Wilders is dan geen premier, hij heeft alle touwtjes in handen
Vandaag staat een nieuw kabinet op het bordes. Een kabinet, zo lees je overal, dat Wilders’ macht heeft ingekapseld en hem heeft gedwongen zijn radicale opvattingen in de ijskast te zetten. Maar wie beter kijkt, ziet juist dat hij alle touwtjes in handen heeft.
In de parlementaire pers voert een geruststellend narratief de boventoon: Geert Wilders is een normaal politicus geworden, milder en tot samenwerking bereid.* Hij heeft al zijn antidemocratische opvattingen in de ijskast gezet en wil ‘vooruitkijken’.*
Bovendien zullen de politieke zwaargewichten Pieter Omtzigt (NSC) en Dilan Yeşilgöz (VVD) hem wel in het gareel houden, want zij hebben immers de belangrijkste ministeries wat betreft de bescherming van de rechtsstaat in handen gekregen (Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken).
Ook in Den Haag overheerst de gedachte dat je rustig met de populist Wilders kunt samenwerken, omdat hij – hoe behendig en succesvol hij ook is – nooit in staat zal zijn om ‘aan de macht’ te komen. Hij zal altijd andere partijen nodig hebben om de macht mee te delen in een coalitieregering. En daarom zal hij cruciale punten uit zijn racistische, antirechtsstatelijke en antidemocratische programma nooit kunnen uitvoeren.
De vraag is of dit waar is.
Niet iedere coalitie is per definitie een dam tegen populistische alleenheerschappij. Dat hangt van twee dingen af: in hoeverre de coalitiepartners zelf een afdoende moreel kompas hebben en over de politieke ervaring en behendigheid beschikken om tegenspel te bieden. En of de coalitiepartners bereid zijn het staatsrechtelijk beginsel van ‘eenheid van regeringsbeleid’ te handhaven, en er niet, als hun deelbelang eenmaal gediend is, verder maar het zwijgen toe doen. In de Grondwet staat namelijk dat de regering met één mond spreekt: alles wat een minister zegt is namens de (hele) regering.
Hoe staat het met die eenheid van regeringsbeleid?
Wilders’ waarden
In de afgelopen weken lijkt het zwijgen en wegkijken al begonnen te zijn voor het kabinet zelfs maar beëdigd is.
Als leider van de grootste regeringspartij heeft Wilders bij voortduring voor cruciale politieke functies lieden voorgedragen die volmaakt ongeschikt lijken voor het landsbestuur. De voordrachten van Gom van Strien,* Ronald Plasterk,* Gidi Markuszower,* Marjolein Faber,* Reinette Klever* en Fleur Agema* hebben serieuze vragen opgeroepen over hun persoonlijke integriteit en democratische gezindheid.
Niet niks dus, en heel wat ernstiger dan de kritiek die coalitiepartners in het verleden op elkaars voordrachten hadden. Dat niettemin de drie laatstgenoemden de eindstreep hebben gehaald, zegt iets over de macht van Wilders en de kwaliteit van het tegenspel in de coalitie.
Persoonlijke integriteit is überhaupt geen factor die bij PVV-benoemingen een rol speelt. Loyaliteit aan de leider is veel belangrijker
NRC wist hierover te melden dat in Den Haag aan Wilders’ beoordelingsvermogen wordt getwijfeld.*
Er mankeert ongetwijfeld heel veel aan Wilders, maar nu net niets aan zijn beoordelingsvermogen. Hij is zo handig geweest met de andere partijen af te spreken dat zij elkaars kandidaten niet zullen blokkeren. Dat is niet alleen voor het eerst, maar ook in strijd met die eenheid van regeringsbeleid (de regering spreekt met één mond en ministers horen niet bij één partij alleen).
Dat Wilders’ voordrachten en benoemingen op gespannen voet staan met de eisen van integriteit en democratisch ethos* is geen beoordelingsfout, maar zegt vooral iets over zijn politieke waardesysteem. Daarin is het helemaal geen probleem dat Van Strien en Plasterk op een dubieuze manier hun zakken gevuld hebben, en dat Markuszower door zijn nauwe banden met een buitenlandse geheime dienst een risico voor de staatsveiligheid vormde.* Persoonlijke integriteit is überhaupt geen factor die bij PVV-benoemingen een rol speelt. Loyaliteit aan de leider is veel belangrijker.
