Toen ik vorig jaar in Suriname was, kreeg ik de kans om de opening van een traditioneel gebedshuis bij te wonen in het dorp Piki Pada, gelegen aan de Surinamerivier.

Dit was niet zomaar een feestdag. Ik zag hier de viering van gebruiken en goden die hun voorouders vanuit West-Afrika op slavenschepen hadden meegenomen naar Suriname. De Nederlandse kolonisator had die gebruiken tussen de zeventiende en twintigste eeuw uit alle macht geprobeerd te vernietigen – door de bevolking hun namen af te nemen, de creoolse taal Sranantongo op school te verbieden, en de

De marrons staan bekend om hun houtsnijkunst. Hoe hoger je rang in de samenleving, hoe mooier je zetel.
Tijdens het gebed dansen de vrouwen onder begeleiding van muziek en zang van de mannen.
Tijdens de opening van het gebed.

Bij mijn eigen voorouders was dit gelukt. Zij leefden en waren bekeerd tot het christendom. Oude gebruiken vonden ze maar bijgeloof.

Maar bij de Saamaka, die Suriname telt, lukte dit niet. Hun godsdienst heeft de tand des tijds – en dus ook de invloed van het kolonialisme – doorstaan. En precies daarom zijn gelegenheden als die in het dorp Piki Pada doorgaans niet bestemd voor pottenkijkers van buitenaf, zoals ik.

Vanuit de omringende dorpen was iedereen, van kleine kinderen tot dorpsouderen, ’s ochtends per boot aan komen varen om de rituelen uit te voeren. Daarna kwamen traditionele dans- en muziekvormen als seketi en kawina. Er werd gegeten, gedronken, gedanst en gesjanst tot in de kleine uurtjes. Zo nu en dan moest er iemand van de dansvloer gedragen worden, bevangen door de ritmes van de trommels en de goden die ermee werden opgeroepen.

Die rituelen zijn al eeuwen een houvast voor de Saamaka.

De Saamaka zijn een strijdbaar volk, dat zich ten tijde van de Nederlandse overheersing niet tot slaaf liet maken. Vanuit het Surinaamse regenwoud vocht het in de achttiende eeuw guerrillaoorlogen tegen de Nederlanders. Die oorlogen maakten de Saamaka in 1762 – meer dan honderd jaar voor de afschaffing van de slavernij –

Tijdens het ritueel wordt er suikerrietsap uitgedeeld.
Dorpsouderen in het gebedshuis. Aan de linkerkant, buiten beeld, bevindt zich het heiligdom. Het heiligdom was verboden om vast te leggen.
Selani Bannafoo onderweg van het dorp Bannafookonde naar de feestelijkheden in Piki Pada.

Op de vlucht voor vestigden de Saamaka zich diep in het woud langs de Surinamerivier. Hier vonden ze vrijheid, vrede en afzondering.

Over deze ‘dappere marrons’ had Rutte het toen hij in 2022 pleitte voor ‘eerherstel’ en namens de Nederlandse staat

In Piki Pada zag ik hoe de Saamaka weigerden zich te laten ontmenselijken door de gruwelijkheden van de slavernij. Terwijl het feestgedruis langzaam uitdoofde, liep ik terug naar de oever. Daar lag de boot die me terugbracht naar een dorp aan de overkant van de rivier, waar mijn hangmat hing.

‘Bataliba lobi’, stond op de romp van de boot. Lief Bataliba, ‘lobi mi kuma fa mi de’, houd van me zoals ik ben.

Zo vatte die korte spreuk op de boot precies de wijze les samen die de Saamaka mij leerden: om jezelf altijd op waarde te schatten, al wordt je van alles wijsgemaakt.

Deze publicatie is tot stand gekomen met hulp van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.