Nederland efficiënt met ruimte? Dat kan veel beter
Groene gebieden in Nederland worden in razend tempo volgebouwd met woonwijken, distributiecentra en spoorlijnen. Maar wie bepaalt eigenlijk waar de ruimte die er nog is aan wordt opgeofferd? Dat blijkt meer een kwestie van politieke keuzes dan van noodzaak.
Wie weleens vanaf Schiphol met een vliegtuig is opgestegen, kent het beeld. Rechthoekige weilanden, keurig naast elkaar. Een typisch Nederlands patroon.
Op internet is binnen een paar muisklikken op te zoeken van wie elk stukje is. Wat er gebouwd mag worden. Of dat er juist niets mag komen te staan. In zo’n land kán het niet anders dan dat er zorgvuldige beslissingen worden genomen over de indeling van de ruimte.
Tenminste, dat dacht ik altijd. Totdat ik onlangs een schrikbarend getal tegenkwam. Per dag wordt er in Nederland bijna tien hectare groen gebied – landbouwgrond of natuurgebied – bebouwd. Dat komt neer op zo’n twintig voetbalvelden – per dag dus.
Dat blijkt uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), dat de veranderingen in het ruimtegebruik tussen 2000 en 2018 bestudeerde. Afgezet tegen de oppervlakte van Nederland neemt het gebruik van ruimte voor bijvoorbeeld woonwijken en bedrijventerreinen hier het snelst toe van alle EU-landen. En ook als het gaat om het absolute aantal vierkante meters staat Nederland hoog in de ranglijsten. Op de zesde plaats, nog vóór Portugal, Zweden en Hongarije.*
In hoog tempo worden vierkante meters grond opgeslokt
Je zou kunnen denken: logisch dat er in hoog tempo wordt gebouwd. Nederland is het op één na dichtstbevolkte land van de EU, en het aantal inwoners groeit nog steeds. Steeds meer mensen wonen alleen, waardoor het aantal huishoudens nóg verder stijgt. Als het aan het kabinet ligt, moeten er daarom tussen nu en 2030 zo’n 900.000 woningen bij komen.*
De bewoners van de nieuwe woonwijken moeten van huis naar hun werk kunnen reizen, en op bezoek kunnen bij vrienden en familie. Behalve voor huizen is er dus ook extra ruimte nodig voor wegen en spoorlijnen. Ook moet Nederland overstappen op duurzame energie, waarvoor windmolens en zonneparken nodig zijn. En dan zijn er ook nog havens, vliegvelden en datacentra die uitbreiden of gebouwd moeten worden.
De conclusie lijkt voor de hand te liggen: het kán niet anders dan dat al deze dingen in hoog tempo vierkante meters opslokken.
Maar wie in de cijfers duikt, ziet dat het zo simpel niet is. Want waarvóór de schaarse Nederlandse ruimte precies wordt gebruikt, is meer een kwestie van politieke keuzes dan van noodzaak. Keuzes bovendien waarbij de behoefte om geld te verdienen vaak voorrang krijgt boven andere belangen, zoals die van een gezonde bodem.
Er zijn te veel eengezinswoningen: kleiner bouwen, luidt het devies
Het grootste oppervlak aan groen gebied dat tussen 2000 en 2018 werd bebouwd, zo’n 110 vierkante kilometer, oftewel een lap grond die iets groter is dan de gemeente Utrecht, veranderde in stedelijk gebied. Daar vallen woningen onder en alle voorzieningen die erbij horen, zoals winkels, scholen en kantoren.
Iedereen is het erover eens dat nieuwe huizen noodzakelijk zijn. Maar hóé woonwijken worden gebouwd en ingericht, is een ander verhaal. ‘We verspillen nog steeds ontzettend veel ruimte’, zegt Jannemarie de Jonge, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving.
De Jonge maakt deel uit van een brede groep planologen, architecten en adviseurs die vinden dat er te veel grote woningen bij komen in Nederland. Op dit moment zijn zo’n vijf miljoen van de ongeveer acht miljoen woningen eengezinswoningen.* En dat terwijl twee derde van de huishoudens uit één of twee personen bestaat.* En ook voor de komende jaren zijn er behoorlijk wat eengezinswoningen gepland.
