Waarom ik (26 jaar) nog altijd geloof dat de toekomst beter wordt (ondanks alle crises die ons teisteren)
Klimaatcrisis, wooncrisis, zorgcrisis: het is niet gek dat gen Z pessimistisch is over de wereld. Maar het verleden én het heden laten zien: er is alle reden om in vooruitgang te blijven geloven.
20 juni is mijn minst favoriete dag van het jaar. Vanaf dan worden de dagen korter. En daarmee gaat de charme van de langste dag verloren.
Iedereen die ooit aan duursport heeft gedaan, weet dat het einde van de race niet het zwaarste deel is. In de laatste meters verdwijnt de pijn, verlicht door de nabijheid van de finish.
Veel mensen vinden het leuk om iets nieuws te leren, ondanks de onvermijdelijke obstakels. De aanvankelijke frustratie maakt plaats voor tevredenheid en trots wanneer ze hun eigen groei zien.
We verheugen ons niet meer op de toekomst
Waar je ook kijkt, de mens moet vooruitgaan. Het idee dat dingen beter wórden is soms zelfs belangrijker dan dat dingen goed zíjn.
Maar voor mijn generatie staat het geloof dat de toekomst beter wordt onder druk. Er zijn veel uitdagingen die optimisme belemmeren. De hoogtijdagen van de vooruitgang lijken voorbij – althans, dat wordt ons ingeprent.
- ‘Twintigers en dertigers van nu zijn slechter af dan eerdere generaties’,* kopte Trouw in maart.
- ‘Generatie Z: ziek, zwak en zielig?’* las ik in EW Magazine.
- ‘Als wij niets doen zijn de volgende generaties echt slechter af’,* waarschuwde voorzitter van de Sociaal-Economische Raad Kim Putters bij Goedemorgen Nederland.
Meer dan de helft van de Nederlanders is inmiddels weinig hoopvol als het om vooruitgang gaat.
Dit is niet alleen een Nederlands verschijnsel. Een wereldwijde enquête onder 100.000 jongeren laat zien dat meer dan driekwart* de toekomst beangstigend vindt, en meer dan de helft gelooft dat ‘de mensheid is gedoemd’. Een ander onderzoek in verschillende Europese landen laat zien dat een flink deel* van de tieners gelooft dat hun leven slechter zal zijn dan dat van de generatie voor hen.
De vooruitzichten zijn somber. Moeten we ons geloof in vooruitgang loslaten?
Vrees de achteruitgang: klimaat, vergrijzing, huisvesting
Een van de meest prangende zorgen van jongeren is klimaatverandering. 2023 was het warmste jaar* sinds de metingen begonnen in 1850, en 2024 lijkt zelfs nog warmer* te worden. Uit een wereldwijd onderzoek* in The Lancet onder 10.000 deelnemers bleek dat een meerderheid van de jongeren ‘zeer bezorgd’ of ‘extreem bezorgd’ is over klimaatverandering.
Die angst lijkt terecht. Bijna 80 procent* van de wetenschappers die zijn aangesloten bij het VN-klimaatpanel IPCC denkt dat de aarde veel meer zal opwarmen dan 2 graden, zoals nu afgesproken is in het Klimaatakkoord van Parijs. De wetenschappers verwachten hongersnoden, conflicten en massamigratie. Onze (groot)ouders, die nu aan de knoppen zitten, zullen het misschien niet meer meemaken, maar wij wel.
Als de huidige beleidsmakers er niet in slagen onze groene transitie te voltooien én ontwikkelingslanden voldoende klimaathulp te bieden, wacht ons een sombere toekomst. Het helpt daarbij niet dat de PVV, die klimaatbeleid ziet als ‘onbetaalbare waanzin’, de grootste coalitiepartij is.
