De jeugd heeft de toekomst. Waarom niet het heden?
De Gaza- en klimaatprotesten laten zien dat jongeren niet meer pikken wat de oude garde doet. In deze tijden van een radicaal-rechts kabinet kan de boodschap aan linkse partijen bijna niet duidelijker zijn: geef de macht aan de nieuwe generatie.
Met historische parallellen moet je altijd uitkijken, ze passen doorgaans maar ten dele en wie zal zeggen dat niet juist de verschillen wezenlijk zijn? Toch moet ik bij de huidige Gaza- en klimaatprotesten vaak terugdenken aan de internationale rebellie tegen de bestaande orde eind jaren 60 en de impact die deze op de politiek heeft gehad. Gaan we naar een nieuw ‘1968’ en een omwenteling in de politieke cultuur of wint de combinatie van conservatief, reactionair en populistisch deze keer het pleit?
De studentenprotesten tegen het Israëlisch optreden in Gaza en voor de rechten van het Palestijnse volk lijken in veel opzichten op de Vietnamprotesten van weleer. Ook toen richtte het protest zich op oorlogsmisdaden en misdaden gepleegd door een democratische staat. Dat oorlog en massamoord jongeren in beweging brengen, is een goed teken.
Het laat zien dat ook een generatie die in vredestijd opgroeit zich bewust is van de bedreiging die zulke conflicten voor hun toekomst vormen. Jongeren voelen zich nu solidair met jonge Palestijnen die geen enkele toekomst hebben in een verwoest en bezet land. Maar ze stellen tegelijk hun eigen toekomst aan de orde in een land dat faalt principieel voor vrede en internationaal recht te kiezen.
Deze eis van jongeren om zelf hun toekomst in handen te krijgen, zien we ook heel sterk in de klimaatbeweging. Van een kleine, overwegend anarchistische actiegroep is Extinction Rebellion (XR) binnen een paar jaar uitgegroeid tot een brede beweging tegen het gebruik van fossiele brandstoffen. De groep die acties zoals wegblokkades uitvoert, bestaat niet meer alleen uit een handjevol krakers en randgroepjongeren: studenten en jonge professionals maken nu de dienst uit en verbinden XR ook effectief met andere klimaatacties, en met andere jongerenacties zoals die voor de Palestijnen.
Vorige generaties hebben grote steken laten vallen
Dat zich in de studenten- en jongerenprotesten een algemenere onzekerheid over de toekomst manifesteert, is ook niet nieuw. Na decennia van overwegend behoudzuchtig onderwijsbeleid is de situatie op hogescholen, universiteiten en mbo-instellingen inmiddels verre van inspirerend. De enorme groei van de studentenaantallen in de afgelopen tien jaar heeft geleid tot verdere schaalvergroting en anonimisering.
Het onderwijs is daardoor in de greep geraakt van een vorm van managementdenken en marktoriëntatie die haaks staat op centrale academische waarden als creativiteit, vrijheid van denken, non-conformisme en kritische zin. De voor goed onderwijs noodzakelijke kleinschaligheid is ver te zoeken. Dat jongeren hun eigen toekomst kunnen en moeten maken, is te weinig leidend in ons tertiair onderwijs.
De samenloop van maatschappelijke problemen versterkt het gevoel dat vorige generaties in hun kortzichtigheid grote steken hebben laten vallen. Zeker wat betreft de klimaatproblematiek is dat terecht: de manier waarop vroege signalen als die van de Club van Rome politiek en maatschappelijk zijn genegeerd, maakt ouderen verantwoordelijk voor de onzekere toekomst van de huidige jongeren.
Maar ook de groeiende armoede en sociale ongelijkheid, de blijvende kansenongelijkheid in het onderwijs, de volledig falende volkshuisvesting en de patstelling in het landbouw- en natuurbeleid laten zien dat vorige generaties vooral het eigen comfort voor ogen hebben gehad: ‘na ons de zondvloed’. En evenals in 1968 is die ‘dader-generatie’ ook nu nog voluit aan de macht, en graaft ze zich met deze formatie dieper in.
Hoelang blijft de oude garde nog beslissen over ónze toekomst?
De huidige actiegolf duidt op de opkomst van een nieuwe generatie die beduidend meer maatschappelijk en politiek geëngageerd is. Na de door provo, nozems, flowerpower en marxisme geïnspireerde babyboomgeneratie die in de jaren na 1965 volwassen werd en rebelleerde, lijkt de volgende generatie zich vooral te hebben gericht op het persoonlijke welbevinden.
