Hoe smartphones onze kinderen ongelukkig maken – en wat we eraan kunnen doen
In een levensgroot technologisch experiment zijn onze kinderen de proefkonijnen, betoogt Jonathan Haidt in zijn bestseller The Anxious Generation. Direct menselijk contact wordt massaal vervangen door interacties via een scherm. Het resultaat? Een mentalegezondheidscrisis, die alleen de overheid kan aanpakken.
Ik ben 26 jaar oud en heb een iPhone met een kinderslot. Als ik bij elkaar opgeteld langer dan een half uur per dag op Instagram, LinkedIn, X of zelfs browser Safari wil doorbrengen, moet ik een code invoeren. Die code weet ik zelf niet.
Dat lijkt voor iemand van mijn leeftijd misschien wat overdreven – ik bedoel, het is een kinderslot – maar het is een van de beste beslissingen die ik de afgelopen vijf jaar heb genomen. In Nederland vindt 84 (!) procent * van de mensen onder de dertig dat ze te veel op hun telefoon zitten. En ondanks die rake zelfdiagnose, lukt het ons niet ermee te stoppen. (Niet zonder kinderslot, tenminste.) Smartphones – en vooral: sociale media op smartphones – zijn voor veel mensen een verslaving geworden.*
Het is dus niet vreemd dat het nieuwe boek van de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt, The Anxious Generation,* al maanden bovenin de bestsellerlijst* van The New York Times staat. Haidts belangrijkste boodschap: smartphonegebruik, en dan vooral op socialemediaplatforms zoals Instagram en TikTok, heeft geleid tot een mentalegezondheidscrisis onder tieners in het Westen.
Dat riep bij mij allerlei vragen op: is het daadwerkelijk zo slecht gesteld met de mentale gezondheid van westerse tieners? Zijn ze echt zo telefoonverslaafd? En hoe sterk (of zwak) is het bewijs voor een verband tussen die twee zaken? Kan ik dat kinderslot met een gerust hart van mijn telefoon halen?
Ik dook in Haidts boek, en de kritiek daarop, en ontdekte dat het causale verband tussen sociale media en mentalegezondheidsproblemen nog niet met wiskundige precisie is vastgelegd. Maar ik ontdekte ook hoe dat afleidt van de discussie die we éigenlijk zouden moeten voeren: wanneer grijpt de overheid in?
De hele dag op sociale media
Niets heeft ons dagelijks leven de afgelopen twintig jaar zo ingrijpend veranderd als het apparaat waarop je dit artikel waarschijnlijk leest: de smartphone.
Smartphones zijn niet meer weg te denken uit het leven. Ouders hebben massaal een nieuwe oppas gevonden die altijd beschikbaar is, zelden hapert en nooit klaagt. Druk met werk, bezig met koken, of gewoon even geen zin in je kind? Geef het een smartphone, en je hebt er geen kind aan. Nederlandse ouders geven toe dat ‘even iets voor zichzelf kunnen doen’ of ‘even rusten’ belangrijke redenen zijn om hun kinderen tablets, laptops of smartphones te laten gebruiken.*
Inmiddels maakt 40 procent * van de kinderen tot 6 jaar gebruik van een smartphone, en gemiddeld zitten de baby’s, peuters en kleuters op een uur en 39 minuten schermtijd (inclusief andere schermen) per dag.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zouden kinderen in hun eerste levensjaar helemaal geen schermtijd moeten krijgen, en kinderen van 1 tot en met 4 jaar maximaal één uur per dag.* Neurologische experimenten met duizenden baby’s wijzen uit dat ze op die leeftijd veel meer leren van écht contact dan van schermen,* en dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen schermtijd en aandachtsproblemen bij jonge kinderen.*
Nederlandse scholieren ontvangen hun eerste smartphone op steeds jongere leeftijd.* Meer dan driekwart van de kinderen tussen 7 en 12 jaar oud heeft al een eigen toestel op zak.* Ze besteden gemiddeld wel vijf uur per dag op hun smartphone,* en op de middelbare school zegt een op de drie leerlingen de hele dag in de weer te zijn met sociale media.*
De smartphone maakt van alle tieners proefkonijnen
Deze feiten klinken misschien heftig, maar je kunt ze ook wegrelativeren. De manier waarop tieners hun tijd vullen, verandert voortdurend. Je zou het een goede zaak kunnen vinden dat kinderen vandaag de dag geen tijd meer verspillen aan illegaal muziek downloaden via LimeWire of Flippo’s verzamelen door zakken paprikachips leeg te eten.
