Echte stilte bestaat niet (dus hou maar op met zoeken)

Lisanne van Sadelhoff
Gastcorrespondent Verlies & Verbinding

Geluidsoverlast kan leiden tot slecht slapen, stress, een hogere bloeddruk – of erger. Maar de afwezigheid van geluid brengt niet de rust die we zoeken en zo hard nodig hebben. Die rust vind je in voorspelbaarheid.

In het Universitair Ziekenhuis in Gent passeerde ik laatst een stilteruimte. Na een dag vol afspraken was de belofte van een paar geluidloze momenten een heerlijke: voor ik het wist stond ik in een lege kamer met een grote tafel en zes plastic stoelen. In de hoek stond een standaard met desinfecterende handgel. Ik luisterde om de stilte te horen.

Tikkende klok. Een voorbijrijdend karretje met daarop rammelende koffiekopjes. Constant gezoem van een afzuiginstallatie. Voetstappen. De ‘ping’ van de lift. Aanzwellend en wegebbend babygehuil. Tik, tik – nog steeds die klok.

Hoe beter ik luisterde, hoe meer ik hoorde. Na tien minuten verliet ik de allesbehalvestilteruimte, met één beklemmende vraag rijker: bestaat échte stilte nog wel?

In onze geïndustrialiseerde 24-uurseconomie, waarin we steeds dichter op elkaar wonen en voortdurend online zijn, ontkomen we niet aan een Dat geldt ook (en vooral) voor geluid: de kleine huis-tuin-en-keukengeluiden, maar ook bijvoorbeeld wegverkeer: volgens het RIVM ervaren ruim 1,8 miljoen Nederlanders daar Bewoners zijn al decennia met Schiphol in juridisch conclaaf over hinderend lawaai van overvliegende vliegtuigen –

De roep om stilte klinkt steeds luider

Geluidsoverlast kan leiden tot slecht slapen, stress, disfunctioneren, een hogere bloeddruk en een hoger cortisolgehalte, wat weer het risico op hart- en vaatziekten Ondertussen klinkt de roep om stilte steeds luider, getuige de opkomst van de noise-cancelling koptelefoons die de ruis van ons dagelijks bestaan stilteretraites die een gewilde vakantiebestemming zijn, stiltewandelingen die worden georganiseerd in de natuur, en stiltemiddagen die in kloosters en meditatiecentra plaatsvinden (zelfs fluisteren is verboden).

Er is altijd geluid, zodra er iets is – lucht of water – dat in trilling kan worden gebracht

‘Stilte is een luxeproduct geworden’, stelt Marcel Cobussen, hoogleraar Auditieve Cultuur aan de Universiteit Leiden. ‘We hebben met z’n allen de samenleving steeds drukker gemaakt en zoeken nu individueel rust.’ Anderzijds – ‘en dat is paradoxaal’ – is onze samenleving ook deels stiller geworden. Wie dacht dat het in de middeleeuwen, of ten tijde van de industrialisatie, veel minder luidruchtig was? ‘Een illusie. Hoeveel geluid denk je dat paard-en-wagen maakten? De huizen waren slecht geïsoleerd, de gezinnen waren groter en dus lawaaiiger, en op straat hoorde je geluiden van de smid, van karren om producten mee te vervoeren – geluiden die nu verdwenen zijn.’

Anno 2024 zijn er (steeds meer) regels en wetten om het aantal decibellen dat we produceren – bij een concert, in de bouw – in te perken. De Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bevatten regels die zich, ‘richten op het voorkomen en verminderen van omgevingslawaai van verkeer’. Met geluidsbelastingkaarten brengt de overheid in kaart hoeveel lawaai wegen, treinsporen, vliegvelden in geluidsregisters vermeldt de overheid wat het geluidsplafond is voor

Een van de problemen is, volgens Cobussen, dat er heel veel moet in een gebied: ‘Mensen moeten er kunnen wonen, recreëren, ze moeten zich er makkelijk doorheen kunnen bewegen, er moet economische activiteit mogelijk zijn, er moeten voorzieningen zijn zoals een winkel, bushalte of school. We vragen steeds meer van onszelf én van een beperkt gebied, waardoor we per saldo het idee blijven hebben: het wordt luidruchtiger.’

De vraag is alleen: ís het echt luidruchtiger, of ervaren wij dat zo?

De stilste plek in Nederland vind je in Delft

‘Stilte bestaat niet’, schrijft de Amerikaanse neurowetenschapper Seth Horowitz in The Universal Sense (2012). Er is altijd geluid, zodra er iets is – lucht of water – dat in trilling kan worden gebracht, zo stelt Horowitz.

