Spiritualiteit kan de wonden van de slavernij helpen helen

Tijdens Keti Koti staan we stil bij de verbroken verbanden die slavernij heeft veroorzaakt: de families die uit elkaar gerukt werden, en de tradities en cultuur die tot slaaf gemaakte mensen kwijtraakten. De Afro-Surinaamse religie winti kan helpen deze verbanden te herstellen, zegt wintipriester Marian Markelo.
Okomfo Nana Efua Markelo is indrukwekkend: een rijzige vrouw die zich fysiek noch geestelijk kleiner maakt dan ze is. Haar manier van spreken – bewust, bezwerend – klinkt bijna als de declamatie van een bestaande tekst.
Ze werd in 1956 in Suriname geboren, niet als Nana Efua, maar als Marian Marijke Markelo. Aan het begin van ons gesprek, in een café aan het Amsterdamse Oosterpark, vraag ik haar naar de betekenis van haar gekozen naam.
‘Okomfo betekent wintipriester’, legt ze uit. ‘Efua betekent ‘op vrijdag geboren’. En Nana is een Afrikaanse waardigheidstitel voor een wijze, oudere persoon, waar andere mensen bij te rade gaan.’
En Nana is ze. Als wintipriester verzorgt Markelo, naast vele andere werkzaamheden, al ruim twintig jaar het plengoffer tijdens Keti Koti, de jaarlijkse nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij.
Tijdens Keti Koti vieren we gebroken ketenen, maar we betreuren ook de verbroken verbanden die slavernij veroorzaakt heeft: de families die uit elkaar gerukt werden, en de tradities en culturen die tot slaaf gemaakte mensen kwijtraakten.
Spiritualiteit, en met name de Afro-Surinaamse godsdienst winti, biedt manieren om die verbanden te herstellen, vertelt Markelo. En ook de Nederlandse samenleving als geheel kan baat hebben bij de waarden van winti. Met name om af te rekenen met de uitsluiting die sinds de slavernij doorwerkt in de maatschappij.
Winti is een religie, maar ook een cultuur
Om dat te begrijpen, moeten we eerst snappen wat winti is.
Markelo: ‘Toen onze voorouders gedwongen te werk werden gesteld op de plantages in Suriname, namen ze uit hun diverse religies in West-Afrika kennis en kosmologische inzichten mee. Die hebben ze tot een geheel gesmeed, en zo hebben ze winti gemaakt. Winti kent een schepper die mannelijk én vrouwelijk is: Anana Keduaman Keduampon.’
Winti is dus een religie, maar wellicht is ‘cultuur’ een beter woord, want winti structureert allerlei domeinen van het dagelijks leven: voeding, relaties, fysieke en mentale gezondheid, en de blik op de wereld.
Een belangrijk begrip is sè (of kra). ‘Dat is je ziel, maar ook de ziel in het algemeen. Je sè of kra is een stukje god in jou.’
Winti is ecologie!
Daarnaast zijn er wezens die de mens bijstaan, de winti. ‘Keduaman Keduampong heeft de winti gesitueerd in de verschillende onderdelen van de natuur: winti van de lucht, van de aarde, van het water, en van het bos. Elke winti is verantwoordelijk voor diens eigen domein, in samenspraak met de mens.’

De hulp van de winti kent wel een voorwaarde: goed zorgen voor de aarde. Markelo: ‘Anders breng je het voortbestaan van de mens, en dat van alle planten en dieren, in gevaar. Als we rituelen verrichten, oogsten we daarom nooit meer kruiden dan we nodig hebben. We gebruiken niet te veel water. We verspillen niets. De mens is het kleinste onderdeel in de natuur, en moet respect tonen voor de natuur. Winti is ecologie!’
Wat als de mens wél meer pakt dan hij nodig heeft? Dan gebeuren er natuurrampen in die gebieden, zegt Markelo. ‘Dat is toch logisch? Het evenwicht is verstoord.’