Sinds 1980 is het oppervlak aan logistiek vastgoed verviervoudigd
Kleiner bouwen dus, luidt het devies van de Rijksadviseur. En bouwen bínnen de bestaande steden en dorpen. Vooral in wijken die gebouwd zijn tussen 1950 en 1980 is vaak nog veel ruimte voor nieuwe woningen. Architectenbureau KAW berekende een paar jaar geleden dat er daar nog bijna 500.000 woningen bij zouden passen. Een andere mogelijkheid is om woningen te splitsen en extra verdiepingen op bestaande woonblokken te bouwen. Dat zou nog eens ruim 200.000 woningen kunnen opleveren.
Ook het delen van ruimtes kan een oplossing zijn. Gemeenschappelijke woonkamers, tuinen, wasmachines of logeerkamers besparen ruimte, en dragen ook nog eens bij aan de oplossing van een ander probleem: eenzaamheid. Wat ook enorm kan schelen: minder parkeerplaatsen verplicht stellen per woning.
Nederland staat vol met platte dozen om al onze online bestellingen in op te slaan
Volgens De Jonge en haar medestanders kan het bouwen van woningen dus een stuk slimmer. Maar, zegt David Evers, die het onderzoek van het PBL leidde, de bouw van woonwijken is niet eens de opvallendste oorzaak van het verdwijnen van groen gebied. De toename aan stedelijk gebied in Nederland is naar verhouding vergelijkbaar met de toename in andere landen.
Wat veel meer opvalt: de groei van het oppervlak aan bedrijventerreinen en industriegebieden. Tussen 2000 en 2018 was dat bijna 80 vierkante kilometer, oftewel iets meer dan drie keer de gemeente Leiden. ‘Dat is meer dan in andere Europese landen’, zegt Evers.
Wat er precies op die bedrijven- en industrieterreinen staat, is niet terug te vinden in de data van het PBL. Wat wel bekend is: de afgelopen decennia zijn er ontzettend veel distributiecentra bij gekomen in Nederland. Grote fabriekshallen waar spullen in staan opgeslagen.
Deze gigantische platte dozen zijn het gevolg van online bestellingen, maar óók van beleid dat Nederland sinds de jaren tachtig tot ‘distributieland’ maakte. Schiphol en de Rotterdamse haven gelden sindsdien als toegangspoorten tot Europa. Sinds 1980 is het oppervlak aan logistiek vastgoed verviervoudigd, tot maar liefst 80 vierkante kilometer nu.*
De laatste jaren klinkt er steeds meer kritiek op de functie van Nederland als mainport. De doorvoer van goederen zou maar beperkt economische waarde opleveren, en de ‘verdozing’ gaat ten koste van het landschap.
Grond bebouwen betekent geld in de gemeentekas
Onderzoeksplatform Investico dook twee jaar geleden in de vergunningen voor de distributiedozen, en ontdekte dat opvallend veel vergunningen voor het bouwen ervan worden verstrekt door gemeenten in geldnood. De verkoop van de grond en de jaarlijkse inkomsten uit de onroerendezaakbelasting zijn voor deze plaatsen een welkome aanvulling op de begroting.
Als een gemeente de bestemming van een stuk grond verandert van landbouw naar bedrijventerrein, wordt de waarde ervan soms wel dertig keer zo hoog. Die winst gaat niet direct de gemeentekas in; de gemeente heeft een groot deel van het geld al uitgegeven aan de infrastructuur voor het nieuwe bedrijventerrein, zoals de aanleg van wegen en lantaarnpalen.
Toch loont het voor gemeenten om grond te laten bebouwen, bijvoorbeeld omdat er bij de verkoop geld overblijft voor de bouw van een zwembad of bibliotheek. Ook een veelgenoemde reden om nieuwe bedrijventerreinen aan te leggen: daardoor ontstaan nieuwe banen, die weer inwoners aantrekken.
Volgens Evers van het PBL past die prikkel om te bouwen in een breder patroon. ‘Voor de meeste gemeenten betekent groei iets goeds, het betekent dat je succesvol bent’, zegt hij. Bovendien, voegt hij toe, is dit waar de planologie en de bouwsector op gericht zijn: plannen en bouwen in nieuwe gebieden. Ze zijn gericht op groei.
Wat daarbij vaak buiten beeld blijft, is de waarde van groen gebied; een waarde die niet goed uit te drukken is in economische groei. Maar die daarom niet minder zwaar zou moeten wegen.
