In een korrelige telefoonopname zien we een man in een rolstoel die schaakspeelt op zijn laptop. De cursor beweegt over zijn scherm,

‘Ik denk dat jij mijn enige telekinetische vriend bent’, zegt de filmer tegen de schaker. Want de man in de rolstoel is volledig verlamd – hij verplaatst de schaakstukken rechtstreeks met zijn hersenen.

Of nou, niet helemaal rechtstreeks, want tussen hem en de computer zit een klein stukje technologie ingebouwd: een hersenimplantaat van het bedrijf Neuralink.

Dat hersenimplantaat is ongeveer zo groot als een muntje, en zit net onder zijn schedel, bij de hersenschors. Daar zet het hersenactiviteit om in digitale signalen, die vervolgens draadloos worden verzonden naar de computer.

Afhankelijk van wat iemand denkt, is de hersenactiviteit anders – en dat kun je gebruiken om bepaalde signalen naar de computer te sturen. Uiteindelijk was de man in het filmpje zo goed in het sturen van zijn hersenactiviteit bij het implantaat dat hij de cursor op de computer kon besturen, alleen door eraan te denken.

Nu is Neuralink zeker niet het eerste bedrijf dat mensen computers met hun hersenen laat aansturen – al bijna twintig jaar geleden Sterker nog: technologie van vergelijkbare bedrijven Maar er is één ding dat Neuralink onderscheidt van de rest: de missie. En die missie is niet om mensen schaak te laten spelen.

Het uiteindelijke doel van Neuralink is namelijk een stuk ambitieuzer: Dat is Silicon Valley-jargon voor: het bouwen van een internetverbinding van je hersenen naar de digitale wereld.

Kan ons brein harmonieus samenwerken met AI?

Die verbinding is nu namelijk behoorlijk traag.

Neem dit artikel. Mijn gedachten heb ik met een slakkentempo van een paar woorden per minuut met onhandige wiebelvingers in dit artikel getypt. Allemaal in de hoop dat jij, de lezer, aan die woorden ongeveer dezelfde concepten verbindt, woorden die je dan wel eerst tot je moet nemen door van links naar rechts de pagina met je ogen te scannen, iets wat ook weer minuten kost.

Dat kan beter. Neuralink hoopt op een toekomst waarin ik mijn gedachtenblob rechtstreeks naar jou kan sturen. Een boeiend vergezicht, maar de reden áchter dat vergezicht is nog gekker. En die reden is afkomstig van Elon Musk, oprichter van Neuralink.

Een Neuralink-schijfimplantaat vastgehouden door Elon Musk tijdens een live-presentatie in 2020. Bron: Neuralink, via AFP

Zijn redenering is dat als we als mensheid een kans willen maken in een wereld waarin machines die draaien op AI slimmer worden dan wij, we maar beter een breedbandverbinding met die machines kunnen hebben. Zodat wíj de machines kunnen gebruiken, in plaats van andersom. In de woorden van Musk:

Technologische autonomie of misschien toch weer gewoon afhankelijk van bedrijven?

Het klinkt allemaal vrij bizar, en het is natuurlijk de vraag of die superintelligentie er uiteindelijk gaat komen. Maar zelfs als dit soort technologie beperkt blijft tot het helpen van mensen met een verlamming, is het de moeite waard om de gevolgen verder te onderzoeken.

Die kunnen ons namelijk iets leren over hoe we ons als mens verhouden tot de gereedschappen die we creëren in een wereld die steeds verder digitaliseert.

Ga maar na: van tot moderne pacemakers, van tot – zolang we bestaan, verbeteren we het menselijk lichaam door het te integreren met technologie. Zo bezien is een directe verbinding tussen je hersenen en de cloud niet meer dan het radicaal doortrekken van een ontwikkeling die toch al aan de gang is.

