Amir was op zijn elfde noodgedwongen financieel onafhankelijk – nu adviseert hij over sociale zekerheid
In bittere armoede opgegroeid, nu boven aan de maatschappelijke ladder: zogenoemde ‘spreidstandburgers’ hebben dankzij hun levenservaring meer inzicht in armoede en hoe we tot beleid komen dat werkt. Een van hen is Amir, die wat sociaal beleid betreft geen blad voor de mond neemt.
Over inlevingsvermogen (of eigenlijk: het gebrek eraan) kan Amir duizend uren praten. Hij werkt bij het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid als senior adviseur van de directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie. Concreet betekent dat dat hij de rechtstreekse adviseur is van de op een na hoogste ambtenaar binnen het ministerie.
Daar terechtkomen ging niet vanzelf.
Amir wordt op de werkvloer vaak getypeerd als een erg kritische collega. Zeker wanneer het over beleid met betrekking tot armoede of schulden gaat. Vorig jaar verzette hij zich nog fel toen er mensen op het ministerie beweerden dat hun core business het schrijven van nota’s is.
Dat valt hem slecht.
Amir is namelijk van mening dat de kerntaken van ambtenaren ervoor moeten zorgen dat het leven beter wordt voor de mensen. Het zijn ongevraagde meningen die niet altijd even goed vallen.
De knoppendraaiers – de mensen die het beleid maken, kennis produceren, inzichten en aannames verspreiden – baseren zich vooral op theoretisch ingestoken, economische modellen. Immers, op die posities is iedereen per definitie hoogopgeleid. En aan de andere kant is er af en toe wat armoedeporno: programma’s op televisie die bedoeld zijn om armoedige ellende inzichtelijk te maken.
De boodschap: je als kind gedragen is te duur voor het gezin
Maar de wereld is geen boek of televisieprogramma. Onder het systeemplafond van het ministerie komt hij maar heel zelden mensen tegen die écht iets hebben ervaren dat lijkt op het leven van hun doelgroep. Laat staan in de hogere regionen. Ziedaar het ontstaan van een gebrek aan inlevingsvermogen: zij die over ervaringskennis beschikken, doordat ze zelf bijvoorbeeld armoede hebben meegemaakt, zitten meestal niet op de posities waar de échte beslissingen genomen worden. Of ze laten zich er niet openlijk over uit.
Maar de laatste tijd is er iets aan het veranderen. Amir, die zo ongeveer altijd een driedelig maatpak draagt (omdat hij in casual kleding te vaak werd aangezien voor een collega van de facilitaire dienst of ICT), heeft zich namelijk ge-out als spreidstandburger. Nu vragen zijn collega’s hem naar zijn ervaringskennis. Hij mag spreken en er wordt geluisterd. Dat was ooit anders.
Heel jong volwassen moeten worden
Begin jaren tachtig van de vorige eeuw werkte de vader van Amir voor de Iraanse ambassade in Den Haag. Maar snel na de geboorte van Amir raakte zijn vader zijn baan kwijt.
Het lukte niet om nieuw werk te vinden in Nederland en het gezin kwam in de greep van de armoede terecht. De moeder van Amir liet het gezin achter en keerde terug naar Iran. Ook Amir en zijn zus verhuisden een aantal jaar naar Iran, om bij hun grootmoeder te wonen. Op zijn zevende keerden ze terug naar Nederland. Zijn vader was hertrouwd, maar de armoedige ellende bleef. Thuis werd een permanente stressfactor.
Het gezin leefde in erbarmelijke omstandigheden: schimmels aan de muren, gehorige ramen van enkel glas en de terugkerende vraag of het chocoladehagelslag of muizenkeutels zijn die op de vloer liggen. Ze shopten voor kleding in de textielbakken van de Konmar.
Maar net als ieder kind wilde Amir ook hippe sneakers in plaats van Victory-schoenen van de Bristol. Omdat hij goed zijn best deed op 1 vwo, zette het gezin lange tijd alles op alles om Amir zijn sneakers te gunnen. Het lukte. Hij kreeg de goedkoopste Nikes en voetbalde ermee op het schoolplein, waardoor het lipje aan de voorkant van zijn schoenen snel open kwam te liggen.