Het is dus maar de vraag of deze drie afvallers wegens integriteitsproblemen een echte tegenvaller zijn voor Wilders. Het terugtrekken van deze drie heeft de coalitiepartners toegeeflijker gemaakt bij andere benoemingen: je kunt niet steeds dwars blijven liggen. Zo zijn zonder veel ophef op sleutelpunten in het kabinet hardline-PVV’ers benoemd die Wilders door dik en dun trouw zullen zijn: Marjolein Faber op Asiel en Migratie, Fleur Agema op Volksgezondheid, Reinette Klever op Ontwikkelingshulp.
Van politieke vlieggewichten als Faber, Agema en Klever mag verwacht worden dat zij de harde PVV-lijn van asielstop en grenzen dicht, stop de omvolking, stop de ontwikkelingssamenwerking rechtstreeks van Wilders’ schrijftafel naar de Trêveszaal zullen brengen, zonder tussenkomst van het ‘nepparlement’.
Deze directe aansturing vanuit de leider heeft Wilders in zijn gedoogperiode (2010-2012) al geoefend met CDA- en VVD-bewindslieden. Dat zal nu met trouwe volgelingen en partijgenoten nog een stuk makkelijker gaan.
Geen compromissen, maar ieder voor zich
Hoewel Wilders dus direct kan sturen op belangrijke onderdelen van het regeringsbeleid, overheerst bij VVD en NSC het idee dat zij door Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken te bezetten op de terreinen die er echt toe doen de touwtjes strak in handen hebben. De rechtsstaat wordt immers vooral beschermd door Justitie, de relatie burger-overheid door Binnenlandse Zaken en de begrotingsdiscipline door Financiën. Daar kan Wilders dus niet aankomen.
Maar Wilders is geen gewone politicus, zoals Tom-Jan Meeus in zijn mooie essay Duidelijkheid haarfijn uit de doeken doet. Hij heeft er via een zeer rommelig en niet-uitonderhandeld hoofdlijnenakkoord voor gezorgd dat er geen enkele samenhang in het beleid van de nieuwe regering zit. Daardoor is de gebruikelijke ‘uitruil’ van beleid niet mogelijk.
In eerdere regeerakkoorden werden op alle punten compromissen gesloten die voor iedere coalitiepartij nog draaglijk waren; alle partners namen dan verantwoordelijkheid voor het geheel én de onderdelen. Dat kwam dan ook in de Kamer tot uitdrukking. Maar in deze coalitie kan iedere partij voluit voor zijn eigen prioriteiten gaan, en zich niet bemoeien met die van de anderen. Daarmee is Wilders’ parlementaire speelruimte maximaal.
Wilders zal een nieuw spel gaan spelen
In regering en parlement zullen we dus de komende jaren van de kant van de PVV’ers een heel ander politiek spel zien dan we gewend zijn.
Bijvoorbeeld wat betreft de begroting. Minister Eelco Heinen van Financiën (VVD) weet nu al dat hij de komende jaren grote bezuinigingen zal moeten doorvoeren om binnen de begrotingsnormen te blijven.* Gedurende iedere kabinetsperiode stelt Financiën herhaaldelijk bezuinigingsrondes voor en vult die ook nog in met allerlei suggesties – dat zal de komende tijd niet anders zijn.
Normaliter gaan de vakministers dan in verzet, proberen ze de omvang van de bezuiniging te verkleinen en beleidsonderdelen te vinden waar de pijn wat minder hard aankomt. Dat is het normale spel: een minister komt op voor zijn beleidsterrein.
Maar op twee spending departments, Asiel en Migratie en Ontwikkelingssamenwerking, heeft de PVV ministers neergezet die helemaal niet van plan zijn zich tegen bezuinigingen te verzetten, integendeel. Beide nieuwe bewindslieden hebben ondubbelzinnig duidelijk gemaakt dat zij hun huidige portefeuilles liefst tot nul zouden reduceren: geen asielzoekers, laat staan miljarden voor asielbeleid,* en geen ontwikkelingshulp meer. De door Financiën opgelegde bezuinigingen zullen hier dus als het even kan nog worden overtroffen.
Wilders kan vanuit de Kamer beurtelings met de coalitie meegaan of oppositie voeren, net wat bij zijn kiezers het beste ligt
De PVV toont zich zo tegenover de VVD-minister een betrouwbare coalitiepartner in optima forma. En in het voorbijgaan bedient Wilders daarmee ook zijn kiezers: minder geld naar ‘gelukszoekers’ en de landen waar ze vandaan komen.
Kijk eens: Wilders levert!
