Hoe ontwikkelt geluk zich tijdens een mensenleven?

Een specifiek antwoord op deze vraag wordt al jarenlang steeds opnieuw herhaald. Versimpeld gezegd: mensen zeggen dat ze het gelukkigst zijn vóórdat ze kinderen krijgen, en nadat de kinderen het huis uit zijn.

Maar als ze kleine kinderen hebben, daalt het geluk van mensen. Je wordt gewoon minder gelukkig wanneer je kinderen krijgt. Dat fenomeen noemt men de happiness gap – de gelukskloof – en wordt Nieuwsmedia en experts vertellen er

Het bezwaar tegen de gelukskloof is meestal dat het misschien wel zo kan zijn dat de zelfverklaarde levensvreugde – of het geluk – midden in de kinderdrukte daalt, maar daar staat tegenover dat er niets zinvollers bestaat dan het krijgen van kinderen.

Een paar jaar van je leven wissel je geluk in voor zingeving.

Toch bestaat er ook een ander bezwaar tegen de gelukskloof, waarover je zelden hoort – namelijk dat die helemaal niet bestaat. Of preciezer: hij Ja, in de Verenigde Staten worden mensen minder gelukkig wanneer ze kinderen krijgen. Hetzelfde geldt voor Groot-Brittannië en Nederland. En voor Denemarken, waar ik vandaan kom.

Maar in andere landen – Zweden, Noorwegen en landen in Zuid-Europa – stíjgt het geluk van mensen juist als ze kinderen krijgen. In die landen bestaat helemaal geen gelukskloof.

Dus wat is hun geheim? Dat heeft te maken met hóé er wordt gewerkt.

Werken maakt gelukkig (soort van)

Het is een van de grote discussies van deze tijd: hoeveel moeten we werken?

En hóé moeten we werken? De regering ziet graag dat we wat meer werken, Anderen schrijven boeken over uit de ratrace stappen, naar het platteland verhuizen en heel anders werken. Ons werk – en ons gezinsleven – is in toenemende mate een politiek slagveld.

Maar, zegt Michael Birkjær, politicoloog en jarenlang geluksonderzoeker: we interpreteren de relatie tussen werk en geluk verkeerd. ‘We moeten een aantal heel fundamentele zaken over ons werk opnieuw bezien.’ Dat houdt in hoge mate verband met de reden dat Zweden en Noren gelukkiger worden als ze kinderen krijgen, terwijl voor hun buren, de Denen, het omgekeerde geldt.

Maar voor we daaraan toekomen, moeten we eerst een aantal basisprincipes over werk en geluk helder krijgen.

In de allereerste plaats: word je überhaupt gelukkiger van werk hebben dan van geen werk hebben? ‘Het duidelijke antwoord op die vraag luidt “ja”’, zegt Birkjær.

En dat komt hoofdzakelijk doordat onvrijwillige werkloosheid vaak een bron van onwelzijn is. In zijn onderzoek noemt hij het verschijnsel scarring – littekenvorming. Wanneer je heel lang werkloos bent, Dat betekent dat je – ook als je al jaren niet meer werkloos bent – nog steeds sporen met je mee kunt dragen uit de periode dat je werkloos was. ‘Je ongenoegen verdwijnt gewoon niet helemaal’, zegt Birkjær. Het nestelt zich in je. Het kost tijd voordat de littekens zijn genezen.

Die langdurige littekens zijn het gevolg van de culturele normen en het stigma dat gepaard gaat voegt hij eraan toe. Maar ze komen ook doordat het arbeidsleven voor veel mensen eenvoudigweg

Dus ja. Het ís in het algemeen goed voor mensen om werk te hebben. Tenzij je er vrijwillig voor kiest om geen werk te hebben – bijvoorbeeld om

Verschillende soorten geluk

Als je verder kijkt naar wanneer we wel of niet gelukkig zijn op ons werk – of het er simpelweg naar ons zin hebben of niet – is het belangrijk om vast te stellen dat geluk niet alleen maar geluk is. Onderzoekers werken met drie soorten geluk, dat ze op drie verschillende manieren meten.

De eerste vorm van geluk is – de door jezelf ervaren levensvreugde. Hiervoor sturen mensen als Michael Birkjær vragenlijsten naar een heleboel mensen die vervolgens op een schaal van 0 tot 10 antwoorden hoe tevreden ze met verschillende onderdelen van hun leven zijn.

