Alleen een dom land metselt zijn grenzen dicht voor vaklui
Nederland heeft dringend verpleegkundigen, bouwvakkers en IT-specialisten nodig. De oplossing: haal ze uit het buitenland. Goed voor de welvaart hier en daar, én een kans voor links om het migratiedebat een positieve draai te geven.
Stel je voor: je vraagt honderd kiezers welke politieke partij de beste plannen heeft voor immigratie. Vierendertig van hen kiezen de PVV. Slechts twee noemen GroenLinks-PvdA, één kiest D66, en niemand denkt aan Volt.*
In het debat over migratie wordt het aarzelende gemompel van progressieve partijen al jaren overstemd door het schelle geschreeuw van reactionairen. Ook in het nieuwe coalitieakkoord, met daarin ‘het strengste toelatingsregime voor asiel en het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit’. Voor de kiezer lijkt links geen antwoord te hebben op het steeds luidere anti-immigratiegeluid.
Dit is hét moment om daar verandering in te brengen, want er is ruimte voor een positief nieuw verhaal over migratie. Een verhaal dat gaat over economische kansen, in plaats van culturele bedreigingen die nieuwkomers met zich mee zouden brengen: het gericht werven van werknemers die bijdragen aan de brede welvaart van Nederland.
Brede welvaart betekent dat niet iedere werknemer voorrang krijgt. Geen mensen voor slachterijen of flitsbezorgers, maar verpleegkundigen en tandartsen, loodgieters en bouwvakkers, warmtepomp- en zonnepaneleninstallateurs, IT-specialisten en buschauffeurs. Dit vereist forse investeringen in integratie, taallessen en degelijke huisvesting, maar deze kosten betalen zich dubbel en dwars terug.
De noodzaak voor arbeidsmigratie was al groot, maar nu is – verrassend genoeg – ook het publieke draagvlak sterker dan ooit. Het is een politiek gat in de markt.
Een bom onder de verzorgingsstaat
Nederland staat voor een gigantische uitdaging die ons elke dag steviger in haar greep krijgt: vergrijzing. Een slinkende groep werkenden moet zorg dragen voor een snel groeiende groep ouderen.
Telden we in 2000 nog 2,16 miljoen 65-plussers, nu zijn dat er 3,68 miljoen,* en in 2040 zullen dat er 4,77 miljoen zijn. Dit legt een bom onder onze verzorgingsstaat, want de zorgkosten rijzen de pan uit en pensioenen worden duurder. Ondertussen hebben we een ernstig tekort aan verpleegkundigen, ICT’ers, bouwvakkers en andere vakmensen. Dit tekort wordt met de dag nijpender.
Voor de vergrijzing hebben we zorgpersoneel nodig, voor de energietransitie techneuten, voor de huizenbouw bouwvakkers, maar om het pensioenstelsel en de verzorgingsstaat draaiende te houden, zijn nagenoeg alle werknemers die bijdragen aan de brede welvaart welkom.
De oplossingen zijn schaars. We kunnen burgers aanmoedigen om fulltime te gaan werken, maar met een vergrijzende bevolking zijn er ook steeds meer mantelzorgers nodig – nu al 5 miljoen. We kunnen tieners aansporen om voor vitale beroepen te kiezen – op dit moment doen we vooral het tegenovergestelde. We kunnen miljarden investeren in geboortepolitiek, maar het is de vraag of dat gaat helpen en de vruchten daarvan kunnen we pas over twintig jaar plukken, terwijl de piek van de vergrijzing al in 2040 ligt.* Kortom, het zijn alle drie welkome ingrepen, maar ze zijn niet toereikend.
Een andere, direct effectieve oplossing is gerichte arbeidsmigratie – speciale visa voor tekortberoepen. Wil je de potentie van deze aanpak zien? Kijk dan naar de loopbaan van een profvoetballer als Arjen Robben.
Een van de beste landen ter wereld
Als kleine jongen voetbalde Robben bij VV Bedum. Op twaalfjarige leeftijd maakte hij de overstap naar FC Groningen,* dat jarenlang in zijn talent investeerde. Maar kort nadat hij bij die club begon te schitteren, vertrok hij naar PSV.
Groningen had, samen met Bedum, jarenlang in de vlugge vleugelaanvaller geïnvesteerd, hem klaargestoomd en hem zijn eerste kansen gegeven, maar uiteindelijk zouden andere clubs daar de grootste vruchten van plukken. Maar wie kan het Robben kwalijk nemen? Bij PSV – en later Chelsea, Real Madrid en Bayern München – lagen kansen die Groningen simpelweg niet kon bieden.
De Amerikanen, Canadezen, Britten, Duitsers, Japanners en Zuid-Koreanen zijn al volop bezig om gericht vaklui aan te trekken
Wat heeft dat met migratie te maken? Vervang Arjen Robben door verpleegkundigen, loodgieters en warmtepompinstallateurs. En vervang Bayern München door Nederland. Talloze mensen die elders zijn opgevoed en opgeleid, willen hier graag komen werken. Logisch, want Nederland is een van de beste landen ter wereld om in te wonen.* Andere landen hebben deze mensen klaargestoomd; wij kunnen hun vaardigheden benutten. Dat is een luxe waar andere landen voor zouden moorden.
Er zijn bovendien twee cruciale verschillen die het aantrekken van vakmensen beter en eerlijker maken dan het binnenhalen van voetballers. Ten eerste hoeven we geen miljoenen te betalen voor transfers; we moeten alleen investeren in fatsoenlijke integratie en huisvesting. Flink meer dan we nu doen.