De nieuwste generatie jongeren die na 2010 volwassen is geworden, maakt zich daarentegen door een gunstiger economisch klimaat weinig zorgen over hun persoonlijke perspectief, maar des te meer over de groeiende maatschappelijke problemen die een bedreiging vormen voor de gezamenlijke toekomst. De gevestigde belangen die verantwoordelijk zijn voor, en geprofiteerd hebben van die problemen komen steeds duidelijker in beeld, waardoor uiteenlopende protesten samenkomen in de machtsvraag: hoelang blijft de gecorrumpeerde oude garde nog beslissen over onze toekomst?
De bescheiden pogingen tot een meer toekomstbestendige politiek hebben daarbij een tegenbeweging opgeroepen. Dat gevestigde belangen niet zomaar een verantwoordelijker klimaat- of sociaal beleid accepteren, laat zich zien in het ‘boerenprotest’, dat gedragen en gefinancierd wordt door rijke varkensboeren, tuinders, veevoederfabrikanten en vleesverwerkers die uitbundig profiteren van het falende landbouw- en natuurbeleid.*
Of in de pensioenprotesten, die vooral zien op de belangen van ouderen die al een behoorlijk pensioen hebben, ten koste van de zekerheid van het toekomstige pensioen van wie nu net begint te werken.* Of in de lobby van groot- en kleinbedrijf voor het behoud van de genereuze fiscale voordelen voor aandeelhouders en vermogenden.
Partijen als CDA, VVD en NSC hebben het midden verlaten om mee te doen met de tegenbeweging
Deze tegenbeweging heeft zijn politieke weerslag gevonden in een radicalisering van conservatief-rechts in populistische richting. Partijen als CDA, VVD en NSC hebben uit electorale motieven het midden verlaten om zich te vereenzelvigen met de tegenbeweging.
Dat dit op politieke zelfmoord zou uitlopen, heeft men zich te laat gerealiseerd. Het gevolg is wel dat de parlementaire politiek zijn traditioneel pacificerende functie voor maatschappelijke tegenstellingen opgeeft. In plaats daarvan wordt de Haagse politieke polarisatie verplaatst naar het maatschappelijk speelveld en worden groepen tegen elkaar opgezet: de hoogopgeleide elite tegen de lager opgeleiden, de (Rand)stad tegen de provincie, de natuurliefhebbers tegen de boeren, de verwende jongeren tegen de zorgbehoeftige ouderen.
De vier nieuwe regeringspartijen kiezen voor het verleden, niet voor de toekomst
Het formatie-akkoord van PVV, VVD, NSC en BBB is in dit licht een klinkend signaal.
Deze optelsom van losse conservatieve wensen adresseert op geen enkele manier de nog door informateur Kim Putters geformuleerde belangrijkste maatschappelijke vraagstukken. Op alle gevoelige beleidsterreinen (landbouw, natuur, klimaat, fiscaliteit) stelt de nieuwe coalitie allereerst de gevestigde belangen veilig. De vier partijen maken ondubbelzinnig duidelijk dat ze in de botsing van maatschappelijke belangen kiezen voor de stem van het verleden, niet die van de toekomst. Ze kiezen voor de belangen van de grote boeren en hun toeleveranciers en afnemers, niet voor de jonge biologische boeren en de natuur, voor de financiële positie van ouderen, niet voor die van jongeren en studenten, voor de fiscale belangen van vermogensbezitters en aandeelhouders, niet die van werkende jongeren en gezinnen.
Het komende kabinet wordt op basis van dit akkoord een regering van de tegenbeweging, de reactie en herstel van het verleden. In dat beeld past de benoeming tot minister-president van een 67-jarige topambtenaar, zonder politieke toekomstidealen en doorkneed in het punctueel uitvoeren van n’importe welke politieke richtlijn.*
Waar daadkracht en een open blik op de toekomst broodnodig zijn, kiezen Wilders c.s. voor continuïteit met het verleden. Na een cynische campagne waarin de leugen voor electoraal gewin tot de hoogste Haagse wijsheid werd verheven, vormt rechts nu een regering die het beleidsfalen van de afgelopen jaren tot doorslaand succes verklaart, degenen die ervan geprofiteerd hebben beschermt en de macht van de oude generatie zo lang mogelijk bestendigt.
Maar wie weet. Misschien zal dit kabinet-Wilders/Schoof uiteindelijk een laatste stuiptrekking van de oude orde blijken te zijn. Het kan zijn dat het voorgenomen beleid de protesten van jongeren zal verbreden en verscherpen. Bezuinigingen op onderwijs, hernieuwde aanscherping van het bindend studieadvies,* een nieuwe langstudeerboete, toenemende kansenongelijkheid in het voortgezet onderwijs, en verder dichtslibben van de jeugdzorg, evenals bezuinigingen op boeken en cultuur: allemaal zullen ze jongeren vaker in actie brengen.
Maar de bredere maatschappelijke problematiek, het verpesten van het toekomstperspectief door achterblijvend klimaatbeleid, groeiende armoede en sociale ongelijkheid, verdere verschraling van het onderwijs en falend huisvestingsbeleid zullen daarbij niet ongenoemd blijven.