Dit zijn de onderzoeken die hebben laten zien dat Denen Ze laten ook zien dat mensen antwoorden dat ze tevredener zijn met hun leven als ze werk hebben

Hoewel mensen liever een baan hebben dan geen baan, zijn mensen juist vaak het minst gelukkig op het werk

De tweede vorm van geluk is – hierbij gaat het om je gevoel op dit moment. Dat meten onderzoekers door te kijken naar het humeur van mensen op verschillende momenten van de dag. En ja, het is grappig genoeg volgens een deel van de onderzoeken zo dat mensen (Andere onderzoeken laten zien dat dit – maar dat is meestal ook het geval als je op weg bent naar je werk.)

Belangrijke nieuwe kennis is dus: hoewel mensen liever een baan hebben dan geen baan, zijn mensen juist vaak het minst gelukkig op het werk.

De derde, laatste vorm van geluk wordt wat slechts een chic Grieks woord is voor geluk. Hierbij gaat het erom dat je het gevoel hebt dat je een doel hebt in je leven – het gaat over zin dus.

Onderzoekers zijn het niet volledig eens over welke van de drie vormen van geluk op het werk het belangrijkst is, maar als je er één moet kiezen is het wellicht deze – het eudaimonische geluk. Ons werk kan een fantastische bron van zingeving en doelstellingen zijn.

Het lastige volgens geluksonderzoek is echter dat er vaak wisselwerkingen zijn tussen de drie geluksvormen wanneer we werken. ‘Een ondernemer wil misschien graag wat levensvreugde en affectief geluk opofferen voor wat eudaimonisch geluk. Hij of zij zou het dus prima kunnen vinden om wat gestrest te zijn om iets te creëren dat een doel verwezenlijkt’, zegt Birkjær.

‘Het probleem is alleen dat dat op een zeker moment kan omslaan – en dan daalt de levensvreugde zo dat ze knapt. Kijken we op dit moment naar de statistieken, dan zien we dat de wisselwerking tussen de drie geluksvormen uit balans is.’

Michael Birkjær ziet een scheefheid, een disharmonie, in het geluk van mensen op hun werk. Dat we te veel levensvreugde of gevoelsmatig geluk opofferen, totdat we over het randje gaan.

We horen steeds opnieuw over de toenemende stressepidemie. We horen over burn-out, We zien dat de levensvreugde van Denen de laatste jaren in lijn met de We worden rijker, maar zijn minder gelukkig. ‘Een zorgwekkende ontkoppeling’, zegt Birkjær. ‘De cijfers laten zien dat er iets structureels op het spel staat, waarbij gezonde trade-offs doorslaan en zorgen voor een te grote onbalans in het leven van mensen.’

Multigenerationele uitputting

En dat brengt ons terug bij de gelukskloof. Want wat is de oorzaak dat Noord-Europese buurlanden – Zweden, Noorwegen en Finland – gelukkiger worden als ze kinderen krijgen, terwijl in Denemarken het tegenovergestelde gebeurt? Wetenschappers van de Universiteit van Chicago onderzochten die vraag door van de ongelukkige Amerikaanse ouders tot de gelukkige ouders in Zweden en Portugal.

En waarin verschilden de landen van elkaar?

Eén ding sprong eruit: hoe stram of hoe vrij de kaders zijn waarbinnen de ouders kunnen werken. Of zoals Michael Birkjær het samenvat: hoe flexibel het arbeidsmarktbeleid is.

‘Dat klinkt vrij logisch’, zegt hij. ‘In de Verenigde Staten zijn die kaders vrijwel niet aanwezig, terwijl ouders in Zweden en Noorwegen parttime kunnen werken vanaf de bevalling totdat de kinderen Ze hebben recht op veel ziektedagen – en ze krijgen compensatie van de staat voor gederfd inkomen. Dat is een heel ander samenlevingscontract, waarbij het meer wordt gewaardeerd dat je een gezin met kinderen bent, en dat weerspiegelt zich in het arbeidsbeleid.’