Het belang van voorouders
Tot slot hebben de voorouders een belangrijke plek in de winti-kosmologie, vertelt Markelo. ‘Zij worden ook wel onze levende doden genoemd, want het deel van hun ziel dat hun levenservaring heeft meegenomen, heeft vanuit het dodenrijk contact met ons. Wij weten dat onze voorouders niet alleen fysiek in ons aanwezig zijn, in ons DNA, maar ook mentaal. Zij hebben rijk erfgoed voor ons achtergelaten: spiritualiteit, allerlei vormen van kennis, voeding… Alles.’
Zonder voorouders zou je hier niet zijn; je bént hier dus ook niet zonder hen. ‘We starten geen enkele activiteit zonder hen te betrekken, hun advies te vragen of hun zegen af te smeken. Ik hoef hier alleen maar te zitten, zo’, zegt ze en kijkt even van me weg, knijpt haar ogen wat toe. ‘Oké, oma, ik heb hier straks Bregje op bezoek. Geef mij de juiste woorden om alle vragen goed te beantwoorden.’ En, weer naar mij: ‘En dan ben ik klaar. Ze zijn er. Want ik ben er.’
Een voorouder kan bezit van je nemen, vertelt Markelo. ‘Maar hij of zij kan je bijvoorbeeld ook begeleiden om een boekwinkel in te stappen, en je leiden naar een boek waarvan je denkt: “O ja!” Dat is ook voorouderwerk. Het werkt via intuïtie.’
Europeanen – en iedereen die door hen is beïnvloed – zijn geneigd om dat gevoel te onderdrukken, zegt ze. Het wordt door hen gezien als een onderbuikgevoel, en dat telt niet mee. ‘Nou, het moet wél meetellen. Als je zo’n gevoel hebt, moet je erbij stilstaan: wat is de boodschap? Een balans tussen hoofd, hart, en buik maakt dat je benen je op de goede weg dragen.’
De wond van slavernij
Het is schadelijk als vooral het hoofd domineert, weet Markelo. ‘Het maakt je wereld klein. Het zorgt dat je wereld eigenlijk alleen maar is gericht op je eigen belangen, je eigen perspectief. Het creëert een disbalans in onze relatie met de natuur en alle dingen om ons heen. Wanneer denken het eerste en enige is, en iemand anders niet denkt zoals jij, dan is die persoon niet jouw bondgenoot. Wat je deelt verdwijnt uit zicht, of: wat je moet delen. Als je niet kunt zien dat jij een schakel bent in het grote geheel, en dat we elkaar nodig hebben, dan loop je de kans dat je anderen achterlaat.’
Winti, zo wordt me keer op keer duidelijk, legt de nadruk op verbanden. Met de natuur en met familieleden – zelfs dode en toekomstige. Wat jij doet, kan invloed hebben op je neef, en op je ongeboren kleinkind. Dat schept sterke banden van wederzijdse verantwoordelijkheid.
Precies op die verbanden heeft de slavernij zo ingehakt. ‘Slavernij is een onderbreking van de samenhangende structuren van zwarte mensen. Dáárom is slavernij een wond. Als ik een mes neem, en ik snijd mijn huid, dan is er een wond, want er is iets verbroken. De wond van slavernij is het uit elkaar halen van de samenhang: van hele gezinnen, van een cultuur, religies, systemen.’
Die verbroken samenhang is tot op de dag van vandaag nog niet hersteld; en de schimmige reputatie van winti is daar een kernachtig voorbeeld van.
Winti wordt al eeuwen met argwaan bekeken
De Nederlandse koloniale macht beschouwde winti als gevaarlijke ‘afgoderij’, en vervolgde deze religie.*
Aanvankelijk werden vooral de meer in het oog springende elementen onderdrukt; heilige plaatsen en voorwerpen werden vernietigd, en bepaalde praktijken werden verboden. Zo bestrafte de koloniale machthebber vanaf 1776 de Watramamadans, een rituele dans voor de waterwinti, met zware geseling.
