Dit EK zal bewijzen: spelhervattingen zijn spelbeslissers geworden
Dit EK kan zomaar het EK van de doelpunten uit vrije trappen, corners en zelfs aftrappen worden. Denemarken, Duitsland en ook Oranjes pouletegenstander Oostenrijk zien in ‘standaardsituaties’ een goedkope bron van dure doelpunten. Spelhervattingen zijn spelbeslissers geworden.
Als zich dezer dagen tijdens het Europees kampioenschap voetbal een ‘standaardsituatie’ voordoet – een vrije trap, een corner, een inworp of een aftrap; situaties waarin de bal stilligt – dan is het tijd om op het puntje van je stoel te gaan zitten.
De kans dat er in een voetbalwedstrijd op zulke momenten wordt gescoord, is namelijk twee keer zo groot als tijdens alle andere momenten.
Stoelriemen vast: er is dan 1,5 procent kans op een doelpunt.
Welkom in de wereld van laagscorende sporten. Het eerlijke verhaal over voetbal is nu eenmaal: meestal gebeurt er niks. De kans op een goal bij aanvallen uit open spel? 0,7 procent! Aantal doelpunten per minuut in het voetbal: 0,02!*
Het is zo bezien een mysterie hoe voetbal de populairste sport ter wereld is geworden. Kennelijk stikt het van de masochisten op aarde. Kennelijk ontzeggen we onszelf het allerliefst grote delen van de tijd plezier, om er dan, als er eindelijk wat gebeurt, extra van te genieten. Goalitus reservatus.
En de kans dat er wat gebeurt, is bij standaardsituaties net wat groter – net wat vaker dan vrijwel nooit!
Waarom je op standaardsituaties moet letten dit EK: reden #1 en #2
Nu het goede nieuws.
Eén: in die schamele 1,5 procent zitten alle standaardsituaties verpakt. Van inworpen op eigen helft die vrijwel nooit tot een doelpunt leiden tot de al iets spannendere hoekschoppen (2-3 procent kans), vrije trappen iets buiten het strafschopgebied (4-7 procent) en strafschoppen (75-80 procent).
Twee: juist tijdens landentoernooien zoals EK’s en WK’s is de kans dat er een doelpunt valt uit standaardsituaties groter. Nationale teams hebben namelijk reden om meer te trainen op standaardsituaties dan clubteams. Dat komt – gek genoeg – omdat ze minder tijd hebben om te trainen.
Voor clubteams is het lonend om tijd te steken in het ontwikkelen van de speelwijze in het open spel – als de bal niet stilligt. Hoe beter spelers van elkaar weten wat ze moeten doen, in de chaos van het open spel, hoe meer ze als een echt collectief spelen – en dus beter spelen. Dit leerproces vergt alleen veel tijd, omdat situaties in open spel nooit exact hetzelfde zijn.
Nationale teams hebben nauwelijks tijd voor zo’n leerproces. Bondscoaches lenen hun spelers slechts een paar dagen per jaar van de clubs; bovendien staan ze onder grotere druk. Puntverlies in een clubcompetitie is geen ramp, want er zijn nog 33 wedstrijden om de schade te repareren. Een verliespartij op een EK of WK is al snel fataal. Wedstrijden kunnen dus nauwelijks deel zijn van het leerproces.
De waarde van een doelpunt is dan ook groter in een toernooi dan in een competitie; anders gezegd: een foutje is op een EK of WK duurder. Dat verklaart enerzijds de neiging van ploegen om op EK’s en WK’s defensiever te spelen, zelfs ploegen (zoals Frankrijk) die barsten van het aanvallend talent. Anderzijds loont het om doelpunten te vinden die relatief snel te trainen zijn (‘goedkope’ doelpunten). Doelpunten uit standaardsituaties dus.
