Wil je gezond eten? Zeg je dieet dan vaarwel
Weinig koolhydraten, biologisch, eiwitrijk, met of zonder vezels: we proberen de hele dag door gezonde keuzes te maken over wat we eten. Maar zodra je deze eetregels onder de loep neemt, zie je dat ze vol zitten met hardnekkige en schadelijke aannames vanuit een zeer ongezonde dieetcultuur.
Daar ga je dan, de supermarkt in. Je pakt een mandje, passeert de eerste vers-schappen, daar kies je rustig wat appels en blauwe bessen. Tot hier nog geen gedoe. Tot twee gangen verder, waar de pakken pasta opgestapeld staan. Eigenlijk had je je voorgenomen om even geen koolhydraten te eten, maar de linzenvariant mag misschien wel? Je twijfelt, doet het niet.
De gang met koekjes moet dan nog komen. Er zijn soorten mét en zonder gluten, met spelt en extra vezels. Je kiest de biologische. (Vanavond na het eten pak je er twee, waar je je later weer schuldig over zult voelen.)
De kans is groot dat je dit herkent. Er zijn maar weinig mensen die op een dag níét met zichzelf in gesprek zijn over wat ze wel en niet eten. Logisch ook, want gezond eten is belangrijk om je fysiek en mentaal goed te voelen.
Maar hoe doe je dat nou eigenlijk, gezond eten?
De dieetcultuur als Trojaans paard
Als kind voeren we daar geen ingewikkelde gesprekken met onszelf over. Vanaf het moment dat we geboren worden, beschikken we over een feilloos intuïtief honger- en verzadigingssysteem dat onze eetkeuzes dicteert, zonder veel rumoer van buitenaf. We drinken melk en draaien ons hoofd weg als we genoeg hebben gehad.* We vragen een boterham met jam en laten de helft liggen omdat onze maag aangeeft dat het mooi geweest is. Als (jong) kind hebben we een innerlijk systeem dat prima aanvoelt wat er nodig is om gezond te blijven.*
Maar dan worden we ouder en komen we steeds meer in aanraking met opvoeders, sociale media, magazines en medici, waardoor we getraind raken om onze eetkeuzes van (vaak rigide) regels te laten afhangen. Van het account @ketosnackz dat bijna dagelijks op Instagram een nieuw koolhydraatarm recept plaatst tot ouders die zeggen dat je pas een toetje mag als je je bord hebt leeggegeten, en van het Voedingscentrum dat een calorisch eetdagboek faciliteert tot BN’ers die het Dag Eén-dieet de hemel in prijzen.
Allemaal worden we aanhoudend bedolven onder een lawine aan adviezen die één overeenkomst hebben. En dat is de belofte dat je er – als je die adviezen ten minste zorgvuldig opvolgt – een heel stuk gezonder van wordt. Maar is dat ook zo?
Nee, stelt een steeds groter groeiende groep van wetenschappers, journalisten, professionals en ervaringsdeskundigen – integendeel zelfs. Welke gedaante een verzameling opgelegde eetregels ook aanneemt – of het nu om een dieet op basis van groen, clean, gifvrij, guilt-free, eiwitrijk, koolhydraatarm, biologisch of caloriebeperkt (ad infinitum) eten gaat, ze zijn allemaal onderdeel van een schadelijke dieetcultuur.
De besmetting van het begrip ‘gezond’ is niet alleen onze beeldcultuur en ons schoonheidsideaal gaan domineren, maar ook doorgedrongen tot het medische firmament
In het beste geval zetten die regels de relatie die we met eten hebben onder druk, in het slechtste geval kan het volgen van strikte eetregels leiden tot fysieke en mentale klachten, en de kans op een eetprobleem en een eetstoornis vergroten.* (Waarbij die laatste aandoening niet alleen met een hoge lijdensdruk en complexe behandelmogelijkheid komt, maar in relatief veel gevallen ook met de dood.)
Het is niet zonder reden dat binnen de aanzwellende kritiek op de alomtegenwoordige dieetcultuur in het Westen de vergelijking met een Trojaans paard opduikt. Want doordat die cultuur ons is aangereikt onder het mom van gezondheid, is ze behalve door media en de voedingsindustrie ook door opvoeders en artsen warm onthaald. Terwijl er met diezelfde dieetcultuur overtuigingen zijn ontstaan die even schadelijk als hardnekkig blijken te zijn.
