Dit probleem raakt maar 2 procent van alle werkende Nederlanders. Toch moet het aangepakt worden
Werken moet weer lonen, stellen PVV, VVD, NSC en BBB in het hoofdlijnenakkoord.*
Daarmee stellen ze een probleem aan de kaak: meer uren werken levert werknemers soms bar weinig op. Voor sommige mensen geldt zelfs dat als ze meer gaan werken, ze aan het eind van de maand minder overhouden om te besteden.
De boosdoener? Een ingewikkelde verzameling van belastingen, toeslagen en gemeentelijke regelingen, die elk op zichzelf goedbedoeld en goed uit te leggen zijn, maar samen soms tot absurde effecten leiden.
Arjen Lubach maakte vorig jaar een veelbekeken item waarin hij uitlegt hoe dat zit. Hoe meer mensen verdienen, hoe meer belasting ze betalen en hoe minder aanspraak ze kunnen maken op allerlei toeslagen, zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. In sommige gevallen pakt dat negatief uit voor het besteedbaar inkomen. Zo vertelt een basisschooldocent dat ze na een loonsverhoging veel lagere toeslagen kreeg, waardoor ze elke maand minder geld overhield dan voorheen.
Meer werken voor minder geld is niet alleen onlogisch en onrechtvaardig, het kan er ook toe leiden dat mensen minder uren gaan werken dan ze anders zouden doen. Zeker in tijden van arbeidsmarktkrapte is dat een probleem.
Zo komt in het item van Lubach de directeur van de ANWB aan het woord. Zij zegt dat ze moeite heeft om parttimers in haar organisatie over te halen om meer uren te gaan werken, omdat die denken dat als ze meer uren gaan werken, ze er netto op achteruitgaan. Om diezelfde reden voelden sommige verpleegkundigen er weinig voor om meer ingeroosterd te worden tijdens de coronacrisis, vertelde een hr-directeur van een groot ziekenhuis mij.
Een groot probleem dus, verwacht je misschien aan de hand van deze voorbeelden. Maar over hoeveel werknemers hebben we het hier nou eigenlijk?
Voor veruit de meeste mensen loont het om meer te gaan werken
Niet veel, blijkt uit verschillende studies van de afgelopen jaren.
René Schulenberg, onderzoeker bij het Centraal Planbureau, bracht in 2022 voor 100.000 huishoudens in kaart wat er met hun netto besteedbaar inkomen gebeurt als hun bruto inkomen omhooggaat. Wat blijkt? Bijna alle werkenden zouden onderaan de streep méér overhouden als hun salaris stijgt. De situaties die bij Lubach aan bod kwamen, zijn zeldzaam: het gaat om minder dan 2 procent van de werkenden in Nederland.* Onder tweeverdieners gaat het om een nog lager percentage.
De voorbeelden die bij Lubach voorbijkwamen, kunnen een belangrijke signaalwerking hebben
Een studie uit 2023 van Miriam Gielen en Hans Beens, beleidsmedewerkers bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, komt tot hetzelfde percentage: minder dan 2 procent van alle werkenden.* Zij concluderen dat de belastingdruk bij meer werken minder hoog is dan vaak wordt gedacht.
Is dit probleem dan zo klein dat het niet de moeite waard is om het aan te pakken?
Misschien toch niet, want de voorbeelden zoals die in De Avondshow van Arjen Lubach voorbijkwamen, kunnen een belangrijke signaalwerking hebben: mensen kunnen gaan aannemen dat ook zij erop achteruitgaan als ze meer uren werken. Als gevolg daarvan kiezen ze ervoor om het niet te doen. Waardoor ze ook nooit zullen ontdekken dat het niet voor hen geldt.
Wat doet de politiek hieraan?
Heel goed dus dat politici er wat aan willen doen. Tweede Kamerleden Pieter Omtzigt (NSC) en Pieter Grinwis (ChristenUnie) dienden vorig jaar oktober een motie in waarin ze de regering verzoeken een ‘bovennorm’ te ontwikkelen die ervoor moet zorgen dat meer werken altijd loont.
In het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB is over zo’n norm niets terug te vinden. Het stelt slechts in algemene termen dat werken meer moet lonen door een lastenverlichting op arbeid – om daar vervolgens maar heel beperkt geld voor vrij te maken: 2 miljard euro,* nog geen 0,2 procent van het bruto binnenlands product.* ‘Kruimelwerk’ en ‘symboolpolitiek’, noemde econoom Bas Jacobs dit op X.
De coalitiepartijen beloven verder ‘stapsgewijs [te werken] aan verbeteringen in de sociale zekerheid, fiscale regelingen en de toeslagen, zodat werken meer loont. Wetgeving wordt voorbereid voor een hervorming van het toeslagen- en belastingstelsel.’*
Deze belofte komt bekend voor: vele vorige kabinetten maakten haar, maar maakten haar vervolgens niet waar.
Een speciaal fonds kan uitkomst bieden
Nu is het ook niet makkelijk om ervoor te zorgen dat meer uren werken voor werkelijk iedereen loont. Zelfs als het tot een grondige herziening van het belasting- en toeslagenstelsel komt, blijven er waarschijnlijk bijzondere situaties over door de complexiteit van alle belastingen, toeslagen en gemeentelijke regelingen, en door de ontelbaar veel verschillende situaties waarin huishoudens zich kunnen bevinden.
Voor die bijzondere situaties zou het goed zijn een nieuw fonds in het leven te roepen: het werkloontgarantiefonds. Werknemers en zzp’ers die meer gaan werken en als gevolg hiervan in inkomen achteruitgaan, kunnen aanspraak maken op het fonds om dit onbedoelde en ongewenste inkomenseffect teniet te doen.
Een iets ambitieuzer opgezet fonds – en meer in de geest van de motie van Omtzigt en Grinwis – maakt zijn naam echt waar en belooft dat mensen er per saldo op vooruitgaan als ze meer gaan werken.
Zo’n fonds heeft bovendien een extra voordeel: het kan als een stok achter de deur werken voor het kabinet. Als er veel aanvragen bij het fonds binnenkomen, dan geeft dat extra reden om structureel iets aan het probleem te doen. En uiteindelijk heeft iedereen daar baat bij – overheid, werkgevers én werknemers.