Zo kan de universiteit ook voor eerstegeneratiestudenten een thuis worden
Als je de eerste uit je familie bent die gaat studeren, ken je de mores van de universiteit niet. Je komt daardoor voor allerlei uitdagingen te staan, soms zelfs met uitval als gevolg. Het goede nieuws: onderwijsinstellingen kunnen deze groep studenten veel beter wegwijs maken.
Op het eerste gezicht lijken we niet op elkaar. Hij is man, ik ben vrouw. Hij is oud, ik ben jong. Hij heeft een hoge functie, ik niet. Toch herken ik veel in zijn verhaal.
Demissionair minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) ging, net als ik, als eerste uit zijn gezin naar de universiteit. Hij slaagde binnen vier jaar cum laude voor zijn bachelor en master, ik worstelde wat langer om mijn diploma’s te halen. Maar als ‘eerstegeneratiestudenten’ was de universiteit voor ons beiden een vreemde, onbekende wereld. Veel dingen waren niet vanzelfsprekend en we voelden ons er allebei niet helemaal thuis.
En we zijn lang niet de enigen. Afgelopen jaren sprak ik tientallen eerstegeneratiestudenten, en leerde ik dat er onder hen een enorme verscheidenheid in etniciteit, gender en sociaal-economische klasse bestaat. Maar één ding hebben ze gemeen: ze weten niet goed wat er van ze verwacht wordt als ze gaan studeren. En daardoor komen er behoorlijk wat verrassingen en uitdagingen op hun pad.
Studeren gaat namelijk niet alleen om colleges volgen en blokken voor tentamens, maar ook om ‘knowhow’: de mores van een bepaalde opleiding, hoe je deelneemt aan werkgroepen, de manier van spreken of vragen stellen. En ook: de (financiële) middelen die je nodig hebt om studiematerialen aan te schaffen en om op kamers te kunnen gaan.
Is het een probleem als je de mores niet kent? Niet altijd. Maar wel als dit je studieresultaten negatief beïnvloedt of als je daardoor niet wordt toegelaten tot de opleiding die je wilt volgen. Hoe kunnen eerstegeneratiestudenten hier beter bij worden ondersteund?
Niet iedereen kan voorsorteren op een goede opleiding
De obstakels waar eerstegeneratiestudenten tegenaan lopen, beginnen al aan de poort van de universiteit.
Zodra je je vwo-diploma behaalt, mag je je inschrijven voor een universitaire studie. Op veel opleidingen word je zo goed als zeker aangenomen, maar er zijn ook studies die beperkt plek hebben, waaronder geneeskunde, diergeneeskunde en psychologie. Onderzoek laat zien dat de overgang van loting naar een selectieprocedure bij deze opleidingen zorgde voor een minder diverse studentenpopulatie.* En de Onderwijsinspectie constateerde dat eerstegeneratiestudenten ten opzichte van andere studenten minder kans maken om toegelaten te worden tot selectieopleidingen.*
Neem bijvoorbeeld geneeskunde: terwijl het belangrijk is om artsen af te leveren die een weerspiegeling zijn van de hele samenleving, komt de meerderheid van de geneeskundestudenten uit de hoge sociaal-economische klasse.* Niet zo vreemd: die studenten komen dus uit gezinnen die geld hebben voor bijles, en kunnen zich dus al vroeg voorbereiden op de toelating.
Onderwijsinstellingen moeten zich afvragen of de wereld binnen hun muren een afspiegeling van de samenleving is
Extra profijt hebben aspirant-studenten met ouders of andere familieleden die in de zorg werken. Zij krijgen van huis uit te horen hoe de medische praktijk eruitziet. Onderzoek laat zien dat het eerstegeneratiestudenten aan deze bagage kan ontbreken.*
Onderwijsinstellingen bepalen zelf hoe ze selecteren, zolang ze minstens twee selectiecriteria gebruiken.* Sinds vorig studiejaar mag er weer geloot worden. Maar op het moment kijken selectieopleidingen vaak naar een combinatie van een motivatiebrief, middelbareschoolcijfers en een toets op locatie. Die motivatiebrief is appeltje-eitje als je goed Nederlands spreekt en als je het schrijven ervan tijdens een cursus hebt geoefend. En die toets? Die is ook makkelijker te halen als je ouders je kunnen vertellen hoe de praktijk eruitziet.
Ondertussen is het voor toekomstige eerstegeneratiestudenten allesbehalve vanzelfsprekend om met bijles en toelatingscursussen voor te sorteren op een selectieopleiding. Laat staan om al op de basisschool de rest van hun schoolcarrière uitgestippeld te hebben.
Meer kans maken aan de poort
Hoe kunnen eerstegeneratiestudenten meer kans maken bij de selectie?
Demissionair onderwijsminister Robbert Dijkgraaf hoopt dat universiteiten niet-trainbare selectiemethoden gaan gebruiken.* Bijvoorbeeld een activiteit op locatie die je vooraf niet kan oefenen.