Op sommige andere vlakken gaat het nu al slechter dan vroeger. Case in point: volkshuisvesting. Dertig jaar geleden was een koophuis in Nederland een koopje, met een gemiddelde prijs van ongeveer 80.000 euro. In 2023 is dat gestegen tot 434.000 euro. Natuurlijk zijn de prijzen (en lonen) sindsdien ook gestegen, dus laten we de prijs afzetten tegen het modale inkomen.
In 1993 kostte een koophuis ongeveer vier jaarsalarissen. Nu, ruim dertig jaar later, betalen we bijna tien keer zoveel als het modale brutojaarsalaris. Jan Modaal moet dus 2,5 keer zo lang werken om de prijs van een koophuis bij elkaar te sparen.
Dit maakt het veel moeilijker om een huis te kopen. Door de problemen op de woningmarkt woont een meerderheid* van de 22-jarigen nog thuis, waardoor ze kansen missen om zelfstandig hun leven op te bouwen.
Dan, een derde toekomstverpester: de vergrijzing. Die krijgt lang niet zoveel aandacht als klimaatverandering of de woningnood, maar slaat ook – terecht – een meetbare deuk in het vooruitgangsgeloof van de nieuwe generatie. In 2050 zal het aantal 80-plussers twee tot drie keer zo hoog zijn als nu.* Dit zet onze verzorgingsstaat enorm onder druk.
De zorgkosten zullen naar verwachting zijn verdubbeld* in 2040, zelfs als we rekening houden met inflatie. Dit legt een zware last op de schouders van de jongere generatie. Een krimpende groep werkenden moet zorg dragen voor een snel groeiende groep ouderen. Uitgaande van de prognoses voor de toekomstige zorgvraag, zou over twintig jaar een op de vier mensen in de zorg moeten werken (nu is dat een op de zeven).*
Om de huidige kwaliteit van de verzorgingsstaat te waarborgen, zullen de jongeren van nu grote offers moeten brengen. In Nederland, het Verenigd Koninkrijk, België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, de Verenigde Staten, Canada, Australië en Japan denkt de meerderheid* van de hele bevolking dat kinderen het in de toekomst financieel moeilijker zullen hebben dan hun ouders. Pessimisme overheerst.
Behalve klimaat, wonen en vergrijzing – volgens mij De Grote Drie Bedreigingen voor het vooruitgangsgeloof van mijn generatie – zijn er ook andere factoren die bijdragen aan een gevoel van malaise. De smartphone verdringt fundamentele behoeften zoals sociaal contact, slaap en beweging. Het lijkt op een verslaving – 84 procent van de jongeren geeft aan dat ze te veel op hun telefoon zitten.* Ze zijn voortdurend online, maar voelen zich vaak eenzaam.
Tegelijkertijd veroorzaakt een zware schuldenlast stress en onzekerheid, en deze hangt als een donkere wolk boven hun mentale gezondheid en carrièrekeuzes. Het aantal mensen met een studieschuld is in tien jaar gegroeid met 88 procent,* en het aantal met een studieschuld van boven de 30.000 euro zelfs met 253 procent! En dan zijn er nog de verontrustende risico’s van de opmars van kunstmatige intelligentie, een dreigende kernoorlog en pandemieën die ons voortbestaan bedreigen.
Bel de begrafenisondernemer: ons geloof in vooruitgang heeft dringend een kist nodig.
Cynisme helpt ons niet verder – wat werkt wél?
Onze voorouders hebben ons genaaid met hun olie- en gasbedrijven, gebrekkige huizenbouw, hun eigen royale pensioenen, vernielzuchtige geopolitiek en riskante technologieën, dus zijn wij straks de dupe. Crisis, crisis, crisis. Poor us. Maar wanneer je dag in, dag uit geconfronteerd wordt met zulke neerslachtige toekomstbeelden, is het verleidelijk om bedroefd in een hoekje te gaan zitten. Om cynisch te worden. Als je van het slechtste uitgaat, kun je in elk geval geen nieuwe teleurstellingen ontdekken.