Het allerslechtst voor de kwaliteit van de bodem? Erop bouwen
Groen gebied is namelijk nodig voor een goede bodem. ‘De bodem is een dunne laag van een meter of minder. Een soort huidlaag rond de aarde, die maakt dat wij kunnen leven zoals we leven’, zegt Wim van der Putten, afdelingshoofd landecologie bij het Nederlands Instituut voor Ecologie in Wageningen. Dankzij de bodem is er biodiversiteit, en kunnen mensen voedsel produceren.
Er zijn veel oorzaken voor de achteruitgang van de bodem, zoals de intensieve landbouw. Maar het állerslechtst is het bebouwen van grond
Op dit moment holt de kwaliteit van de bodem achteruit.* En dat heeft allerlei negatieve effecten: het vermindert bijvoorbeeld de kracht van de bodem om water vast te houden na een hevige regenbui. En als veengrond wordt drooggepompt om er koeien te laten grazen of huizen neer te zetten, oxideert het veen en komt er CO2 in de lucht terecht.
Er zijn veel oorzaken voor de achteruitgang van de bodem, zoals de intensieve landbouw. Maar het állerslechtst, zegt Van der Putten, is het bebouwen van grond. ‘Als je landbouwgrond uit productie neemt, heb je na ruim tien jaar weer een bodem die redelijk natuurlijk functioneert. Daar doen we onderzoek naar’, zegt hij. ‘Maar als je er een gebouw op zet, is dat niet zo makkelijk terug te draaien.’
Het Europees Parlement vindt ook dat de bodem gezonder moet worden. Het heeft daarom een wet aangenomen die lidstaten moet verplichten om de kwaliteit van de bodem te monitoren, om zo uiteindelijk tot duurzamere manieren te komen om met de bodem om te gaan. Een van de dingen die lidstaten in de gaten moeten houden, is de hoeveelheid groen gebied die ze (laten) bebouwen.
De wet bevat alleen geen verplichting om de bebouwing aan banden te leggen, zoals in een eerder beleidsdocument, de Europese Bodemstrategie, wel het geval was. Maar in een land als Nederland, waar tot nu toe maar weinig mensen weten hóé snel groen gebied verdwijnt, kan het wetsvoorstel in ieder geval een welkome wake-up call zijn.
Het kán wel: huizen bouwen die de bodem sparen
De nieuwe coalitie wil – net als de vorige – ‘toekomstbestendig’ bouwen.* Daarbij moeten ruimtelijke ordenaars rekening houden ‘met water, bodem, landschap en stedenbouwkundige kwaliteit’. Het stijgende water wordt al steeds meer meegenomen in bouwplannen, zegt Rijksadviseur De Jonge. ‘Maar de aandacht voor de bodem komt er nog bekaaid vanaf.’
Er zijn ontzettend veel ideeën voor groene, natuurinclusieve wijken. Maar waar het bijvoorbeeld mogelijk is om een stad te bouwen waar tóch sprake is van een grote biodiversiteit, of waar de straten zo zijn ontworpen dat water in de bodem kan zakken, is het beschermen van de grond nog niet zo makkelijk.
De Jonge is enthousiast over de plannen voor een nieuwe wijk in het Brabantse Oirschot, waarbij de fundering van huizen maar op een paar punten de grond raakt. Bouwen op een manier die goed is voor de bodem kán dus wel. Maar er is nog te weinig over bekend.
Vanuit de lucht mag Nederland eruitzien als een keurig raster; wie op de grond gaat kijken, vindt eerder een wirwar aan keuzes. Keuzes bovendien waarbij de kwaliteit van de bodem het vaak aflegt tegen de behoefte om geld te verdienen. En dat terwijl er de komende decennia veel te doen is: Nederland moet in de toekomst bestand zijn tegen het stijgende water en de toenemende droogte. Er moeten voldoende huizen zijn, banen, ruimte om duurzame energie op te wekken.
De zojuist vertrokken woonminister Hugo de Jonge (CDA) heeft op de valreep nog een voorlopig plan gepresenteerd voor de toekomstige inrichting van Nederland. Daarin is sprake van een netwerk van dorpen en steden, zodat niet alleen de Randstad, maar ook de regio’s zich ontwikkelen; een transitie van de landbouw, met andere gewassen en minder dieren; en een centrale rol voor het water en de bodem.
Het is de vraag wat de nieuwe minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Mona Keijzer (BBB), met de plannen gaat doen. In ieder geval is het haar taak om een antwoord te vinden op de kluwen aan ruimtelijke vraagstukken, binnen de ruim 40.000 vierkante kilometer die Nederland klein is.