Schadelijke overtuiging 1: gezond zijn is dun zijn
De meestgenoemde kritiek op het dominante dieetdenken gaat over het feit dat bijna alle eetregels in dienst líjken te staan van onze gezondheid, maar vooral tot doel hebben om er dunner van te worden. Critici duiden dit onder meer als erfenis van de impliciete (en bovendien koloniale) aanname dat er een hiërarchie bestaat in lichaamstypen, en dat het lichaamstype dat moreel, biologisch, medisch en esthetisch prevaleert, dun is.
In het boek Fearing the Black Body: The Racial Origins of Fat Phobia legt socioloog Sabrina Strings uit hoe het dunne lichaam tijdens de koloniale tijd in Afrika symbool werd gemaakt voor beschaving, gezondheid en welvaren – kwaliteiten die binnen het koloniale denken aan de superieure witte macht werden toegeschreven – en hoe het dikke lijf werd gedegradeerd tot minderwaardige, onbeschaafde en ongezonde jas waaraan je je maar beter kunt onttrekken: associaties die aansluiten bij het koloniale perspectief op zwarte mensen.
Deze feitelijk onjuiste en racistische besmetting van het begrip ‘gezond’ is sindsdien niet alleen onze beeldcultuur en ons schoonheidsideaal gaan domineren, maar is ook doorgedrongen tot het medische firmament. Zo wordt een gezond lichaamsgewicht bij alle patiënten (dus onafhankelijk van gender of culturele achtergrond) afgemeten op basis van het BMI: een rekensom die tweehonderd jaar geleden werd opgetuigd op basis van gemiddelde witte, Europese mannen.* En artsen laten lichaamsgewicht meespelen in diagnoses die ze stellen, in de perspectieven die ze zien en in de behandelingen die ze adviseren.*
Dat is kwalijk, stellen critici. Want dun is geenszins een synoniem voor gezond, net zomin als dik zijn per definitie ongezond is. Gezondheid is een term die betrekking heeft op een breed spectrum aan eigenschappen en ervaringen, die op hun beurt weer fysiek, mentaal, emotioneel en zelfs spiritueel kunnen zijn. Bovendien geldt voor ieder mens een andere definitie van gezondheid. In subjectieve zin, uiteraard – je bent zo gezond als je je voelt – maar zeker ook in objectieve zin. Voor twintigers gelden qua vetpercentage bijvoorbeeld andere standaarden dan voor ouderen.*
Schadelijke overtuiging 2: restrictie is gezond
Als je bepaalde dingen helemaal níét meer eet (bijvoorbeeld koolhydraten en gluten), en andere dingen juist wél (blauwe bessen en appels), komt dit je gezondheid ten goede – dat is de kern van dieetdenken.
Niet waar, zeggen critici: juist een eenzijdige en restrictieve manier van eten blijkt op termijn je fysieke en mentale gezondheid te ondermijnen. Zo loop je het risico essentiële voedingsstoffen mis te lopen, wat kan leiden tot ondervoeding en een verzwakt immuunsysteem. En een beperkte calorie-inname kan een (duurzaam) negatief effect op je hormoonhuishouding en je metabolisme hebben, met risico’s op onvruchtbaarheid, haaruitval en botontkalking.*
Bij de behandeling van eetproblematiek zou meer aandacht moeten gaan naar het herstel van ons aangeboren systeem van honger en verzadiging
Ook bestaat de kans dat je na een periode van restrictief eten terugvalt in je oorspronkelijke eetgewoonten, wat tot gewichtsschommelingen kan leiden. Je kunt last krijgen van compenserende eetbuien, als tegenreactie op het feit dat een lijf lang schaarste heeft moeten verdragen, die net zoals die gewichtsschommelingen weer kunnen leiden tot schuldgevoel en schaamte – wat weer oproept om restrictiever en eenzijdiger te gaan eten. Zo kun je door het volgen van restrictieve eetregels in een destructieve cirkel van ondereten en overeten terechtkomen, van gêne en zelfverwijt, waardoor de drempel kan zakken naar eetgestoord gedrag zoals laxeermiddelengebruik en overgeven.
Er zijn daarom steeds meer professionals – zoals de Amerikaanse diëtist Ayana Habtemariam – die stellen dat de intuïtieve manier van eten die (jonge) kinderen eigen is, zo veel mogelijk onaangedaan moet blijven. Opvoeders kunnen daarbij helpen, door bijvoorbeeld nooit te marchanderen met een toetje in ruil voor een leeg bord.
