We gaan de crises van onze tijd niet oplossen met ‘normaal doen’. Het is tijd voor magie, astrologie en andere rare ideeën
Al bijna drie decennia bestudeert hoogleraar Wouter Hanegraaff ideeën en stromingen die in de loop der eeuwen zijn afgekeurd als buitenissig, bizar en irrationeel: de esoterie. Juist in die intellectuele prullenbak van het Westen vinden we ideeën die we keihard nodig hebben.
‘Toen ik een jaar of tien was, ben ik paddenstoelen gaan verzamelen. Die hadden iets mysterieus. In Brabant, waar ik woonde, had je van die grote komkommerkassen: daar was het vochtig en warm, ideale omstandigheden. Dus dan fietste ik naar zo’n boer en zei ik: “Ik verzamel paddenstoelen, mag ik in uw kas kijken?” En dan antwoordde die boer altijd: “Je mag best kijken, maar ik werk hier al dertig jaar, en ik heb nooit een paddenstoel gezien.”’
‘En dan liep ik naar binnen, en daar stierf het van de paddenstoelen. Werkelijk overal, overal. Later kwam ik naar buiten met mijn verzamelkoffertje vol, en dan stond die boer te kijken: wat? In die tijd zaten de mensen op hun knieën te werken, hè, met hun neus erbovenop, maar ze zagen geen enkele paddenstoel. Zij zagen alleen komkommers.’
Aan het woord is Wouter Hanegraaff. Kijken naar wat anderen niet zien – of niet willen zien – is inmiddels al vijfentwintig jaar zijn vak. Sinds 1999 is hij hoogleraar in de Geschiedenis van de Hermetische Filosofie en Verwante Stromingen aan de Universiteit van Amsterdam, en schrijft hij gestaag aan een stapel boeken over esoterie.
Dat is, in zijn eigen woorden, ‘een verzamelnaam die we plakken op allerlei spirituele en filosofische stromingen die in de loop der eeuwen zijn weggezet als raar, gênant en niet-respectabel. Denk aan hermetica, new age, occultisme, paganisme, theosofie, gnosticisme, magie, astrologie... We hebben voor die ideeën geen enkel label dat niet neerbuigend klinkt: onze dominante cultuur beschouwt ze als zweverij, onserieus en niet-respectabel. Niet-wetenschappelijk.’
Als academicus moet Hanegraaff voortdurend een kloof overbruggen: zijn werk is de historische, empirische studie van precies die ideeën, tradities en praktijken die beweren verder te gaan dan de normale zintuiglijke ervaring. Het is de studie van het onbestudeerbare. Sommige thema’s zijn zo beladen dat het ‘academische zelfmoord’ is om erover te schrijven. Hanegraaffs missie is om ze respectabel te máken.
Want het zijn, denkt Hanegraaff, precies díé ideeën die we nu heel hard nodig hebben. ‘Ik stel vast dat de weg waar we nu op zitten ons naar verschillende crises geleid heeft. Geopolitiek, ecologisch, klimaat, mentale gezondheid. We zitten met een neoliberaal wereldbeeld dat weinig ruimte laat voor wat ons leven zinvol en betekenisvol maakt – en dat grote schade toebrengt aan mens en natuur. Hoe zijn we hier terechtgekomen? Hoe zijn we onze dominante denkbeelden normaal gaan vinden? Welke afslagen hebben we over het hoofd gezien?’
Het ongewone bestuderen is een manier om het gewone te ontmantelen. Pas als we snappen hoe we onze dominante denkbeelden ‘normaal’ zijn gaan vinden, kunnen we de norm kritisch bekijken, en gaan we andere mogelijkheden zien.
Alles wat ‘het Westen’ niet wil zijn
Waar onze norm precies vandaan komt, heeft Hanegraaff in zijn werk uitvoerig gereconstrueerd. ‘Generatie na generatie, eeuw na eeuw, hebben de dominante intellectuele en religieuze elites hun eigen identiteit gedefinieerd door “echte”, goedgekeurde westerse cultuur tegenover “het andere” te plaatsen.’
‘Aanvankelijk was de “ander” waartegen de dominante westerse cultuur zichzelf definieerde, het paganisme, oftewel het heidendom.’ Nadat het christendom dominant werd, kwamen er straffen op heidense gebruiken.
We hebben zulke grote delen van de rijkgeschakeerde westerse cultuur geamputeerd, weggelachen of verketterd
‘Alle drie de monotheïstische godsdiensten – jodendom, christendom en islam – zijn fel gekant tegen “afgoderij” en het idee van bezielde objecten; dat is het onoverkomelijke verschil tussen hen en “de heidenen”. Je mag geen beelden maken of afbeeldingen aanbidden, zoals heidenen doen. Alles wat daarmee geassocieerd wordt, komt in de hoek van bijgeloof, idolatrie en magie, en is negatief.’