Als de oude garde zich ingraaft, lokt dat juist radicale progressieve politiek uit
Het antwoord van deze coalitie zal waarschijnlijk meer repressie zijn. Maar de late jaren zestig hebben laten zien dat de neiging van de oude politieke orde om zich in te graven ook juist een radicalere toekomstgerichte progressieve politiek kan uitlokken. Joop den Uyl zag in zijn eerste jaren als partijleider van de PvdA dat het jongerenprotest ook een stem moest krijgen binnen de gevestigde politiek. Daarbij hielp dat het verlangen naar verandering binnen de PvdA al een stem had gekregen in de beweging Nieuw Links.
Het midden heeft ervoor gekozen zichzelf op te heffen en mee te gaan in een radicaal-rechtse polarisatiepolitiek
De opname van deze jongvolwassenenstem in de bestaande partijorganisaties leidde vanzelf tot een radicalisering van de politieke standpunten. Gevestigde partijen als de PvdA werden daardoor meer toekomstgericht en progressiever, wat hun aantrekkingskracht vergrootte. Voor links culmineerde die ontwikkeling in het gezamenlijke verkiezingsprogramma Keerpunt ’72, dat in 1973 een zodanige verkiezingswinst opleverde dat links het voortouw in de formatie kon nemen. De rest is geschiedenis.
Een dergelijk Uyliaans Keerpunt heeft progressief-links anno 2024 nog niet bereikt. De koers blijft tot nu toe vooral gericht op het winnen van het midden door een vorm van consensuspolitiek. Dat midden, of wat er nog van rest, heeft er echter ondubbelzinnig voor gekozen zichzelf op te heffen en mee te gaan in een radicaal-rechtse polarisatiepolitiek. Er is daardoor geen partner meer waaraan de gematigde politieke en bestuurlijke boodschap, die sinds Wim Kok door de PvdA is gekoesterd, kan worden geadresseerd.
Volhouden van de bestuurlijke middenkoers van Wouter Bos en Lodewijk Asscher, zoals veel oude sociaaldemocraten willen, maakt links machteloos. Radicalisering op links, en het opnieuw incorporeren van stromingen die jongeren meestal meer aanspreken zoals de SP, Volt en Partij voor de Dieren in een brede sociaaldemocratische volkspartij is het onvermijdelijke antwoord op de machtsgreep van radicaal-rechts. Die wending is echter nog niet half gemaakt.
Waarom links met een radicaler antwoord moet komen
Partij van de Arbeid en GroenLinks hebben op en na 22 november 2023 grote stemmen- en ledenwinst geboekt door nauwere politieke samenwerking. Die is afgedwongen door een groep twintigers en dertigers onder de naam RoodGroen. Deze groep heeft de jongeren binnen beide oude partijen een gezicht gegeven en daarmee het perspectief op een sterk progressief-links blok geopend. Die beweging zou nu door moeten gaan door ook met andere progressief-linkse partijen nauwer samen te werken.
Maar ondanks enige verjonging van de kandidatenlijst van GroenLinks-PvdA blijven de belangrijke posities in de leiding in handen van vijftigers en zestigers met ervaring in de oude politiek. Daardoor is in het verkiezingsprogramma, de electorale en politieke strategie nog weinig te merken van een meer radicaal-progressieve inbreng. Hierdoor mist de nieuwe fractie in de Tweede Kamer de aansluiting bij andere progressieve fracties en hun vaak veel jongere leiders Rob Jetten, Mirjam Bikker, Jimmy Dijk, Esther Ouwehand en Henri Bontenbal.* De onaffe generatiewisseling in GroenLinks-PvdA maakt de politieke strategie grijs en oninspirerend, en daarmee moeilijker te verbinden met andere progressief-linkse stromingen.
Progressief-links staat nu voor de opdracht in harde oppositie tegen het extreemrechtse kabinet de ingezette verjonging door te zetten en een radicaler antwoord te formuleren. Zich breder verbinden met het jongerenprotest is daarvoor een eerste vereiste. De benoeming van dertigers op politieke sleutelposities een tweede. In dezelfde beweging zal links ook aansprekender politieke keuzes voor de toekomst moeten formuleren, zeker op de voor burgers belangrijkste punten als migratie, woningnood, zorg, kwaliteit van onderwijs, inkomen, werkgelegenheid, natuur en klimaat.
Want ook dat is een les van Joop den Uyl: een linkse beweging die niet ondubbelzinnig durft te kiezen voor een toekomst van ‘eerlijk delen’ en ‘spreiding van kennis, macht en inkomen’,* ik noem maar wat, zal aan regeren voorlopig niet meer toekomen.