Morele paniek over nieuwe producten of activiteiten is dan ook van alle tijden. In de negentiende eeuw waren Britten bang dat treinen in een oogopslag waanzin konden veroorzaken bij passagiers,* een eeuw eerder maakte men zich zorgen over romans (die zouden afleiden van het werkelijke leven)* en Socrates had problemen met schrijven (daar zou je slechter zelf van gaan nadenken).*
Toch zijn de zorgen over smartphones en sociale media van een andere aard. Een smartphone is namelijk niet alleen een modern apparaat – achter dit apparaat schuilt een van de rijkste industrieën ter wereld, die al haar geld investeert in één doel: de verslaving aan dat apparaat zo groot mogelijk maken. Het is niet voor niets dat medewerkers van techgiganten in Silicon Valley hun eigen kinderen vaak liever naar scholen sturen waar smartphones taboe zijn.* Juist omdat ze weten wat hun eigen product zo gevaarlijk maakt.
De smartphone verandert ons bestaan in een constante strijd om aandacht tussen steeds slimmere, verslavende algoritmen en ouderwetse maar fundamentele behoeften zoals slaap, beweging, sociaal contact, et cetera. Een groot deel van ons leven speelt zich af in een parallelle werkelijkheid. Door onze telefoons zijn we ‘altijd ergens anders’, schrijft de sociologe Sherry Turkle.*
Dit is een van de pilaren waarop het betoog van Haidt rust: deze technologische verschuiving is zonder precedent. Haidt schrijft: ‘Zodra jongeren toegang kregen tot het hele internet in hun broekzak, altijd en overal beschikbaar, veranderde dit hun dagelijkse ervaringen en hun persoonlijke ontwikkeling drastisch. Vriendschappen, relaties, seksualiteit, lichaamsbeweging, slaap, schoolprestaties, politiek, familiedynamiek, identiteit – niets bleef hetzelfde.’
De smartphone is eigenlijk een omvangrijk experiment met een nieuwe levenswijze, waarbij direct menselijk contact steeds meer vervangen wordt door interacties via een scherm. Kinderen en jongeren staan hierin centraal; zij groeien op in een wereld waar de smartphone vanzelfsprekend onderdeel van uitmaakt. Zij weten niet anders.
Zij zijn de proefkonijnen.
Het percentage meisjes met emotionele problemen is meer dan verdubbeld tussen 2009 en 2021
En wat zien we dan gebeuren met de jongeren die leven in dit experiment?
Niet veel positiefs, zo lijkt het. De verslechterende mentale gezondheid van westerse tieners, en vooral meisjes, wordt door veel wetenschappers als een crisis gezien. Britse tieners bijvoorbeeld kampen vaker met depressies en voelen zich vaker mislukt. Deze gevoelens waren sinds de eeuwwisseling nog nooit zo hevig. In de Verenigde Staten nam depressie onder kinderen bijna exponentieel toe, zelfs in de jaren voor de pandemie, net als het aantal kinderen dat hun leven minder leuk vindt dan dat van anderen.*
Mijn eigen analyse van data uit het grootschalige onderzoek Health Behaviour in School-aged Children biedt ook voor Nederland weinig geruststelling. Of je nu kijkt naar levenstevredenheid of emotionele problemen, aandachts- of gedragsproblemen – de waarschuwingslichten slaan rood uit. En vooral meisjes zijn de dupe.
Het percentage meisjes met emotionele problemen is meer dan verdubbeld tussen 2009 en 2021, van 21,4 procent naar 43 procent.* Een kwart van de meisjes* vertoont symptomen van internaliserende stoornissen, zoals depressie en angststoornissen.
Ook het World Happiness Report 2024, dat de zelfgerapporteerde levenstevredenheid van jongeren tussen 15 en 24 jaar in verschillende regio’s wereldwijd onderzoekt, vindt een significant dalende trend* in met name West-Europa en Noord-Amerika.
Een wereld zonder Instagram
Voor Haidt is een en een twee: de crisis in mentale gezondheid onder kinderen in het Westen begon rond 2012. Sinds dat jaar gebruikte meer dan de helft* van de Amerikanen een smartphone.
Als een openbaar aanklager die zorgvuldig zijn zaak opbouwt tegen een verdachte in een moordproces, probeert Haidt in zijn boek, dat 400 pagina’s beslaat en bol staat van statistieken en studies, het verband tussen deze twee fenomenen aan te tonen.
Haidt verwijst naar tientallen studies over het gebruik van sociale media en de impact op de mentale gezondheid, waarbij blijkt dat met name tieners – vooral meisjes – die veel tijd op sociale media doorbrengen vaker kampen met mentalegezondheidsproblemen.* Zo onthult een studie uit 2018, uitgevoerd door onderzoekers van University College London, dat 14-jarige meisjes die dagelijks vijf uur of meer op sociale media doorbrengen, drie keer zoveel* kans hebben om depressief te worden vergeleken met meisjes die weinig sociale media gebruiken.
