De PVV is de grootste coalitiepartij. Kan Wilders eindelijk stoppen met zijn oppositiepoppenkast?
Geert Wilders mag dan geen oppositieleider meer zijn; hij wil nog dolgraag doen alsof. Dit werd pijnlijk duidelijk tijdens het eerste debat van de nieuwe coalitie, vorige week.
Hierin bestempelde Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren) twee PVV-ministers als racisten. Het ging om Reinette Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) en Marjolein Faber (Asiel en Migratie). Klever is aanhanger van de racistische complottheorie over omvolking, terwijl Faber pas afstand deed van die theorie toen er een baantje als minister in het verschiet lag.
Premier Dick Schoof, die het wellicht moeilijk vindt om bij te benen welke leden van zijn coalitie al dan niet openlijk racistische standpunten innemen, reageerde verdedigend noch verbaasd op de aantijgingen van Ouwehand.
Geert Wilders begreep niets van de onverschillige reactie van de minister-president. Aan de interruptiemicrofoon legde hij uit dat (en hoe) Schoof scherper had moeten reageren. Wilders klonk als een schoolmeester die leerlingen berispt voor TikTok-filmpjes kijken in het klaslokaal, of als een partijleider die al jaren geen tegenspraak gewend is omdat hij het enige lid van zijn partij is.
Toen de vermeende marionet slechts ten dele met de touwtjes meebewoog – ‘er zitten geen racisten in dit kabinet’, maar ‘ik bepaal echt zelf mijn eigen woorden’ – verloor Wilders zijn geduld. Poppenspeler Wilders transformeerde naar de vurige buitenstaander die we al jaren kennen.
‘Slappe hap!’ bulderde hij in de Tweede Kamer tegen zijn eigen premier. En zoals het een echte oppositieleider betaamt, herhaalde hij zijn uitspraak onmiddellijk op X (voorheen Twitter).
Wilders' opzettelijke vacuüm
De uitbarsting van Wilders bood de echte oppositiepartijen twee mogelijkheden. De eerste optie werd vertegenwoordigd door de plichtsgetrouwe CDA’er Henri Bontenbal, de fractievoorzitter van een partij die na zeven jaar geen deel meer uitmaakt van het kabinet. Hij zag vuile was op straat en begon driftig op te ruimen.
Het was het begin van Wilders’ poging om zelfs als leider van de grootste coalitiepartij nog een rol als buitenstaander op te eisen
Bontenbal toonde medelijden met de nieuwe premier, aan wie hij ‘het voordeel van de twijfel’ en zelfs ‘meer dan dat’ toekende. Bontenbal probeerde ‘dit kabinet te helpen en te steunen waar mogelijk’. Hij was ervan geschrokken dat Wilders zijn premier ‘onder de bus’ gooide.
Sympathiek, maar ook de omgekeerde wereld: terwijl de PVV als kleuter op de grond stampte, stak het CDA onmiddellijk constructief de handen uit de mouwen. Zo was oppositiepartij CDA plotseling de steunpilaar van het kabinet.
Rob Jetten van D66 pakte het anders aan. Hij merkte kalm en zonder medelijden op: ‘U bent in dit debat net door de fractievoorzitter van de grootste partij vernederd en vervolgens op Twitter gevierendeeld. Dat is de samenwerking waarop u de komende tijd met de heer Wilders aan de slag zal moeten gaan.’
Wat er afgelopen donderdag gebeurde, was meer dan een merkwaardige woordenwisseling. Het was het begin van Wilders’ poging om zelfs als leider van de grootste coalitiepartij nog een rol als buitenstaander op te eisen, en te blijven trappen tegen de gevestigde macht alsof hij daar zelf geen onderdeel van is.
Gaan de plichtsgetrouwe middenpartijen steeds het vacuüm vullen dat Wilders opzettelijk achterlaat? Of zullen ze benadrukken dat Wilders nu zelf in het hart van de macht zit? Dat Schoof, als een volwassen man, bewust heeft gekozen voor deze samenwerking, en dat ze hun eigen rommel moeten opruimen?
Oppositie blijven spelen
Sinds 2003 waren er twintig deelnemers aan coalities; slechts drie keer slaagden ze erin hun zetelaantal te vergroten bij de volgende verkiezingen. Regeren is halveren, en niemand weet dat beter dan Geert Wilders, het langstzittende lid van de Tweede Kamer.* Als leider van de grootste partij in de coalitie zal hij zich verschuilen achter het masker van de kritische buitenstaander.
Tijdens de verkiezingsavond gaf Gerd Leers, een voormalig minister in een kabinet dat afhankelijk was van PVV-steun, een heldere waarschuwing in NRC. ‘Tel je vingers na’, benadrukte hij over samenwerken met Wilders.* ‘Je hebt een deal, maar richting zijn achterban zal hij daar afbreuk aan doen. Hij is opposant van zijn eigen coalitie. Dat gaat je opbreken.’
Inmiddels weten we dat de VVD van Dilan Yeşilgöz en NSC van Pieter Omtzigt de waarschuwingen van Gerd Leers in de wind sloegen. Zij aarzelden niet om figuren zoals Faber en Klever naar ministersposten te katapulteren. Nu staan zij op zwaar verlies in de peilingen,* en zijn zij samen met hun angst voor nieuwe verkiezingen vastgeketend aan de PVV.
Maar voor de oppositie is het nog niet te laat om de woorden van Leers serieus te nemen. Wilders zal er alles aan doen om zelf oppositie te blijven spelen, zodat hij niet aansprakelijk wordt gesteld en zijn aanhang niet halveert. Partijen die gewend zijn aan de verantwoordelijkheden van het landsbestuur kunnen in de verleiding komen om mee te gaan in dit rollenspel. Maar ze doen er beter aan om resoluut het masker van Wilders af te trekken, net zoals Jetten deed in dit debat.