Daarom word je er in Zweden en Noorwegen gelukkiger van om kinderen te krijgen, terwijl de gelukskloof heel groot is op de hardcore Amerikaanse arbeidsmarkt, en ook in Denemarken, dat een maar achter de Noord-Europese buurlanden aan strompelt wanneer het om flexibel werk voor de ouders gaat.

‘Hiermee lopen de ver voor op Denemarken’, zegt Birkjær. In Denemarken zijn het ook met name Denen tussen de 30 en 39 jaar – de leeftijd voor ouders met kleine kinderen – die

Ongelukkige, uitgeputte ouders kunnen een vorm van littekenvorming veroorzaken die aan de kinderen wordt doorgegeven

Het grotere geluk bij ouders met een baan in Zuid-Europese landen is moeilijker te vergelijken – het gaat waarschijnlijk eerder om andere gezinspatronen – of de grootouders Maar we kunnen en zouden ook geïnspireerd moeten worden door hoe de andere Noord-Europese landen het doen, zegt hij.

‘De Deense arbeidsmarkt is niet ontworpen voor verschillende levensfasen. En dan verliezen gezinnen met kinderen veel te veel levensgeluk, omdat het werk niet strookt met het privéleven. Dat is noch goed voor de samenleving, noch voor henzelf. Want dat kan langetermijnsporen van onwelzijn achterlaten bij ouders én kinderen.’

Michael Birkjær verwijst naar meerjarige onderzoeken die laten zien dat als bijvoorbeeld de moeder heel gestrest is en een slechte mentale gezondheid heeft, dit het belangrijkste voorteken is dat haar kinderen het later in hun leven

Wat dat betreft is het niet alleen werkloosheid die inwendige littekens kan veroorzaken. Ook ongelukkige, uitgeputte ouders kunnen een vorm van littekenvorming veroorzaken die aan de kinderen wordt doorgegeven.

Elke levensfase heeft een eigen werkfocus

Een veelgehoorde kritiek is dat Denemarken ondanks alles toch ook een behoorlijk flexibele en zwangerschapsvriendelijke arbeidsmarkt heeft. En de welvaartsstaat vereist dat mensen werken – Daarop antwoordt Michael Birkjær dat het ook helemaal niet klopt als een eenzijdige focus op een groter arbeidsaanbod mensen over de rand duwt. ‘Het is als in je broek plassen om warm te blijven’, zegt hij.

Stress alleen kost Deense werkgevers meer dan 16 miljard Deense kroon (2,2 miljard euro) per jaar, Met name personen in de gezinsleeftijd zijn oververtegenwoordigd. ‘Het levert alternatieve kosten op wanneer mensen eraan onderdoor gaan’, zegt hij. Het kost geld wanneer mensen op hun werk ongelukkig zijn.

Michael Birkjær heeft ook een ander antwoord op de kritiek dat een of de Noorse ouderflexibiliteit prachtig klinkt, maar wie doet dan het werk? Het antwoord is: dat moeten we zelf doen. Maar we moeten anders over werk denken. We moeten horizontaal denken – als levensfasen waarin we met veranderende intensiteit werken.

Een aankomend onderzoek van de Aalborg Universitet laat zien dat de meeste mensen minder willen werken – Maar jonge mensen willen juist méér werken. En ouderen willen volgens andere rapporten – dat wil zeggen, later in hun leven – zolang de omstandigheden goed zijn, met mogelijkheden voor flexibiliteit, thuiswerken en deeltijdwerken.

Met andere woorden: we kunnen ons arbeidsleven veel soepeler inrichten op waar we in ons leven zijn, zodat je meer kunt werken als je jong bent, als je dat wilt, en minder als gezin met kinderen. ‘Het is absurd, want nu werken gezinnen met kinderen zegt hij. Een dergelijke nieuwe manier van denken over ons werkende leven zou voor de economie van de samenleving zinvol zijn. En ook voor ons geluk.

‘De rekensom zou kunnen kloppen’, zegt hij. ‘En we kunnen het ons niet veroorloven om het niet te doen. Want het alternatief is een crisis van onwelzijn.’

De werkplek als sterke gemeenschap

Om een echt goed (werkend) leven te bereiken, is er nóg een belangrijke verandering nodig, vindt Michael Birkjær.

Een heel fundamentele: een heroverweging van het economische systeem zelf, waarin welzijn centraal komt te staan.