Ten tweede worden deze mensen niet uitgefloten in hun thuisland, maar toegejuicht. Jaarlijks sturen migranten uit lage- en middeninkomenslanden wereldwijd maar liefst 669 miljard dollar naar huis.* Dat is drie keer zo veel als de totale wereldwijde ontwikkelingshulp!* Hiermee verbeter je niet alleen miljoenen levens, maar help je ook toekomstige vakmensen opleiden.
Een win-winsituatie dus. Slimme landen hebben dit al lang begrepen. De Amerikanen, Canadezen, Britten, Duitsers, Japanners en Zuid-Koreanen zijn al volop bezig om gericht vaklui aan te trekken. De internationale strijd om vakmensen is al losgebarsten, en bestuurders smeden actief plannen om meer mensen te werven. Wie stilzit, verliest de race. En Nederland kan het zich niet veroorloven om achter te blijven.
Niet beperken en beteugelen, maar werven!
Dus waarom horen we hier zelden Nederlandse politici over? Waarom staat niemand op die zegt: genoeg over beperken en beteugelen, we moeten het hebben over werven en rekruteren!
Het antwoord is simpel: in het Nederlandse publieke debat worden verschillende vormen van migratie al jaren op één hoop gegooid, met een algemene negatieve teneur, vooral vanwege het tekort aan betaalbare woningen. ‘Grip op migratie’ was de leus van de VVD bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen;* ‘We beperken immigratie’, schreef de BoerBurgerBeweging in haar programma;* NSC wilde een migratieplafond;* en de PVV pleitte voor een ‘algeheel restrictief migratiebeleid’.*
De ironie is dat rechtse politici door heel Europa zelf niet in hun retoriek geloven als het om arbeidsmigratie gaat. Tussen 2006 en 2021 is het aantal arbeidsmigranten in Nederland verviervoudigd, terwijl de VVD in 80 procent van die periode regeringspartij was. De Italiaanse premier Giorgia Meloni ageerde jarenlang tegen immigratie, maar keurde vorige zomer stilletjes goed dat er tussen 2023 en 2025 nog eens 452.000 werknemers van buiten de EU het land mogen binnenkomen.* En het migratiesaldo van de Britten is zelfs na de Brexit alleen maar toegenomen, want de economie heeft het nodig.
Rechtse politici spelen een doortrapt dubbelspel. In debatten eisen ze minder immigratie, maar in hun beleid zijn ze het stiekem eens over de noodzaak van arbeidsmigratie, en zetten ze stilletjes de deur open.
Het nieuwe hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB weerspiegelt de gebruikelijke dubbelzinnigheid:* ‘Het is hard nodig grip te krijgen op arbeidsmigratie. Arbeidsmigratie is nodig voor onze economie en ondernemers, maar het is nodig kritisch te blijven op wie wij nodig hebben en wie ons nodig heeft.’
Om de noodzaak van arbeidsmigranten te camoufleren, richten rechtse partijen hun pijlen op de kwetsbaarste migranten – asielzoekers. De negatieve aandacht rond immigratie heeft het afgelopen decennium zo overheerst dat een positief verhaal over migratie – welk type dan ook – een garantie lijkt voor electoraal verlies.
Maar, daar komt-ie: ik geloof niet langer dat dit waar is. Sterker: hier ligt een enorme electorale kans voor progressief links. Dat vertellen data uit het LISS-panel, een langlopend onderzoek waarvoor een representatieve groep van zo’n 7.500 Nederlanders elk jaar ondervraagd wordt. Wat blijkt? Steeds meer kiezers beseffen hoe onmisbaar arbeidsmigratie is voor bepaalde sectoren.
Tien jaar geleden geloofde slechts een minderheid dat sommige sectoren zonder migrantenarbeiders niet zouden functioneren. Nu is dat een ruime meerderheid: van 35 procent in 2015 tot 56 procent in 2022.
Slechts 17 procent van de kiezers ziet helemaal geen heil in buitenlandse werknemers (en er is ook een groep van ongeveer 30 procent die het niet weet). Bij progressieve kiezers ligt dat cijfer op een schamele 8 (!) procent. Niet eerder waren zo veel mensen zich bewust van de economische noodzaak van gerichte arbeidsmigratie, sinds deze metingen begonnen in 2010.
Tegelijkertijd blijven de standpunten over asielzoekers grotendeels onveranderd: al jaren wil minder dan 10 procent van de kiezers het makkelijker maken voor asielzoekers om naar Nederland te komen. Oftewel: de ene migratie is de andere niet.
Links, durf over migratie te beginnen
Lange tijd dacht ik dat progressieve partijen migratie beter zouden kunnen vermijden. Verleg de aandacht in het debat zo veel mogelijk naar andere thema’s, zoals armoedebestrijding, klimaat of onderwijs. Maar nu ligt er een kans. Een kans om van migratie weer een economisch en links thema te maken, in plaats van enkel een cultuurclash.
Gerichte arbeidsmigratie – niet alleen toelaten, maar actief werven – is nú nodig. Bestuurders weten het, ondernemers weten het, kiezers weten het. Het wordt alleen nog niet gepolitiseerd. Hier ligt een grote kans voor progressieve partijen, die toch al op een dieptepunt zitten qua populariteit.
Duizenden Arjen Robbens staan te trappelen om hier de beslissende doelpunten te maken.