Mooiste voorbeeld: Griekenland won op het EK van 2004 de halve finale en finale met 1-0; beide goals kwamen uit standaardsituaties. Duitsland maakte er vier op het WK van 2014; halve finalist Engeland maakte er negen van de twaalf op het WK 2018;* Denemarken choreografeerde zichzelf via een corner naar de halve finale op het vorige EK; latere winnaar Italië maakte er drie uit standaardsituaties (inclusief de 1-1 in de finale).
Waarom je op standaardsituaties moet letten dit EK #3
Reden drie waarom standaardsituaties juist dit EK interessant zullen zijn: we leven in het gouden tijdperk van de standaardsituatie.
Clubs zijn recent gaan investeren in vrije trappen. Ze hebben aparte coaches in dienst genomen met ideeën om vrije trappen, corners en zelfs inworpen en aftrappen slimmer te nemen. Regelmatig maken hoofdcoaches langs de lijn plaats voor de vrijetrappencoach, die bij corners en vrije trappen naar spelers gebaart welke ‘variant’ ze moeten spelen.
Het werk van deze specialisten is niet altijd direct zichtbaar – veel varianten zijn relatief onopvallend, en het vergt vaak meerdere keren terugkijken voordat je het denkwerk erachter ziet. De zichtbaarste manifestatie van de toegenomen aandacht voor vrije trappen is de ‘muurligger’. Dat is een speler die tijdens vrije trappen van de tegenstander achter het muurtje van zijn ploeggenoten ligt.
Het idee is voorkomen dat de tegenstander scoort door de bal onder het opspringende muurtje te schieten. Dankzij de muurligger kunnen de muurspelers onbezorgd omhoogspringen, wat de kans op een tegendoelpunt verder verkleint. Waar aanvankelijk nog werd gelachen om de muurligger als een onzinnige modegril, zal de muurligger zonder oehs en ahs te zien zijn op het EK.
Of hun werk nu goed zichtbaar is of onder de radar van de fans blijft, de bedrijfstak voetbal kent de waarde van standaardsituatiecoaches maar al te goed. Dit voorjaar tikte dit nieuwe besef een mijlpaal aan. Premier League-club Chelsea betaalde een transfersom* van 1 miljoen pond aan Brentford om hun vrijetrappencoach over te nemen – een unicum.
Kortom: dit is de bloeiperiode van de standaardsituatie. Waar vrije trappen, corners, inworpen en aftrappen voorheen vrijwel letterlijk niets meer dan spelhervattingen waren, die het begin van het ‘echte’ spel inluidden, zijn ze inmiddels uitgegroeid tot potentiële spelbeslissers.
Waarom je op standaardsituaties moet letten dit EK #4
Reden 4: elke ploeg kan scoren uit standaardsituaties – ook een matige ploeg.
Dat zit zo. Standaardsituaties vereisen minder kunde dan open spel. In open spel draait voetbal om een complexe mix van tactisch inzicht, precisie, conditie, explosiviteit, improvisatie, ruimtelijk bewustzijn en impulsbeheersing/uitstelgedrag. Spelers die orde kunnen brengen in de chaos van het open spel zijn duur en spelen voor de rijkste clubs. Standaardsituaties vereisen veel minder van zulke zeldzame eigenschappen.
Dit verklaart waarom de original greats van het standaardsituatiefetisjisme kleine Engelse clubs zijn: Stoke City en Bolton Wanderers. Coaches Tony Pulis en Sam Allardyce richtten hun teams er begin deze eeuw op in: de verdediging dichtmetselen met grote, sterke spelers, en met diezelfde spelers scoren uit inworpen en vrije trappen. In plaats van het echte spel slechter te spelen dan hun rijkere tegenstanders, probeerden ze een ander spel te spelen. Niet voetbal, maar Pulisball.
Twintig jaar later hebben ook de rijkste clubs ter wereld de standaardsituatie omarmd. De afgelopen Champions League-finale tussen Real Madrid en Borussia Dortmund was een mooie illustratie hiervan. Dortmund had lange tijd de overhand, totdat Madrids rechtsback Dani Carvajal in de 75ste minuut de wedstrijdkantelende 1-0 maakte – uit een corner.
