Vladimir Poetin, van de vroegmiddeleeuwse heidenen in de Baltische staten tot aan het historisch revisionisme van Noord-Macedonië. Dit boek verdient de aandacht van iedereen die in Europa zelden verder oostwaarts kijkt dan Duitsland, Oostenrijk en Italië. (Riffy Bol, algemeen redacteur)
Kustaw Bessems – Stuurloos
Het toeslagenschandaal, studenten die onterecht door DUO als fraudeur worden bestempeld, misstanden in de jeugdzorg: allemaal voorbeelden die laten zien waarom het belangrijk is om stil te staan bij hoe Nederland wordt bestuurd. Of beter gezegd: hoe Nederland beter kan worden bestuurd.
In het boek Stuurloos neemt Volkskrant-journalist Kustaw Bessems ons mee in een kritische, hoopvolle en reflecterende zoektocht naar manieren voor een rechtvaardig openbaar bestuur. Hiervoor spreekt hij met mensen uit verschillende hoeken – van onderzoekers en filosofen tot ambtenaren met hun poten in de klei – met voorstellen voor systeemverbetering en pragmatische oplossingen. Zo is een van de lessen: laat de overheid minder dingen heel goed doen in plaats van heel veel dingen matig.
Tegelijkertijd laat Bessems goed zien hoe ingewikkeld het kan zijn om aan het roer te staan van een overheidsinstelling. Ambtenaren zitten zelf soms net zo gevangen in het systeem als de mensen die ze dienen. (Charisma Hehakaya, universitair docent)
Eula Biss – Having and Being Had
Sinds een paar jaar behoor ik tot de bezittende klasse – ik bezit een koophuis. Hoezeer ik daarmee een cruciaal onderdeel ben geworden van de kapitalistische status quo, van een wereldwijd systeem dat zich voedt met allerlei soorten ongelijkheid, besefte ik pas ten volle toen ik Having and Being Had las, van de Amerikaanse schrijver Eula Biss.
En geloof me, ik hou er niet van om het woord ‘kapitalisme’ te gebruiken, omdat de vaagheid ervan zo makkelijk misbruikt kan worden om niet na te hoeven denken. Maar dat nadenken is nu precies waar dit boek in uitblinkt. Door zich juist af te vragen wat termen zoals kapitalisme werkelijk betekenen, en daarbij zichzelf niet te sparen, ontleedt Biss haarscherp het systeem waarin de bezittende klasse ons allemaal heeft gemanoeuvreerd. En steeds opnieuw blijft manoeuvreren. (Thomas Oudman, correspondent Voedsel)
Brankele Frank – Over de kop
Wees een en al oor voor je lichaam. Dat leerde ik van het boek Over de kop van Brankele Frank. Dat boek, waarin Frank wetenschap en haar eigen ervaring samenbrengt, is een van de beste werken die ik de afgelopen maanden las.
Frank is neurobioloog en kreeg twee burn-outs – waarvan eentje tijdens het schrijven. Ze gaf haar burn-outs de naam Burnie. Want, schrijft ze, ‘zo leek het nog alsof ik gezelschap had, al die maanden dat ik thuis op de bank zat. “Wat ik vandaag gedaan heb? O, Burnie en ik hebben samen een serie gekeken. Was echt gezellig.”’
Ik las haar boek met mijn kaken op elkaar en het hart in mijn keel. Vooral de passages waarin ze schrijft over haar streven naar perfectie, en dus immense onzekerheid. Over dat in de ggz bewust verkeerd wordt gediagnosticeerd, zodat zorgverzekeraars de behandeling vergoeden. Over haar eigen behandelingen. Zo zegt haar therapeut: ‘Een burn-out krijgen is een vorm van zelfverwaarlozing, ingegeven door zelfhaat of in elk geval te weinig zelfliefde. Je zorgt niet goed genoeg voor jezelf. Dus vertel, waarom wil je niet dat het goed met je gaat?’ (Alsof ze het tegen mij heeft.)
Het horen van die keiharde woorden is voor Franks herstel fundamenteel. Ze leert dat ze ‘emotioneel bewustzijn’ moet ontwikkelen. Dus: begrijpen wat er in je lichaam plaatsvindt als je emoties ervaart, wat de gehele dag door gebeurt, emoties de ruimte geven en die niet rationaliseren of ridiculiseren, maar leren herkennen én er woorden aan geven. Dat werkt namelijk, zo stelt Frank, als ‘een schokdemper voor stress’.
Luister naar Frank en naar je lichaam. (Hizir Cengiz, gastcorrespondent Afkomst)
Mick van Biezen – Zomersplinters
Mag je een roman aanbevelen van een oud-collega, die inmiddels een goede vriend is geworden? Ik vind: alleen als die verbluffend goed is. Dat is bij Zomersplinters van Mick van Biezen zeker het geval. Hij brengt de ambitie terug in de Nederlandse literatuur, met een plot en een vaart die de adem benemen en maken dat je dit boek in één avond uitleest.
Iedereen in deze roman heeft een geheim, de vraag is hoever protagonist en journalist Andreas Sauer durft te graven. Wat klopt er van de verhalen over zijn voormalige schoonvader en de maffia? Waarom is zijn ex gestopt in het Europees Parlement? Waar is zijn eigen vader gebleven? En wat heeft hij zelf te verbergen? Zomersplinters is een schitterende ster aan het donkere firmament der Nederlandse letteren. (Andreas Jonkers, adjunct-uitgever)
Enny de Bruijn – Het IJzeren Veulen
Vlak bij knooppunt Deil, langs de A15, staat een watermolen. Het is de locatie van het ‘IJzeren Veulen’, een plek in de polder waar in de zomer van 1676 een gruwelijke moord werd gepleegd op de secretaris van het Gelderse dorp Herwijnen. De dader werd nooit gevonden, maar schrijver en historisch onderzoeker Enny de Bruijn doet in dit spannende boek een poging om de gaten in het verhaal te vullen.
De Bruijn gebruikte het dossier van de gerechtelijke procedure en andere bronnen om de situatie zo goed mogelijk te reconstrueren. Dat is aan haar wel toevertrouwd: eerder schreef ze De hoeve en het hart, over een plattelandsgemeenschap in dezelfde omgeving, waarvoor ze werd genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs.
Alle personages hebben echt bestaan, ook de sympathieke hoofdpersoon Gijsbertje de Jongh, die een herberg runt en een nicht van het slachtoffer is. Al gauw wordt een dader aangewezen, maar zij heeft haar twijfels. In deze pageturner probeert ze het mysterie rond de moord op haar oom te ontrafelen. En terwijl je de pagina’s verslindt, leer je Nederland kennen in een interessante periode: een paar jaar na het Rampjaar 1672, met nog veel schade door de Hollandse Oorlog en de dreiging van de Fransen op de achtergrond. (Sanne Blauw, correspondent Ouderschap)