Eens thuis kwam er een preek die Amir nog altijd niemand toewensen wil. De boodschap: je als kind gedragen is te duur voor het gezin. Vanaf die dag was de 11-jarige Amir volwassen.
Iedere maandag, woensdag en vrijdag bouwde Amir van half vijf tot zeven in de ochtend de marktkraam van de groenteboer op
Een dag later, om vijf uur in de ochtend, liep Amir een paar straten verderop naar de Haagse markt. Aan elke marktkraam vroeg hij of er nog hulp nodig was. Bij de groenteboer, die de op een na laatste kraam bezette, kon hij aan de slag: Amir mocht een hele zomerdag kartonnen dozen stukscheuren. Daarvoor kreeg hij aan het einde van de dag 15 gulden en twee tassen gevuld met groenten, gebutste appels en bananen.
Trots keerde hij huiswaarts, want voor het eerst zorgde de kleine Amir voor het eten op tafel.
Sinds dat moment heeft hij nooit meer een cent van zijn vader gevraagd. Iedere maandag, woensdag en vrijdag bouwde Amir van half vijf tot zeven in de ochtend de marktkraam van de groenteboer op. Daarna rende hij naar huis om zich om te kleden voor school. Om drie uur in de middag keerde hij terug naar de markt om de tenten af te bouwen. Zo werd Amir financieel onafhankelijk, en kon hij bijdragen aan het gezin.
Hij beloofde zichzelf één ding: hij zou nooit meer op eten besparen, en zij die naast hem zitten zouden altijd te eten krijgen.
Het gezicht achter krantenkoppen
Twintig jaar later heeft Amir een goede baan, een groot koophuis met 24 zonnepanelen op het dak en een elektrische wagen onder de carport. Hij heeft meerdere universitaire studies gedaan, hij werkte bij de rechtbank, een consultancybureau, op een universiteit en bij verschillende ministeries.
Als mensen hem vroegen of hij in het weekend nog leuke plannen had, was zijn antwoord al die jaren hetzelfde: ik sta op de Haagse markt.
Ja, dat is hij ondanks zijn goede banen blijven doen, als reality check. Tot vier maanden geleden. Amir had zijn vrouw beloofd dat als hun zoontje leerde lopen, hij van zaterdag een extra papadag zou maken. Nu doen ze iedere zaterdag samen boodschappen – op de Haagse markt.
Amir weet, kortom, als geen ander hoe zowel de onderlaag als de bovenlaag van de Nederlandse maatschappij eruitziet.
En al voor zijn baan bij het ministerie, toen hij nog bij de rechtbank werkte, viel hem iets eigenaardigs op. De rechters die vaak in de beste buurten van Den Haag woonden, waren de rechters die de mensen uit Amirs omgeving veroordeelden. Maar: zouden die rechters ooit op de Haagse markt zijn geweest? Sterker nog: er waren collega’s die zelfs nog nooit de tram richting de Hoefkade hadden genomen.
Consequent nodigde Amir daarom zijn collega’s uit om samen met hem een bezoek te brengen aan de markt – en dat gaf hem een opening om bepaalde beelden te ontkrachten.
Voor veel collega’s was het bijvoorbeeld onlogisch dat veel buurtgenoten van Amir geen cent te makken hadden, maar wel schoenen van honderden euro’s kochten in plaats van te investeren in een opleiding. Voor Amir was dat logisch. Die schoenen zijn een uiterlijke uiting van waardigheid, want het is echt niet zo dat arme mensen niet doorhebben dat hun leven ruk is en er op hen neer wordt gekeken. Een opleiding is alleen niet uiterlijk zichtbaar.
Dat Amir anders kijkt naar de wereld van beleid, mag niet verwonderen. Als er op zijn werk verbaasd of laconiek wordt gereageerd over de toename van suïcidemeldingen bij een publieke dienst,* dan raakt hem dat. Amir weet namelijk: zit je in de shit, dan kan een slechtnieuwsenvelop het laatste duwtje over de rand zijn. Door zijn ervaringen uit zijn eigen verleden te delen, kan hij de verhalen en de pijn een gezicht geven.
Heb je suïcidale gedachten of maak je je zorgen om iemand in je omgeving? Dan kun je contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0800-0113 (24/7 bereikbaar) en 113.nl.