Wie ideeën had die deden denken aan paganisme, was een ketter, en kon van de late oudheid tot de vroegmoderne tijd rekenen op gewelddadige vervolging. ‘Terwijl de hele christelijke theologie in feite van zulke ideeën doortrokken is.’
‘Veel later, in de tijd van de Reformatie, werden diezelfde polemieken tegen het katholicisme gericht. In de ogen van de protestanten waren dát ineens de heidenen met hun afgodsbeelden en hun rituelen.’ Vandaar de Beeldenstorm. ‘Het protestantisme ging zich nog nauwer definiëren, als anti-magie, anti-idolatrie, anti-katholiek; er was alleen nog maar het puur geestelijke, het Woord van God.’
‘Die manier van denken wordt vervolgens de basis van heel belangrijke aspecten van de Verlichting. We denken bij Verlichting aan rationaliteit, niet aan religie; maar die beweging staat op de schouders van het protestantisme. Alleen worden in het verlichtingsdenken die aspecten van de cultuur die doen denken aan paganisme niet langer gedemoniseerd, maar belachelijk gemaakt: je bent gewoon niet goed snik en niet goed opgeleid als je dat soort onzin serieus neemt.’
Verlichtingsfilosofen hamerden erop dat enkel zintuiglijke ervaring mocht tellen als basis van rationeel denken. Het gaat om harde, empirische, meetbare feiten. Allerlei andere domeinen, zoals ethiek, filosofie, theologie, en metafysica, gelden niet meer als geldige bron van kennis; op zijn best zien we ze als ‘soft’ en minderwaardig.
Deze ontwikkeling gaat nog steeds door; de afgelopen tien jaar misschien nog wel sneller dan eerst, merkt Hanegraaff. ‘Iedereen wil data; meten is weten. Kwantitatief onderzoek geldt als gouden norm; kwalitatief onderzoek delft het onderspit. Het is ongelooflijk wat we allemaal gaan kwijtraken op deze manier.’
Onze definitie van normaal en rationeel is dus het product van een millennialang proces van (religieus gemotiveerde) censuur.
Hanegraaff: ‘Het Westen heeft door de eeuwen heen een heel nauw zelfbeeld geschapen. Op basis daarvan is er zo veel níét gekopieerd, niet overgeleverd, op zwarte lijsten gezet, vernietigd. We hebben zulke grote delen van de rijkgeschakeerde westerse cultuur geamputeerd, weggelachen of verketterd. En daarmee hebben we ook hele delen van de werkelijkheid weggeschreven en gedemoniseerd. Er is zo veel meer dan je kunt zien.’
We zien alleen nog komkommers, terwijl het wemelt van de paddenstoelen.
Eerst het eigen ‘heidendom’ uitroeien, dan ‘primitieve culturen’ elders
Kijk je wel naar die paddenstoelen, dan levert dat een nogal ander beeld van de westerse cultuur op. ‘Neem het idee dat de westerse cultuur vooral wortelt in Noordwest-Europa. Fout! Waar kwam Jezus vandaan? Zijn we vergeten dat de kerkvader Augustinus een Noord-Afrikaan was?* De westerse cultuur wortelt in het hele Middellandse Zeegebied, nadrukkelijk ook in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.’
‘Of neem het idee dat Europa joods-christelijk is en dat de islam niet behoort tot het Westen, of zelfs onze grote vijand is. Nee, nee, nee! De islamitische wereld maakt volledig deel uit van dezelfde cultuur.’
De afkeuring van paganisme werd een perfect excuus voor kolonialisme en imperialisme
Maar waarom is die fictie over ‘het Westen’ een probleem? Omdat de culturele censuur die Hanegraaff beschrijft, gepaard gaat met veel geweld.
Wat begon als intern eurocentrisme – het afkeuren van delen van de eigen cultuur ten behoeve van andere – werd vervolgens het afkeuren van andere culturen, op basis van dezelfde voorkeuren. De christelijke aanval op het eigen ‘heidendom’ werd een westerse aanval op ‘primitieve culturen’ elders. Hoe meer het Westen ratio en wetenschap ging zien als de enige juiste benadering van de werkelijkheid, hoe sterker het argument om volkeren met een ander wereldbeeld uit te buiten en zelfs uit te roeien. De afkeuring van paganisme werd een perfect excuus voor kolonialisme en imperialisme, vertelt Hanegraaff.
