In 1970 deed Nederland een ingrijpende belofte: samen met de andere leden van de OESO besloot het om voortaan 0,7 procent van het nationale inkomen te besteden aan ontwikkelingssamenwerking.
Sindsdien zijn er biljoenen euro’s geïnvesteerd om het leven van mensen in moeilijkere omstandigheden te verbeteren. Denk aan schoon drinkwater in Zuid-Soedan, scholen in Afghanistan, en van duurzame landbouwinitiatieven in Ethiopië tot aidspreventie in Mozambique.
Met de komst van een nieuwe regering dreigt Nederland deze belofte voorgoed te verbreken. Dat komt nauwelijks ter sprake, maar verdient zeker de aandacht.
Eigen volk eerst, riep Geert Wilders (PVV). De VVD van Dilan Yeşilgöz wilde alle ontwikkelingssamenwerking schrappen, behalve noodhulp. NSC van Pieter Omtzigt hamerde op het belang van draagvlak voor ontwikkelingshulp onder de Nederlanders. Caroline van der Plas en haar BBB zien geen problemen met flinke bezuinigingen op ontwikkelingshulp.
Wat zien we daarvan terug in het coalitieakkoord?
Schrappen: 30 procent van de ontwikkelingshulp in het buitenland
In het akkoord op hoofdlijnen staat niets over bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, maar de budgettaire bijlage vertelt een ander verhaal. Volgend jaar al wordt er met honderden miljoenen bezuinigd, en vanaf 2027 met maar liefst 2,4 miljard euro per jaar.
Dit jaar geven we nog 6,7 miljard euro uit aan ontwikkelingssamenwerking. Dat is nu al (net) te weinig om onze OESO-belofte waar te maken, want dat is geen 0,7 maar 0,63 procent van het nationaal inkomen. Bovendien blijft 1,3 miljard euro daarvan binnen de landsgrenzen. Dat gebruiken we voor de opvang van asielzoekers tijdens hun eerste jaar in Nederland – ook dat valt onder de noemer ‘ontwikkelingssamenwerking’.
De nieuwe coalitie wil daarbij een grens stellen: maximaal 10 procent van het totale budget mag worden besteed aan asielopvang. Maar de asielopvang wordt structureel te krap begroot: de afgelopen 23 jaar moest de asielbegroting 21 keer worden verhoogd omdat deze vooraf te laag was ingeschat.
Van het budget voor ontwikkelingssamenwerking in het buitenland wil de PVV-coalitie maar liefst 30 procent schrappen. Nederland zet daar volgens de plannen van de coalitie in 2027 in totaal nog maar 0,45 procent van het nationaal inkomen voor opzij.
‘De zon gaat schijnen’, zei Wilders. Hier, bedoelde hij. In een van de rijkste en gelukkigste landen ter wereld. Niet daar waar mensen vreselijke pech hebben en dringend om hulp vragen.
Wat gaat er verloren?
Weinig politieke beslissingen hebben zo veel impact als die belofte uit 1970, om een vast percentage van het nationale inkomen aan ontwikkelingssamenwerking te besteden.
Door deze afspraak tussen welvarende landen zijn talloze levens elders verbeterd. Ontwikkelingssamenwerking maakte het mogelijk dat polio in 123 landen werd uitgeroeid. Alleen in Afghanistan en Pakistan komt het nog voor.
Jarenlange ontwikkelingssamenwerking heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van een malariavaccin, dat na zestig jaar eindelijk beschikbaar is en naar verwachting miljoenen levens zal redden. Elk jaar sterven nog steeds 600.000 mensen, meestal kinderen, aan malaria (ongeveer het aantal inwoners van Rotterdam). Voor de verspreiding van dit vaccin blijft ontwikkelingssamenwerking cruciaal: nagenoeg alle fondsen worden gespekt door ontwikkelingshulppotjes.
Ook om klimaatverandering terug te dringen is ontwikkelingssamenwerking nodig. Maar liefst driekwart van de broeikasgassen komt uit ontwikkelingslanden en opkomende economieën. Daar willen bestuurders de opwarming van de aarde wel beperken – temeer omdat de mensen daar meer lijden onder de gevolgen van klimaatverandering dan inwoners van welvarende landen. Maar voor zonnepanelen en windparken is geld nodig. Voor 2030 zijn er honderden miljarden euro’s nodig om de klimaatdoelen te kunnen halen, ook daar.
En wat doen onze leiders? Ze zetten het mes in dat budget. Net als onze Britse, Franse en Duitse bondgenoten. Acht jaar na Trumps ‘America First’ kunnen we wel stellen dat zijn zelfzuchtige gedachtegoed ook onze Europese politiek heeft besmet. Eigen volk eerst.
Maak van Nederland weer een koploper
Gelukkig zijn er nog altijd landen die het anders doen. Noorwegen besteedt meer dan één (hele) procent van het nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking. Ook Zweden, Denemarken en Luxemburg blijven hun belofte trouw en investeren ruimhartig.
Niet zo lang geleden liep Nederland zelf voorop. In de jaren 2000 hielden we ons ieder jaar weer aan de afspraak. In dat decennium bevond ons land zich tussen de gulste gevers ter wereld, in verhouding tot de grootte van onze economie. We gebruikten een klein maar belangrijk deel van onze gezamenlijke rijkdom om mensen elders te kunnen bijstaan.
Toenmalige beleidsmakers hadden de moed om op te komen voor mensen in minder welvarende landen. In plaats van de kiezers naar de mond te praten, gaven ze ook gehoor aan andere kwetsbare groepen.
De leiders die ontwikkelingssamenwerking nu weer afbouwen, verwarren hoop met hebzucht, lef met lafheid, en trots met egoïsme.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!
Je bent niet ingelogd. Log in om andere verhalen te lezen, verhalen op te slaan, bijdragen te lezen en plaatsen, correspondenten te volgen en meer.