Niet eerder in de menselijke geschiedenis bezaten we zo veel dingen als nu. En niet eerder gingen we er zo achteloos mee om. 

We weten nu dat het maken en verschepen van al onze spullen een belangrijke oorzaak van de opwarming van de Maar kunnen we wel met minder? Zijn we inmiddels niet te afhankelijk van al onze bezittingen?  

Om een antwoord te geven op die vraag, ging socioloog en journalist Warna Oosterbaan in zijn boek (2021) op zoek naar de betekenis die we geven aan spullen.

Verstrikt in een web van spullen

De meeste spullen ontstonden in eerste instantie als een oplossing voor een daadwerkelijk probleem, laat Oosterbaan zien. Denk aan bijlen, kleren, stoommachines. Maar doordat die uitvindingen op den duur weer nieuwe ‘problemen’ met zich meebrachten, en alles altijd beter, slimmer, sneller en mooier kan, bleven er steeds nieuwe dingen bij komen. 

Veel van die spullen hebben vervolgens ook weer andere spullen nodig. Je hebt immers weinig aan een stofzuiger zonder stofzuigerzak en stopcontact, en een printer krijg je pas aan de praat met papier en inkt. 

Onze bezittingen kunnen niet zonder onze zorg

Nieuwe uitvindingen namen soms werkzaamheden van mensen over (denk aan de wasmachine of vaatwasser), maar bleken ook nieuw werk met zich mee te brengen. Onze bezittingen kunnen namelijk niet zonder onze zorg. Zorg die we kunnen uitbesteden aan andere mensen (de elektricien of cv-ketelinstallateur) of soms aan andere dingen (met ontkalkingsmiddel kun je je koffiemachine onderhouden). 

En zo raken we steeds verder verstrikt in een web van spullen. Dat we de opwarming van de aarde – een onbedoeld gevolg van het maken van al die voorwerpen – proberen te bestrijden met de inzet van weer nieuwe dingen (denk aan zonnepanelen of elektrische auto’s), is hier een goed voorbeeld van. Al deze nieuwe technologieën brengen namelijk ook weer allerlei onvoorziene problemen met zich mee. 

Minimalisme is niet de oplossing

Mensen moeten steeds om de wereld in stand te houden die ze zelf hebben gemaakt, schrijft Oosterbaan, die in zijn boek veel put uit het werk van Ian Hodder en Bjørnar Olsen. Net als deze archeologen vindt hij dat we minder afhankelijk van spullen moeten worden. 

Maar hoe? Hij gaat te rade bij minimalisten, die als geen ander weten dat leven met minder bezittingen mogelijk is. Zij stellen zich bij hun huidige (en bij de aanschaf van nieuwe) spullen steeds de vraag: heb ik dit écht nodig? Bij minimalisten gaat het er uiteindelijk om dat je je leven reduceert tot het hier en nu.

Maar dat gaat Oosterbaan te ver. Onze bezittingen kunnen volgens hem juist houvast bieden en richting geven. Je spullen doen je bijvoorbeeld denken aan een andere tijd, aan personen en gebeurtenissen die belangrijk voor je zijn. Ervaringen uit het verleden werken door in het heden – ze maken deel uit van wie je vandaag de dag bent. Oosterbaan denkt dat het een gemis is als je de spullen die je daaraan herinneren zo radicaal de deur wijst. 

Ook is hij sceptisch over het delen of leasen van meubels, fietsen of scooters. Dat leidt er vaak toe dat mensen er nog minder zorgzaam mee omgaan, omdat die spullen niet hun eigen

Oosterbaan stelt uiteindelijk dat het een hoop zou schelen als we gewoon wat langer doen met onze meubels en apparaten. Maar schuilt het probleem niet juist in dat woord – ‘gewoon’?  

We weten niet meer wat dingen waard zijn

Waar we aan de ene kant steeds afhankelijker worden van spullen, vergeten we ze aan de andere kant steeds sneller omdat ze zo vanzelfsprekend zijn, schrijft Oosterbaan. We zien hun betekenis daardoor vaak niet meer. Pas als iets kapotgaat – je fietsband is lek, je koffieapparaat loopt niet meer door of je bent je huissleutel kwijt – dan beseffen we hoe groot de rol is die dingen in ons leven spelen. 

Dat we de echte waarde van spullen niet meer kennen, heeft volgens Oosterbaan te maken met wat hij ‘de ontdinging’ Voordat er contant geld bestond, werden spullen veelal geruild. Wat je zelf niet kon maken, ruilde je tegen iets wat je wel zelf kon maken. Een tegenprestatie. Daarbij moest je goed nagaan wat een eerlijke ruil was. Kortom: wat voor waarde iets had. 

Maar met de komst van geld werd de waarde van een ding abstracter. En met de vervanging van fysiek geld door de pinpas en betalen met de telefoon zet die trend zich verder door. 

Is dat tij te keren? Oosterbaan denkt dat we duurzamer met spullen kunnen omgaan als we meer stilstaan bij de dingen waarmee we ons omringen, en wat ze voor ons betekenen. We moeten ons meer hechten aan onze spullen. Dat kan bijvoorbeeld door meer kennis te krijgen van hoe onze spullen worden gemaakt en hoe je ze onderhoudt. Fabrikanten zouden volgens hem verplicht moeten worden om hier informatie over te delen. En overheden kunnen mensen beter voorlichten over de rol die spullen spelen bij de opwarming van de aarde, en kunnen de verkoop en het gebruik van

Maar volgens Oosterbaan is het mogelijk effectiever om te focussen op de positieve kant van spullen. ‘De dingen zitten in ons, wij zitten in de dingen’, schrijft hij. De relatie tussen een mens en een ding is dan ook nooit eenzijdig. Als je wilt dat iets lang bij je blijft, moet je er zelf ook moeite en zorg in steken.  

Meer lezen?