‘De erfenis van dat kolonialisme ben je niet zomaar kwijt. Mij is weleens verweten dat ik me te veel richt op het Westen. Maar wil je bepaalde problematische trekken van het Westen oplossen, dan zul je moeten beginnen bij dat begrip, “het Westen”, zelf.’
‘Het is niet genoeg om niet-westerse stemmen aan de canon toe te voegen; ook de ten onrechte verwaarloosde westerse stemmen moeten weer worden toegevoegd. Om het grote project van dekolonisatie te laten slagen, moet eerst de onderdrukker worden bevrijd van zichzelf.’ Pas als het Westen zich verlost van een geamputeerd, benauwend en aantoonbaar onjuist zelfbeeld, kan het zichzelf opnieuw uitvinden en anders in de wereld staan, zegt Hanegraaff. ‘Met deconstructie ben je er niet. Het Westen heeft een reconstructie nodig, op betere fundamenten.’
Hier is geen taal meer voor
Hanegraaff spreekt, als hij diep genoeg in de materie duikt, vaak met Latijnse of Oudgriekse woorden. Soms maakt hij er neologismen van. ‘Noëticeren’ bijvoorbeeld, dat zoiets betekent als ‘iets opmerken met je mystieke of spirituele intuïtie’, en dat hij afleidt van het Griekse ‘nous’; dat is een vorm van waarneming waar we nu geen woord meer voor hebben, omdat we hebben geleerd dat zoiets niet bestaat. Er is geen taal meer voor.
Die oude woorden voor een verloren zienswijze doen denken aan ‘Oldspeak’ uit George Orwells beroemde dystopische roman 1984. Het oude Engels is daarin vervangen voor ‘Newspeak’, de verplichte nieuwe taal waaraan het totalitaire regime nieuwe woorden heeft toegevoegd, zoals ‘thoughtcrime’ (de misdaad van afwijkend denken) en ‘unperson’ (iemand die geëxecuteerd en uit de geschiedenis gewist is). Tegelijk zijn ongewenste concepten, zoals ‘vrijheid’, uit de taal geschrapt, zodat je niet eens meer iets kunt denken dat het regime onwelgevallig is.
Er zijn dingen waar we geen taal meer voor hebben. Maar wellicht zijn die concepten die in het verleden ongewenst zijn verklaard, nu juist heel hard nodig.
Morrelen aan het normale
‘Met nóg meer kwantificeren en nóg meer van hetzelfde neoliberale denken komen we niet uit de crises waar dat denken ons in heeft gestort.’ Of, in de woorden van Audre Lorde: ‘The master’s tools will never dismantle the master’s house.’
‘Mijn vakgebied is een hele kist vol afgedankt gereedschap – het bevat precies die materialen die niet the master’s house hebben gebouwd. En daarom kan het nieuwe kansen bieden, zijlicht werpen, doorkijkjes geven, je op ideeën brengen die je helemaal niet kent.’
‘Het punt is niet dat er ergens een esoterische stroming bestaat die alle antwoorden heeft. Mijn vakgebied biedt niet per se antwoorden, het biedt instrumenten. Het kan ons emanciperen.’ Queering normality, zo zou je zijn missie kunnen omschrijven. ‘En ik denk dat we dat nodig hebben. Want aan normaal doen gaan we momenteel met zijn allen ten onder.’
‘Het idee dat er geen alternatief zou zijn voor onze huidige neoliberale samenleving is het meest deprimerende dat ik me voor kan stellen’, zegt Hanegraaff. ‘Er zijn alternatieven, en dat zijn serieuze alternatieven. Dat is de belangrijkste boodschap die ik zou willen uitdragen.’
In feite is Hanegraaff een historicus die ons andere mogelijke toekomsten wil aanreiken.
Hij citeert de Oostenrijkse dichter Rainer Maria Rilke. ‘Is het mogelijk dat men nog niets werkelijks en belangrijks gezien, erkend of gezegd heeft? Is het mogelijk, dat men duizenden jaren tijd heeft gehad, te kijken, na te denken en op te tekenen, en dat men de duizenden jaren heeft laten voorbijgaan als een schoolpauze, waarin men zijn boterham eet en een appel? Ja, het is mogelijk. Is het mogelijk, dat men ondanks uitvindingen en vooruitgang, ondanks cultuur, godsdienst en wereldwijsheid aan de oppervlakte is gebleven? […] Ja, het is mogelijk. Is het mogelijk, dat de hele wereldgeschiedenis verkeerd begrepen is? Is het mogelijk, dat het verleden foutief is…? Ja, het is mogelijk.’*
Om de norm te ontmantelen, moeten we leren kijken naar wat we over het hoofd hebben gezien. We moeten paddenstoelen gaan zoeken tussen de komkommers.