Uit onderzoek onder Amerikaanse studenten blijkt dat de meerderheid liever zou leven in een wereld zonder Instagram.* En in veel van de door Haidt onderzochte landen zijn er sinds de komst van smartphones toenames gemeld in depressies, zelfverwonding en zelfmoordcijfers.*
Op sociale media zoals Instagram zien tieners onophoudelijk mensen die het beste van zichzelf laten zien, en daar heel goed in zijn, beargumenteert Haidt. Ze zien het perfecte lichaam, in de nieuwste mode, levend in een schijnbaar perfect leven. Dat doet iets met je zelfbeeld. Tegelijkertijd houden sociale media je weg van de enige remedie tegen een schijnwerkelijkheid, namelijk de werkelijkheid. Zelfs als ze wel met anderen afspreken, blijft het contact vaker oppervlakkig, door de permanente jeuk van hun mobiel.
Dit lijkt ook te kloppen. Een analyse door de Amerikaanse journalist Derek Thompson van gegevens uit de American Time Use Survey toont aan dat Amerikaanse tieners in 2022 maar liefst 45 procent* minder tijd besteedden aan afspreken dan in 2003. Bovendien sporten* en daten* ze minder dan vorige generaties.
Wanneer grijpen we in?
Het verhaal van Haidt is niet onomstreden: hij wordt door andere wetenschappers beschuldigd van het aanwakkeren van morele paniek,* cherry picking uit de data* en het verwarren van correlatie en causaliteit. * (Voor de echte enthousiastelingen ga ik in dit artikel uitgebreid in op de grootste bezwaren.)*
En de critici hebben een punt: de data die we hebben over smartphonegebruik en mentale gezondheid zijn verre van perfect. Het is haast niet te geloven dat er in Nederland (of andere landen) zo goed als geen onafhankelijke cijfers te vinden zijn over, bijvoorbeeld, schermgebruik per applicatie per leeftijd door de jaren heen. We weten nauwelijks wat kinderen op hun smartphone doen – en dat terwijl smartphones tegenwoordig zelf de schermtijd keurig bijhouden.
Dus ja, meer onderzoek ís nodig. Maar dat is niet waar dit gesprek zou moeten ophouden. De discussie die is ontstaan rond de kwaliteit van Haidts boek – hoewel voor de wetenschap zeker interessant – staat volgens mij een veel belangrijker maatschappelijke discussie in de weg. Namelijk een discussie over de vraag: hoeveel bewijs is er nodig voordat we als samenleving ingrijpen?
Beleidsmakers moeten altijd rekening houden met onzekerheid – sociale wetenschap is sporadisch eenduidig en dikwijls rommelig. Maar dat betekent niet dat de overheid altijd achterover moet leunen tot er sluitend bewijs is geleverd. Als de waarschuwingslichten overal knipperen, is er meer dan genoeg reden om preventieve actie te nemen. Haidt zegt terecht:* ‘Als je naar de alarmisten luistert en we blijken ongelijk te hebben, zijn de kosten minimaal en omkeerbaar. Maar als je naar de sceptici luistert en zij blijken ongelijk te hebben, zijn de kosten veel groter en moeilijker om te keren.’
De Amerikaanse staatsman Thomas Jefferson stelde ooit dat de overheid zich moet richten op taken die alleen zij kan uitvoeren.* En dat lijkt bij smartphones nu precies het geval. Want zowel ouders als scholen kunnen dit moeilijk zelf oplossen. Ouders willen niet dat hun kind achterblijft op diens klasgenoten. Dus zodra de eerste paar medeleerlingen een iPhone of iPad mogen gebruiken, is de druk hoog om ook mee te doen. In een recente enquête van het Netwerk Mediawijsheid blijkt dat een meerderheid (51 procent) van de ouders hun jonge kind (4 tot 6 jaar) digitale media laat gebruiken ‘omdat andere kinderen op dat moment ook digitale media mogen gebruiken’. * Ook scholen zien de gevaren, maar willen liever niet de enige suffe school zijn met een algeheel verbod.
Haidt stelt voor dat we als maatschappelijke norm stellen dat kinderen geen smartphones krijgen voordat zij naar de middelbare school gaan, en geen sociale media mogen beheren voor hun zestiende.
Dé plek om te beginnen met zo’n nieuwe maatschappelijke norm, is uiteraard op scholen. De Nederlandse overheid heeft al gekozen voor een verbod op mobiele telefoons in de klas, maar dat is onvoldoende. Verschillende studies in Spanje, Denemarken en Engeland lieten al hoopgevende resultaten zien van het verbannen van mobiele telefoons in de rest van de school, dus ook buiten het klaslokaal. In februari toonde een gloednieuwe studie in Noorwegen* aan dat het weren van smartphones op scholen resulteert in minder doktersbezoeken voor psychische klachten en ziekten onder meisjes, flink minder pestgedrag, meer aanwezigheid en betere toetsresultaten bij meisjes, en de meest positieve impact bij de armste kinderen.
De overheid kan nu maar beter een vuist maken. Tot die tijd zul je het, net als ik, moeten doen met een kinderslot.
Heb je suïcidale gedachten of maak je je zorgen om iemand in je omgeving? Dan kun je contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0800-0113 (24/7 bereikbaar) en 113.nl* .