De volgende dag liet de Duitse voetbaljournalist Tobias Escher zien* dat dit geen toeval was. Sterker: in de finale had Madrid deze corner vijf keer vrijwel identiek genomen. Dat heeft zin, omdat, zoals oud-voetbaltrainer Bobby Robson het eens zei,* ‘er altijd wel een sukkel [is] die niet oplet’. In drie van die vijf gevallen had Carvajal zijn mandekker afgeschud (de sukkel van dienst: de Nederlander Ian Maatsen). In twee van die gevallen was hij gevaarlijk tot koppen gekomen.
Real mag dan geluk hebben gehad dat Dortmund niet eerder al had gescoord; de 1-0 was een gevolg van uitgekiende training – en een gevolg van het hebben van een goede ‘nemer’ van de corner.
De cruciale schakel in succesvolle standaardsituaties is een betrouwbare trapper. Je kunt simpele of complexe varianten bedenken, maar als er niemand is om de bal met de juiste vaart op de juiste plek te krijgen, dan zijn alle loopacties van de spelers die moeten scoren zinloos.
Madrid heeft met Toni Kroos de vermoedelijk beste passer-trapper ter wereld in zijn ploeg, die consequent precies trapt – vandaar dat Carvajal ook drie keer bij de bal kon komen. Met het oog op het EK: Nederland heeft met Joey Veerman, Cody Gakpo en Memphis uitstekende spelers voor dit element van het spel.
Waarom je op standaardsituaties moet letten dit EK #5
Een nog betere illustratie van het belang van de standaardsituatie dan Reals dodelijke corners – en een waarschuwing voor alle ploegen die deelnemen aan het EK – kwam op zaterdag 23 maart van dit jaar.
Twee wedstrijden maakten duidelijk dat het standaardsituatiefetisjisme zelfs de tot voorheen obligate aftrap zijn onschuld heeft ontnomen. Duitsland en Oostenrijk scoorden direct na de aftrap, waarbij met name de Duitse treffer tegen Frankrijk van simpele schoonheid was.
De Duitse aanvaller Kai Havertz geeft de bal met een kort tikje aan Toni Kroos, waarna Havertz en drie collega’s direct richting het Franse doel beginnen te sprinten. Kroos dribbelt kort richting zijn eigen doel, wat de Franse aanvallers en middenvelders stimuleert om de Duitsers op te jagen.
Ze hadden niet in de gaten dat Kroos’ dribbel naar achteren werkte als een val. De zes Franse aanvallers en middenvelders zijn zo ver en snel naar voren gerend dat de overblijvende verdedigers geïsoleerd zijn tegen vier Duitse aanvallers, die hen op sprinttempo naderen.
Dan klapt de val dicht: Kroos draait zich plots om, passt naar Florian Wirtz, die tijd en ruimte heeft om te kiezen uit drie gevaarlijke opties. Hij kan links Havertz een kans geven, hij kan rechts Jamal Musiala bedienen, en hij kan zelf schieten – en dat doet hij. Na zeven seconden spelen is het 0-1.
Intellectueel eigenaar van dit doelpunt: Mads Buttgereit. Beroep: Assistenztrainer/ Spezialgebiet Standards* bij de Duitse voetbalbond.
Exact drie uur daarvoor presteerde Oostenrijk hetzelfde tegen Slowakije. Christoph Baumgartner scoorde na 6,3 seconden, na een korte combinatie door de Slowaakse verdediging. Ook dit was geen toeval. De bondscoach van Oostenrijk is Ralf Rangnick – een van de grootmoefti’s van het fetisjistengilde.
‘Als 30 procent van alle doelpunten wordt gescoord uit standaardsituaties, welk percentage van onze trainingstijd moeten we er dan aan besteden?’ sprak Rangnick retorisch* tijdens een conferentie voor coaches. ‘30 procent.’
Dat is te zien in vier recente wedstrijden onder Rangnick. November 2022 had Oostenrijk direct na de aftrap ook een kans gecreëerd, tegen Italië, waar het al na vijf seconden een strafschop had kunnen krijgen.