Het einde van de slavernij bracht niet per se goed nieuws voor winti; de repressie werd juist extra verankerd in de wet. En in plaats daarvan werd het christendom naar voren geschoven.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd kerstening overheidsbeleid. Met het einde van de slavernij in het vizier greep men, in de woorden van de Surinaamse antikoloniale schrijver Anton de Kom, ‘naar de bijbel om op spirituele gronden dezelfde gehoorzaamheid aan te kweken.’
In 1874 – dus vlak na de afschaffing van de slavernij – werd ‘afgoderij’ in zijn geheel strafbaar gesteld voor de wet,* waarbij winti expliciet als zodanig werd betiteld. Deze wet werd pas in 1971 opgeheven.

‘Tot op heden wordt in christelijke kerken op winti afgegeven’, zegt Markelo. ‘Als men weet dat de belijders in een kerk aan een wintiritueel meedoen, dan hebben die mensen een probleem. Wanneer ik straks het plengoffer breng op Keti Koti, dan heeft de dominee het later die middag over mij in de kerk. “Die Markelo, die is weer afgodisch bezig geweest, heeft weer demonen aangeroepen terwijl ze God moet aanroepen…”’
Dat zo veel mensen nog argwanend of afwijzend tegenover winti staan, maakt het ook moeilijk te zeggen hoeveel mensen winti beoefenen.
Rehabilitatie van de religie is nodig, aldus Markelo. ‘Want winti afwijzen is je Afrikaanse spirit afwijzen. Dat is niet goed voor je mentale welzijn.’
Ook de Nederlandse spiritualiteit moet veranderen
Rehabilitatie van de winti is niet het enige wat Markelo bepleit; ook aan de Nederlandse spiritualiteit moet iets veranderen.
‘De uitsluitingsmechanismen die dit land kent, moeten overboord. En dat zijn er veel. Mensen worden ongelijk behandeld in de gezondheidszorg, op het werk, op basis van seksualiteit… Wanneer je dat doet, maak je mensen mentaal kapot. Dan zaag je aan hun spirituele poten. Economische en maatschappelijke uitsluiting hebben een spirituele weerslag, want de mens is een vervlechting van body, mind en soul.’
Onrecht snijdt in je ziel, en andersom moet de ziel ook meedoen in het repareren daarvan. ‘Wil je een harmonieuze toekomst in Nederland hebben, dan moet er aan de basis van de systemen van dit land een spirituele heroriëntatie komen.’
Spiritualiteit is voor Markelo een instrument voor transformatie, zowel individueel als maatschappelijk.
Nadat de koning excuses aanbood voor het slavernijverleden, en vergiffenis vroeg voor de rol van zijn voorouders daarin, sprak Markelo op de radio over de belangrijke rol die winti moet hebben in het helingsproces.* Winti, zei ze, is ‘het fundament van waaruit we moeten vertrekken om de toekomst die voor ons ligt in gemeenschappelijkheid, in solidariteit en in vertrouwen in te stappen’.
Wat bedoelt ze daarmee? ‘Kijk, winti gaat over goed moreel besef. Iemand van de winti zal zich nooit wagen aan wisi, negatieve magie, want als je dat doet, breng je een negatieve energie in je bloedlijn. Het wordt een eeuwige vloek, of kunu. De intergenerationele kosten van immoreel gedrag zijn hoger dan de baten, ja, zeker weten. En de voorvader die aan wisi heeft gedaan, wordt op een zeker moment, wanneer zijn nageslacht het niet meer kan dragen, ter verantwoording geroepen.’