Wie zoekt naar de ‘stilste plek van Nederland’, belandt vermoedelijk bij de Technische Universiteit Delft. Daar is de enige ‘dode kamer van Nederland’, een plek van 10 bij 10 bij 10 meter waar al het geluid doodslaat. De ruimte werd in de jaren zestig gebouwd en sindsdien gaan er de wildste verhalen over rond. Je zou het er niet langer dan een uur uithouden en

Henry den Bok, technicus aan de TU Delft, vertelt me dat de dode kamer de eerste ruimte was die gebouwd werd in dit complex – het hele gebouw met drie verdiepingen en tientallen onderzoekskamers en vergaderruimtes is er later omheen gebouwd. ‘Zo ontstond er genoeg ruimte tussen de 40 centimeter dikke betonnen muren van de dode kamer en de rest van het pand. De kubus raakt het gebouw nergens, zodat geen enkel geluid kan doordringen.’

The loudest sound you’ve ever heard, is silence’, staat er op een poster die naast de deur hangt. De kamer werd in het verleden gebruikt voor geluidsexperimenten van wetenschappers – nu komt er zo nu en dan nog een horde nieuwsgierige bezoekers, soms een student die iets wil leren over akoestiek, of een fabrikant die een nieuwe speaker wil testen.

Vanbinnen lijkt het alsof de wanden zijn bedekt met allemaal lege, in elkaar grijpende mega-eierdozen. Die wiggen bestaan uit extreem goed absorberend materiaal, legt Den Bok me uit: glaswol, daar ontkomt geen enkele trilling aan. Zijn stem klinkt raar, haast vervormd, bij gebrek aan ander geluid. Het is een beetje dissociatief – alsof ik in een bubbel zit. Of een vissenkom.

De ruimte staat op pilaren waar rubber tussen zit. Er is geen vloer: aan alle wanden is een net van staaldraden gespannen. Bij elke voetstap veert mijn lichaam mee, net een trampoline. Ik sta stil.

Mijn neushaartjes waar zuurstof langs stroomt. Speeksel dat ik door mijn slokdarm wegslik (klonk dat altijd al zo hard?). Ongemak. Ik voel ongemak. Ik heb zin om te praten. De knorrende buik van Den Bok (zou hij niet goed gegeten hebben?). Een suis in mijn oren.

‘Je bloedsomloop, denk ik’, zegt Den Bok. ‘Ik hoor het van veel mensen. Of het zijn je oren zelf, die toch proberen geluid op te vangen, omdat ze gewend zijn dat altijd te doen.’

Stilte is... weten wat er komt

‘Absolute stilte bestaat ook niet’, verklaart Tomas Serrien na mijn ervaring in de dode kamer. ‘Er valt altijd iets te horen.’ Hij is filosoof, schreef het boek en ‘Stilte is voor veel mensen niet géén geluid, maar: een prettig geluid. Stiltebeleving is gekoppeld aan voorspelbaarheid. Stilte kan voor de een het getjirp van vogeltjes zijn, voor een ander het tikken van de klok, en voor weer een ander de suizende verwarming in de woonkamer. Als we maar weten wat we kunnen verwachten.’

Stilte gaat niet om geluidloosheid, maar over verwachtingsmanagement

Serrien bepleit dus dat stilte niet gaat om geluidloosheid, maar over verwachtingsmanagement. ‘Geluid dat we niet aan zien komen, of dat onregelmatig is, bestempelen we eerder als lawaai. Vooral als je er niet aan kan ontkomen of er geen controle over hebt. De lekkende kraan is daarvan een befaamd voorbeeld – die wordt niet voor niets Of denk aan gekmakend boorgeluid bij de buren.’

De tikkende klok die ik hoorde in het UZ Gent raakte mijn irritatiezone bij lange na niet, want, zo weet ik nu: een constant geluid. Een krijsend kind daarentegen: door merg en been. ‘Ons brein heeft voorspelbaarheid nodig om tot rust te komen’, aldus Serrien.

Bovendien komen er bij het ervaren van stilte (en dat kan dus ook dat kabbelende beekje zijn) hormonen vrij die je rustig maken, zoals het Serrien: ‘Daarom kan lievelingsmuziek ons Onvoorspelbaarheid daarentegen verhoogt juist onze hartslag en bloeddruk, en

Serrien erkent: we leven in een luidruchtige, prikkelrijke samenleving, maar ons beeld van geluid is vaak te negatief, of in elk geval te eenzijdig. Geluid kan een mens mateloos irriteren, maar we hebben omgevingsgeluid nodig om ons te kunnen oriënteren. En misschien zelfs wel: om ons te kunnen concentreren.

Den Bok vraagt mij ook, in die dode kamer: ‘Stel, jij zou hier gaan zitten werken. Zou je dan beter werk leveren?’ Terwijl ik daarover nadenk, hoor ik een botje in mijn nek kraken.

Zonder omgevingsgeluid is het niet stiller; zonder omgevingsgeluid hoor ik vooral mijn eigen lichaam beter. Ik zou er gek van worden als ik hier zou moeten werken. Serriens verklaring daarvoor is dat ons brein altijd in een oordelende houding is. ‘Er is een deel van ons brein dat waarneemt, maar ook een deel dat analyseert.’ We horen dus niet alleen, maar bekritiseren ook dat wat we horen.