Oostenrijk is op 25 juni de laatste tegenstander van het Nederlands elftal in Groep D – we zijn dus gewaarschuwd.
Waarom je op standaardsituaties moet letten #6
Oké, de doordachte vrije trap, corner en aftrap zijn dus in de mode. Maar: waarom precies? Is er een grote universele theorie van de standaardsituatie? Jazeker, en die komt van Gianni Vio, de oervader van de standaardsituatie.
Doelpunten zijn schaars in het voetbal, betoogt Vio, wat komt omdat de sport chaotisch is. Een bal moet door vele hoepels voordat hij in het doel gaat. Bij corners en vrije trappen is dat niet zo. De chaos is verdwenen, de bal ligt stil. De ploeg die de bal mag trappen, heeft een informatievoorsprong die je in open spel nauwelijks hebt.
‘Standaardsituaties zijn een spel binnen het spel’, zei Vio in een interview.* ‘[W]ij bepalen wie de bal neemt, we bepalen hoeveel spelers er in het strafschopgebied komen, we bepalen welke ruimte we gebruiken om aan te vallen, en we bepalen de timing. Het is compleet anders [dan open spel].’
Klinkt logisch. Hieruit volgt ook dat een wereld die beseft dat standaardsituaties belangrijk zijn – en zich dus ook verdedigend hiertegen wapent – een lichte stijging van het aantal doelpunten zou moeten vertonen. Is dat zo?
In de Engelse competitie – waar meer specialisten werken dan waar dan ook – wordt in recente jaren veel uit corners gescoord.* Dat zegt iets, omdat de corner de meest letterlijke standaardsituatie is, omdat de bal altijd op één van twee exact dezelfde plekken ligt, en dus het trainbaarst is.
Bewijs dat standaardsituaties ‘goedkope’ goals genereren, komt uit de Deense competitie. FC Midtjylland, de zusterclub van Brentford, een van Vio’s eerste klanten, zette in het seizoen 2014/2015 zwaar in op standaardsituaties. Midtjylland werd kampioen, mede dankzij 25 goals uit standaardsituaties* (dat is extreem veel).
De andere Deense clubs begonnen Midtjylland te kopiëren, wat een explosie van doelpunten uit standaardsituaties tot gevolg had.* Maar – en dit is belangrijk – dit waren extra goals. De focus op vrije trappen en corners ging niet ten koste van andere doelpunten; de standaardsituatiegoals kwamen boven op de goals die er al waren.
De Deense ervaring suggereert twee dingen: 1. Het loont om meer te trainen op standaardsituaties. 2. Zelfs clubs die weten dat de tegenstander iets van plan is, kunnen die plannen niet (compleet) ontregelen.
Er is nog winst te behalen
Als je met voetballers praat, kom je er snel achter dat de meesten het trainen op standaardsituaties saai vinden. Dat komt omdat ze er veel bij moeten stilstaan. Dit helpt verklaren waarom ploegen veel minder trainen op standaardsituaties dan hun effectiviteit wettigt. Er zijn dus nog doelpunten te winnen voor teams die de verveling trotseren.
En voor ploegen die geen last hebben van gêne. Spelers en coaches wijzen op een nadeel van choreografieën: als je een excentrieke variant bedenkt, en het gaat fout, dan is hoon en spot je deel, wat een negatief effect op ploeg en individuele spelers kan hebben.
Maar vergeet dit alles. De moderne aandacht voor standaardsituaties betekent dat je meer goals kunt verwachten – en meer slimme goals. Pure winst voor de voetbalfan: Gianni Vio en de standaardsituatie-apostelen hebben het voetbal een paar tienden procentpuntjes minder saai gemaakt.
Achter elke corner, elke vrije trap, en zelfs achter elke aftrap kan een uitgekiend plan schuilgaan. Dus laten we hem maar gewoon maken: de dodespelsituatie is springlevend.