Door vergiffenis te vragen, heeft de koning impliciet de kunu van zijn familie erkend, zegt Markelo. ‘Hij heeft het lef gehad om zijn hart te openen. Hij toonde kwetsbaarheid en moed. Hij heeft erkend dat wat de Oranje-Nassaus hebben gedaan, niet kon. Misschien weet hij het niet zoals ik het weet, maar slavernij heeft karmische effecten. De koning zat met de lusten van de slavernij, maar door vergiffenis te vragen gaf hij onbewust aan dat er ergens ook voor hem lasten zijn.’
Wat komt er na vergiffenis?
Is vergiffenis een stap in het helingsproces? vraag ik Markelo. ‘Ja. Vergiffenis maakt ruimte om samen te leren, te verbinden, en om aan een andere samenleving te werken’, zegt ze. ‘Als wij, de nazaten van tot slaaf gemaakten, die vergiffenis uitspreken, dan is dat een hele grote, zware, beladen handeling.’
‘In feite heeft de koning ons aan het werk gezet. Nu moeten we nadenken: Willen we de familie van Oranje-Nassau vergeven? Waarom? Wie gaat die vergiffenis uitspreken, wie gaat hem ontvangen, met welke voorouders spreken we en hoe gaan we hen consulteren?’

‘Maar stel, we hebben vergeven, wat dan? Hoe ga ik mijn genezingsproces voltooien? Ik zit straks nog steeds met een gezondheidszorg die mij ongelijk behandelt, bijvoorbeeld.* We zitten met ex-koloniale mogendheden die niet willen praten over herstel. We moeten uitkijken dat we de koning en andere witte mensen niet helpen met hun eigen sores, zonder dat er daadwerkelijk een plan is voor heling.’
Kortom, met een ritueel zijn we er volgens Markelo niet; het herstel van de wonden die de slavernij geslagen heeft, mag geen papieren werkelijkheid zijn.
Neem geen genoegen met hemelse schatten
Spiritualiteit en het materiële zijn in Markelo’s ogen onlosmakelijk verbonden. Ook dat is een les uit de geschiedenis van religie in Suriname.
‘De Evangelische Broedergemeente, de kerk waar veel Surinamers toe behoren, heeft onze voorouders geleerd dat ze geen aardse schatten moeten vragen. Weet je, families in Suriname hebben hun grond aan het bisdom van Paramaribo gegeven, want dát heeft de kerk ze geleerd. Toen mijn overgrootvader de plantage kocht waar zijn ouders als slaaf hadden gewerkt, was het eerste wat hij deed een kerk bouwen. Vandaag staat die plantage onder water, er is nooit iets aan de afwatering gedaan. Want we hoefden die aardse schatten niet te hebben. Zo zijn mensen geïndoctrineerd en dom gehouden. Maar de kerk, die is rijk!’
Laat je dus niet afschepen met ‘enkel’ geestelijke geneugten, waarschuwt ze. ‘Ik vind het belangrijk om beide te prediken: zorg dat je kunt werken, dat je inkomen hebt, dat je goed voor jezelf zorgt. Kijk, ik ben wintipriester, maar ik reed de mooiste auto’s hoor. Mooie sieraden. Ja! Het hoort erbij.’ Ze lacht hartelijk. ‘Zolang ik anderen niet benadeel, en zolang ik anderen ondersteun om het ook voor zichzelf te creëren.’
Wintispiritualiteit, zo wordt me duidelijk, staat nooit los van actie. Dat spreekt ook uit het antwoord dat Markelo me geeft als ik haar voorleg dat er hier in Nederland ook ooit een godsdienst was die deed aan voorouderverering en geloofde in natuurgoden, en die met geweld is weggevaagd door de christelijke kerk. Is er een manier waarop witte Nederlanders dat soort wereldvisie nieuw leven in kunnen blazen?
‘Mijn manier om alternatieve wereldvisies nieuw leven in te blazen, is om ze zelf te leven.’ Ze somt op: ‘Leef een moreel waardig leven, leef een spiritueel goed leven, houd rekening met Mama Aisa, betrek je voorouders, zorg goed voor jezelf, en doe je ding.’