Toch is er één ding dat me dwarszit bij zo’n radicale integratie van mens en machine. Want hoe verhouden we ons eigenlijk tot de machines die we nú gebruiken, de machines die nog niet met ons zijn geïntegreerd?

Technologie die bedoeld is om ons meer autonomie te geven, kan ons in de praktijk afhankelijker maken

Ik heb het hier al vaker geschreven: die machines zijn misschien wel van jou, maar je hebt er geen zeggenschap over. De data die je genereert, worden verstuurd naar de cloud, de software waarop de machine draait, is geschreven door verschillende bedrijven, zonder dat jij daartoe toegang hebt; en de hardware kan vaak op afstand worden bestuurd.

Dat klinkt misschien abstract, maar is nu al een probleem: de elektrische fiets die op afstand wordt afgeremd door de gemeente als je een telefoon die je niet kunt repareren, en een printer die via het internet wordt geblokkeerd Het is allemaal misschien niet wat we van onze apparaten verwachten, maar één ding is zeker: het is ook niet wettelijk verboden.

En naarmate dit soort machines verder in het menselijk lichaam worden geïntegreerd, zal dat contrast tussen wat mensen verwáchten en wat machines daadwerkelijk dóén steeds groter worden. Immers: veel mensen zullen verwachten dat de technologie die zij in hun lichaam implementeren van hen is, hun lichaam is dat immers óók.

Maar neem dat bionische oog dat ik net noemde – toen een fabrikant failliet ging, konden gebruikers Of kijk naar de hartpatiënt die in de Verenigde Staten is veroordeeld op basis van – terwijl een groot deel van de gebruikers zélf

Ross Doerr kreeg een netvliesimplantaat van Second Sight, dat hem kunstmatig zicht gaf. Doordat zijn artsen geen informatie over zijn implantaat ontvingen van Second Sight, kon hij geen MRI-scan krijgen. Foto: Bob O’Connor

En zo kan technologie die bedoeld is om ons meer autonomie te geven ons in de praktijk afhankelijker maken. Geen fijn uitgangspunt, zeker niet als de mensheid ooit gaat samensmelten met een toekomstige superintelligentie.

Hoe kunnen we dat voorkomen?

Geef de mens zijn gereedschap terug

Daarvoor zijn een paar dingen cruciaal.

Ten eerste moeten mensen de volledige zeggenschap krijgen over hun apparatuur, zeker als die in hun lichaam zit.

De gebruiker – niet de fabrikant – moet kunnen bepalen wat diens technologische extensies doen. Kúnnen, want de meeste mensen zullen de standaardinstellingen laten zoals ze zijn. Maar voor de mensen die dat willen, moet er de mogelijkheid zijn om de functies te bestuderen, te verbeteren en die verbeteringen vervolgens te delen.

Ten tweede: het is belangrijk dat de technologische extensies open source zijn. De blauwdruk van het apparaat en de software moeten vrij beschikbaar zijn.

Dat is bij de meeste technologie nu niet zo – die is meestal een black box waarbij we er maar op moeten vertrouwen dat die doet wat we willen, een black box die je

Alleen door die technologie openbaar te maken, kun je haar bestuderen en verbeteren. Het is een ideaal, van zeggenschap over je eigen digitale gereedschap via open source (of preciezer: ‘vrije software’), dat al in de jaren tachtig is geformuleerd,

Het is ook een ideaal dat nauwelijks van de grond komt. Dit soort open technologie wordt namelijk nauwelijks gefinancierd, omdat aandeelhouders er moeilijk winst mee kunnen maken. Dat betekent dat het geld hiervoor ergens anders vandaan moet komen. Deels uit publieke gelden – in elk geval om de projecten van de grond te krijgen, zodat mensen uiteindelijk een werkend product kunnen kopen.

Het is een investering die moeilijk financieel op waarde te schatten is, maar als we ooit gaan samensmelten met AI, dan doe ik dat liever met technologie die van mij is, in plaats van van Neuralink.

Meer lezen?