Wie regelmatig stilte opzoekt, kan beter tegen geluid

‘Stilte gaat niet alleen om wat je wel of niet hoort. De vraag is ook: hoe belééf je het geluid en waar focus je op?’ zegt Petra Speelman aan de telefoon. Ze is voorzitter van Stilte Ned.werk, een stichting die mensen helpt ‘de kracht van stilte te ervaren’. En ze is zelf ook fervent stiltezoeker. Als kind al. ‘En toen mijn kinderen naar een basisschool gingen waar een paar keer per dag stiltemomenten werden ingelast, merkte ik wat voor positieve uitwerking dat op de kinderen had. En op de sfeer op school. Dat gunde ik alle kinderen.’ Daarom begon Speelman stilteworkshops te geven op andere scholen. 

Dan is ze even stil – maar het geluid op de achtergrond wordt steeds harder. Speelman lacht: een overvliegend vliegtuig. Ze woont in Duivendrecht, pal onder een drukke vliegroute. Ironisch? ‘Ik erger me niet snel aan vliegtuiglawaai, voor mij zijn vliegtuigen het geluid van thuis, ik ben het gewend.’

Overheidsbeleid gaat altijd over meetbare decibellen. Die focus is te beperkt

Speelmans overtuiging is dat wie regelmatig stilte opzoekt daarna weer een tijdje beter tegen geluid kan. Ze pleit, ook namens de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG), voor meer stilteplekken in Nederland waar dat kan – en dan geen dode kamers, maar stiltegebieden in de natuur en luwe plekken in drukke steden. ‘Het is in het belang van onze volksgezondheid dat de overheid veel meer stilteplekken gaat ontwikkelen.’

Overheidsbeleid gaat altijd over meetbare decibellen, stelt hoogleraar Cobussen. Hij vindt die focus te beperkt. Met bijvoorbeeld de hierboven genoemde geluidskaarten worden volgens hem belangrijke eigenschappen van geluid genegeerd. ‘Het gaat ook om andere geluiden die eromheen klinken. En de frequentie: hoe irritant vinden mensen het geluid, hoe voorspelbaar is het, hoe erg galmt het, wat is de akoestiek?’ Daar kan bij gebiedsinrichting – preventief – rekening mee worden gehouden.

De overheid gebruikt de Wet geluidhinder als beoordelingskader bij de aanleg of wijzigingen van bijvoorbeeld provinciale wegen Er wordt dan vooral rekening gehouden met geluidsgevoelige gebouwen, zoals ziekenhuizen en scholen. ‘Maar toch zien we nog te vaak dat beleid reactief is: het is ergens te luid, mensen komen in actie, dat duurt jaren, en uiteindelijk worden er maatregelen genomen. Terwijl je met de bouw van een pand, of de plaatsbepaling ervan, zó veel meer stilte bereikt.’

Wat we namelijk niet moeten onderschatten, zegt Cobussen, is dat onze zintuigen nooit van elkaar te onderscheiden zijn: ‘Een geluid is intenser als je ogen daarnaast Onze ogen, bijvoorbeeld, en wat en hoe die waarnemen, worden nu niet meegenomen in geluidsmetingen bij de inrichting van een gebied.

Ook de invloed van laag- of juist hoogfrequente geluiden – die katten en honden wel kunnen horen, – is volgens Cobussen iets om rekening mee te houden: ‘Bijvoorbeeld laadpalen, waar er steeds meer van bij komen, detectiepoortjes of windmolens: wij nemen die geluiden doorgaans niet waar, maar ons lichaam slaat ze wél op. Dat kan ook onrust veroorzaken – dat je ineens even weg wil.’

Onder de emoties, daar is het stil

‘Maar ontsnappen aan geluid kan ook gewoon in jezelf’, zegt stiltezoeker Speelman. ‘Het is een kwestie van gaan zitten en focussen op de stilte in je in plaats van op alles om je heen. Jezelf dúrven af te pellen. Ik maak regelmatig mee dat mensen eerst onrustig worden in een stilte die langer duurt dan ze gewend zijn. Sommige mensen zijn zelfs bang voor die stilte. Vooral bang voor de emoties die ze in de stilte in zichzelf tegenkomen. Maar ónder die weerstand, en onder die emoties, daar is het stil. Ook als er omgevingsgeluid is.’

Volgens Cobussen duurt het minimaal twintig minuten voordat ons lijf en onze geest zich gedragen ‘Ik merk zelf altijd dat ik na een paar dagen stilteretraite pas écht stilte ervaar en in een andere vorm van bewustzijn “zak”. Als je dat kan, dan weet je dat je stilte altijd bij je hebt. In een samenleving als de onze, kan dat een grote geruststelling zijn.’

Adem. Adem. Focus op de adem. Er is hier verder niets. Ik hoef hier verder niets. Even zitten, misschien. Ademen. Ja. Adem maar gewoon. Adem en zit en niets.

Het geluid van mijn lijf is er nog steeds, in die dode kamer, onverminderd hard bovendien – maar naarmate de tijd vordert, is het steeds meer buiten mijn bereik.