Ook bij de behandeling van eetproblematiek zou volgens deze intuïtieve-eetexperts meer aandacht moeten gaan naar het herstel van ons aangeboren systeem van honger en verzadiging – en niet naar het forceren van een gemiddelde calorie-inname door middel van eetschema’s. Pas als je mensen weer leert om op een intuïtievere manier te eten, aldus Habtemariam, dan kan eten gewoon weer eten worden – en niet de geobsedeerde soap opera die we er nu van maken.*
Schadelijke overtuiging 3: er bestaan goede en slechte eetkeuzes
Door aan de hand van externe, opgelegde, door cultuur bepaalde regels naar eten en drinken te kijken, zijn we de wereld van ons eten steeds verder in binaire kampen gaan verdelen. Dit zie je goed terug in alle supermarkten (met vinkjes),* reclame-uitingen (met teksten als ‘puur’ en ‘eerlijk’) en influencerplatforms, maar ook in de gesprekken in de keuken, of aan de lunchtafel op kantoor: er zijn goede en slechte producten – en in navolging daarvan zijn er goede en slechte keuzes. Zo wordt eten onder invloed van de dieetcultuur een morele aangelegenheid, luidt de kritiek.
Want feitelijk hebben voedsel en dieetproducten geen intrinsieke waarde. Een glas cola bevat een bepaalde hoeveelheid suiker – dat kan je tanden een opdonder geven (ongezond!),* maar precies diezelfde cola kan je bij dreigende flauwte ook op de been houden (redmiddel!). Een handje aardbeien is hartstikke gezond, maar niet als je er allergisch voor bent. Wat de waarde van eten is, kan dus alleen bepaald worden op basis van een unieke situatie of behoefte – niet op basis van een universele en tijdloze waarheid.
Hoe een lijf eruitziet is in de eerste plaats een kwestie van toevallige genen, geld en toegang tot goede zorg en gezond voedsel
Dat is belangrijk om te beseffen, want in het verlengde van ons morele denken over eetkeuzes wordt het toenemen en afnemen in gewicht ook een morele kwestie. Iemand die opeens veel afvalt wordt als deugdzaam, gedisciplineerd en knap gezien (ook als dat gewichtsverlies door bijvoorbeeld rouw komt). En iemand die veel cola drinkt om zijn aan diabetes gerelateerde hypo’s onder controle te houden, die zondigt.
Het is een manier van oordelen die stevig kan ingrijpen op je gevoel van eigenwaarde – want het maakt dik zijn in de ogen van anderen het gevolg van jouw particuliere, ‘slechte’ keuzes. Een oordeel, stelt onder meer de in eetstoornissen gespecialiseerde psycholoog Sand Chang, dat méér ongezonde impact op de gezondheid van zwaardere mensen heeft dan hun gewicht.* Want hoe een lijf eruitziet is in de eerste plaats een kwestie van toevallige genen, geld en toegang tot goede zorg en gezond voedsel – en niet een persoonlijke prestatie.
Ja, dit gaat ook over jou
Bewustwording kan een eerste stap zijn om je op een kritische manier tot de dominante dieetcultuur te verhouden, en er misschien minder last van te hebben. Maar ook als je tijdens het lezen van dit stuk dacht: wat een onzin, ik ben nooit op dieet, ik herken mezelf hier dus helemaal niet in – wees dan op je hoede. Volgens critici is denken dat dit niet over jou gaat namelijk óók een schadelijke overtuiging, die gratis en voor niets wordt opgediend bij ons dieetdenken.
Want de dieetcultuur gaat niet alleen over anders of minder eten en de wens om maar zo dun mogelijk te zijn. Het is ook het allesomvattende paradigma dat via influencers, artsen, gezinnen, vriendengroepen, actualiteitenprogramma’s en magazines bepaalt hoe kritisch je naar je eigen lijf kijkt – en zeker zo kritisch naar het lijf van anderen.
Het is het paradigma waarin ijsjes een ‘guilty pleasure’ heten, het is de idiote overtuiging dat je lichaam zich naar je kleren moet voegen in plaats van andersom, het is het moraliserende vingertje dat maakt dat je je schuldig voelt na een tweede biologisch koekje, en het is het zoekende gemoed waarmee je iedere dag opnieuw door de kantoorkantine en door supermarktgangen sjokt.
Het is de eindeloze twijfel over hoe je dat nou doet, gezond eten. Iets wat we, volgens critici, in de massa aan meningen en eetregels eerder af- dan aangeleerd lijken te hebben.