Onderzoek laat zien dat het ook belangrijk is om de sociaal-economische en culturele context van de aspirant-student in de selectie mee te wegen. * Wellicht helpt het om als toelatingscriterium simpelweg te vragen: ‘Ben je de eerste uit je gezin die gaat studeren?’ Bij een ‘ja’ zou je de student dan direct kunnen toelaten tot de studentenpopulatie divers genoeg is. Alleen: dat mag nu wettelijk niet.
Waar kunnen we dan aankloppen om de selectie rechtvaardiger te maken? In elk geval bij de lokale selectiecommissies – die bepalen welke studenten toegelaten worden, en waarop ze beoordeeld worden. Kunnen deze commissies eigenlijk wel een diverse studentenpopulatie waarborgen? Hebben ze zelf bijvoorbeeld een diverse samenstelling? Dat is onduidelijk.
Dijkgraaf: ‘Onderwijsinstellingen moeten zich de vraag stellen of de wereld binnen hun muren een afspiegeling is van de samenleving, en of bepaalde groepen ontbreken. Vervolgens moeten ze actief nadenken over wat ze kunnen doen om juist die studenten te bereiken.’ Volgens hem is het alvast goed dat universiteiten en hogescholen vaker de wijken intrekken om toekomstige studenten op te zoeken voor wie het bezoeken van open dagen niet vanzelfsprekend is.
Als je je thuis voelt, presteer je beter
Ook als ze eenmaal zijn toegelaten, worstelen eerstegeneratiestudenten vaak met allerlei ongeschreven regels en financiële drempels.
Zelf kwam ik tijdens mijn studies met moeite rond en had ik verschillende baantjes die veel tijd opslokten. Lange teksten lezen vond ik lastig – thuis lazen we geen boeken of kranten. En een vraag stellen tijdens colleges? Moeilijk. Ik ben tweetalig opgevoed – Moluks en Nederlands – en mijn Nederlands was verre van goed.
Het begrijpen van de ongeschreven regels stelt je in staat om te begrijpen hoe dingen werken, om je comfortabel te voelen, om mee te doen. Onderzoek laat ook zien dat goed presteren sterk samenhangt met je thuis voelen.* Dit verklaart ook dat eerstegeneratiestudenten vaker uitvallen dan studenten die van huis uit wel de mores van de universiteit hebben meegekregen.*
Universiteiten hebben wel allerlei hulpbronnen en cursussen beschikbaar om studenten wegwijs te maken, maar die zijn niet altijd even zichtbaar. Daarom zijn (introductie)programma’s van belang.
Dijkgraaf ziet ook graag meer aandacht voor ‘soft skills’, bijvoorbeeld om een studentenkamer te vinden en om met tegenslag te kunnen omgaan. En ook erkenning van uitdagingen en uitwisseling van ervaringen zijn essentieel, leerde ik uit mijn gesprekken met andere eerstegeneratiestudenten. Dit kan zowel tussen (toekomstige) eerstegeneratiestudenten onderling als tussen andere studenten en medewerkers. Zo had ik verschillende mentoren tijdens mijn opleidingen met wie ik kon sparren over mijn loopbaan.
Onterechte verwachtingen bijstellen
Als er geen rolmodellen in de buurt zijn, dan is het extra aan de docenten om de universiteit toegankelijker te maken.
Volgens Dijkgraaf worden jongeren soms actief ontmoedigd: zij krijgen bijvoorbeeld te horen dat een bepaalde opleiding niet geschikt voor hen zou zijn. ‘In onze samenleving bestaan vooringenomen ideeën over wie wel en wie niet ergens thuishoort.’ Daarom moeten docenten uitkijken met aannames, zegt hij. Kloppen je verwachtingen van de student die voor je zit? Sta je ervoor open om die bij te stellen?
Als je jong en dus nog extra vormbaar bent, en van iemand met autoriteit hoort dat je iets wel of niet kan, dan is het niet gek dat je dit gaat geloven – zeker in een onbekende omgeving. Dat hoorde ik van vele eerstegeneratiestudenten die ik de afgelopen jaren sprak, en ik herken dit zelf ook.
In groep 8 kreeg ik het advies om naar vmbo-theoretische leerweg te gaan, maar mede dankzij het vertrouwen en de aanmoediging van twee docenten op mijn middelbare school haalde ik uiteindelijk mijn vwo-diploma. Een cliché, maar waar: docenten kunnen, júíst ook bij eerstegeneratiestudenten, een cruciale rol spelen door hun nieuwsgierigheid te prikkelen in een onbekende wereld.
Daar ligt overigens ook de kracht van eerstegeneratiestudenten: zij zijn pioniers die kloven overbruggen en verschillende sociale werelden verbinden. Zij zijn goed in het vertalen van theorie naar praktijk. Het zijn bruggenbouwers die in tijden van grote maatschappelijke uitdagingen hard nodig zijn om verschillende perspectieven met elkaar te verbinden.