Op het andere gevoelige spending department dat de PVV in handen heeft gekregen, Zorg (Agema), kan Wilders precies het omgekeerde doen. De vakminister zal zich hier wél met veel lawaai verzetten tegen de voorgestelde bezuinigingen. Zij is bovendien zo hecht en direct met Wilders verbonden dat er gemakkelijk een een-tweetje met de PVV-fractie kan worden gemaakt.
Geheel in lijn met de Omtzigt-doctrine van hersteld dualisme kan de PVV-fractie in de Tweede Kamer hier voluit in de oppositie gaan tegen het kabinet en zich bewegen in de door het ‘extraparlementaire’ kabinet en zijn partijloze minister-president gelaten ruimte. Zo zal de PVV vanuit de Tweede Kamer de Zorg redden.
Zie maar: Wilders levert!
Het triomfantelijk aangekondigde eind van de ‘achterkamertjespolitiek’ in het Torentjesoverleg zal in de praktijk neerkomen op de verplaatsing van het achterkamertje naar Wilders’ bureau. Omtzigt en Yeşilgöz roepen daarentegen graag het beeld op dat zij Wilders milder hebben gemaakt en zijn speelruimte hebben beperkt door hem ‘op te sluiten’ in een coalitie waarvan hij geen premier mag worden.
Maar de werkelijkheid tot nu toe is dat Wilders, juist omdat hij geen premier is, helemaal niet milder is geworden. Hij kan vanuit de Kamer beurtelings met de coalitie meegaan of oppositie voeren, net wat bij zijn kiezers het beste ligt.
De NSC- en VVD-ministers op de grote spending departments als Onderwijs en Sociale Zaken kunnen het traditionele gevecht met de VVD’er op Financiën niet winnen. Zij kunnen ook niet rekenen op steun van hun fracties. Daardoor worden die partijen voluit verantwoordelijk voor de noodzakelijke draconische bezuinigingen.
Wilders kan daarbij achteroverleunen: dit kabinet mag dan formeel ‘met één mond spreken’, men heeft vanaf het formatieakkoord tot de ministersbenoemingen benadrukt dat de partijen alleen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen deel. De kiezer heeft dat goed begrepen en zal NSC en VVD afrekenen op hun eigen prestaties. Wie denkt dat deze partijen daar goed uitkomen en op een gunstig moment met het kabinet kunnen breken, mag het zeggen.
Zegevierend naar een volgende verkiezingsoverwinning
Al met al heeft Wilders in deze formatie een interessante variant gespeeld van de gebruikelijke strijd tussen populisme en parlementaire democratie. Hij heeft onder normale parlementaire verhoudingen vrijwel de absolute macht verworven.
In zijn recente essay Fascisme en populisme geeft schrijver Antonio Scurati een karakteristiek van populisme die naadloos past op het functioneren van Wilders’ PVV, van het leidersbeginsel tot het beschimpen en bestrijden van de parlementaire democratie. Van de pretentie als enige ‘het volk’ te vertegenwoordigen (en zijn noden te kennen) tot de uitsluiting van grote groepen ingezetenen uit het ‘eigen volk’. Van het consequent belasteren en demoniseren van ‘links’ tot het claimen van het monopolie op anti-elitaire politiek.
Maar er is een belangrijk punt waarop Wilders van het klassieke beeld afwijkt. Normaliter wordt verondersteld dat populisten niet alleen een autoritaire alleenheerschappij nastreven, maar dat zij die ook nodig hebben om hun extreem nationalistische en xenofobe agenda te kunnen uitvoeren. De gebruikelijke, uit compromissen opgebouwde coalitiepolitiek leent zich daar slecht toe en tast bovendien de electorale aantrekkingskracht van het populisme aan, waardoor de gewenste absolute meerderheid verder uit beeld geraakt.
Dat is de theorie.
Wilders heeft de laatste maanden laten zien dat het voor een populist ook mogelijk is ongekend veel politieke macht te verwerven onder ‘normale’ parlementaire verhoudingen, zonder absolute meerderheid. Het lijkt er bovendien op dat hij zich in deze formatie buitengewoon goed gepositioneerd heeft om belangrijke delen van zijn programma in een gecombineerde coalitie- en oppositiestrategie te verwezenlijken. Hij heeft geen autoritaire machtspositie nodig om zijn kiezers te leveren wat hij heeft beloofd.
Zo gaat Wilders zegevierend op weg naar een volgende verkiezingsoverwinning.