‘We moeten welzijn zien als iets wat gebeurt terwijl we aan het werk zijn – terwijl we produceren’

In de gewone, klassieke economische theorie ziet men werk als een soort ruilhandel. We ruilen werkkracht voor inkomsten. En deze inkomsten kunnen we dan gebruiken om spullen te kopen – waarmee we ‘ons welzijn maximaliseren’. Dat wil zeggen dat we als een karikatuur alleen gedijen ‘wanneer we eten of tv kijken, terwijl werk een ongelukkige noodzaak is om dat geld te genereren’.

Er zijn twee problemen met deze manier van naar werk kijken, zegt Birkjær. Ten eerste laat onderzoek heel duidelijk zien dat welzijn of geluk niet alleen het gevolg is van dingen die je met geld kunt kopen. Het komt ook van van samenzijn met degene van wie je houdt. Van liefde. Van een voorjaarsdag op een pas gemaaid, heldergroen veld, waarop een vriend een voetbal hoog door de lucht zwevend trapt en die jij zo op je wreef raakt dat hij via de onderkant van de lat tegen de touwen vliegt.

Er bestaan ook grenzen aan hoeveel we eigenlijk kunnen verbruiken, omdat we zoveel van onze tijd aan ons werk besteden. Onderzoekers stellen dat we steeds meer produceren en steeds meer geld te besteden hebben, maar

Birkjær voegt eraan toe: ‘We moeten de werkplek bekijken als een mogelijk sterke gemeenschap die sociale behoeften kan vervullen – niet als een

Consumeren maakt niet gelukkig

Het andere probleem is het hardnekkige misverstand dat je door meer te werken meer geld hebt om te kunnen consumeren en daardoor meer welzijn ervaart. Terwijl werk juist zelf leidt tot welzijn, zo laat alle onderzoek zien. Ja, soms zijn we zoals gezegd in ons slechtste humeur als we aan het werk zijn – het affectieve geluk kan onder druk staan. Maar dat is lang niet altijd het geval.

En werk kan een extreem potente bron zijn om ons welzijn en geluk te verhogen, Op ons werk kunnen we gemeenschap ervaren, zingeving, motivatie, een identiteit en allerlei andere dingen creëren die ons gelukkiger maken.

‘We ruilen arbeidskracht niet voor welzijn. Werk is vaak de oorzaak van welzijn’, zegt Birkjær. ‘En die manier van kijken naar werk is ongelooflijk belangrijk. Want dan moeten we welzijn zien als iets wat gebeurt terwijl we aan het werk zijn – terwijl we produceren.’

‘We moeten niet alleen maar, zoals economen vaak doen, kijken of we productiever zijn. We moeten kijken wat voor soort productiviteitswinst er wordt gecreëerd: ondersteunt het ons dagelijks leven en ons welzijn? Of is het een bedreiging voor ons werkende leven en geluk? Het klinkt vrij banaal, maar het is ook behoorlijk revolutionair. Want het rekent af met ons begrip van wat het economische systeem aan waarde moet creëren’, zegt hij.

Dus: als we productiever worden door gestrester te worden en slechter in ons vel te zitten, zal ons werk in het klassieke economische begrip op korte termijn nog steeds waarde creëren. Maar niet volgens Michael Birkjærs nieuwe manier van denken. Daarin zal het minder waarde creëren, omdat ons welzijn op het werk geringer wordt.

Verhoogde productiviteit zóú daarentegen extra waarde opleveren als het ons werk zou verlichten, ons grotere flexibiliteit zou geven of meer tijd door zou laten brengen met degenen van wie we houden, meer tijd om voetballend op de lat te schieten of meer tijd om aan de zorg van onze kinderen te besteden.

En dat brengt ons terug bij de gelukskloof.

‘In dat licht kun je de minder gelukkige Deense ouders als een teken zien dat we waarde uit ons systeem hebben gehaald, in plaats van er waarde aan toe te voegen – door de arbeidsmarkt ondoelmatig in te richten’, zegt Birkjær.

Met andere woorden: meer geluk en welzijn, ook als we werken en kinderen krijgen, gaat dus ook over een mogelijke heroverweging van wat we als waarde meetellen – ook economisch.

Misschien is dát de veronachtzaamde misvatting als we het over een gelukkig leven hebben.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Deens Vertaling: Kor de Vries.

Meer lezen?