Het probleem met die verongelijktheid is niet zozeer dat ze helemaal ongegrond is, maar dat ze averechts kan uitpakken. Als het systeem tegen je werkt, waarom zou je dan nog de moeite nemen om er het beste van te maken? De gedachte dat dingen slechter worden activeert ons niet, maar verlamt ons. Een cynicus, schreef Oscar Wilde in het toneelstuk Lady Windermere’s Fan, is iemand ‘die van alles de prijs kent, maar van niets de waarde’.
Wie een betere toekomst wil, moet zich niet alleen boos maken over achteruitgang, maar ook oog hebben voor werkbare oplossingen.
Kijk naar klimaatverandering. Ja, er is reden tot grote zorg. Maar er zijn ook tal van tekenen dat de mens en zijn magistrale aanpassingsvermogen zelfs deze uitdaging kunnen overwinnen.
Vijftig jaar geleden kampten we met zure regen, maar dat probleem is opgelost sinds de Europese Unie kolencentrales verplicht heeft om zwavel uit rookgassen te verwijderen. Dertig jaar geleden was het gat in de ozonlaag onze grote zorg, maar die is zich in rap tempo aan het herstellen.
Inmiddels zetten we in een razend tempo stappen om duurzaam elektriciteit op te wekken en zijn we hard op weg om steeds meer van de energiebehoefte te elektrificeren. Neem vervoer: vorig jaar werden er in Nederland voor het eerst meer elektrische auto’s dan benzineauto’s geregistreerd.
Nederland installeerde in 2022 maar liefst 262 windturbines, 50.772 warmtepompen en 10 miljoen zonnepanelen, en elk jaar worden dat er meer. We verdúbbelen grofweg elke twee jaar de elektriciteit die we uit zonne-energie genereren. Dankzij die krankzinnige groei zijn voor het eerst de Nederlandse klimaatdoelen – 55 procent minder uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990 – binnen bereik. Ondanks al deze vooruitgang als het gaat over schone energie, zijn zelfs optimisten te pessimistisch, schrijft collega Jesse Frederik. De prijsdaling van groene energie wordt structureel onderschat.
Gaat dit allemaal verloren met de PVV in het kabinet? Ik betwijfel het. Partijen die zich expliciet achter de klimaatdoelen van Parijs scharen, hebben in de Tweede Kamer maar liefst 106 van de 150 zetels. De slagkracht van het progressieve midden is groter dan je zou denken op basis van wat TikTok je voorschotelt.
En ja, met de volkshuisvesting gaat het in Nederland bar slecht: de eerste vijf jaar onder de kabinetten-Rutte kenmerkten zich door het laagste aantal nieuwbouwwoningen in de afgelopen zeventig jaar.* Maar er zijn wel stappen in de goede richting. In 2023 werden er 73.000 nieuwbouwwoningen neergezet – dat is 49 (!) procent meer dan tien jaar daarvoor.*
Het woningtekort stijgt nog een paar jaar door, maar zal vanaf 2028 weer moeten afnemen.* En vergeet niet dat we in Nederland* nog altijd een grotere woonoppervlakte per persoon hebben dan in Duitsland, Frankrijk of Engeland.*
Zelfs bij vergrijzing zien we de veerkracht van de mens: de gemiddelde pensioenleeftijd lag in 2021 ruim vier jaar hoger dan in 2006. Tegelijkertijd neemt de nettoarbeidsparticipatie het sterkst toe onder 55- tot 65-jarige vrouwen.* Dus ja, de problemen zijn groot, maar mensen zijn weerbaar – daar kun je best optimistisch van worden.
Hetzelfde geldt voor arbeidstekorten bij die vergrijzing. Politici hebben het er liever niet over, maar we laten volop buitenlandse krachten binnen, zodat we ook over twintig jaar nog voldoende verpleegkundigen en tandartsen, bouwvakkers en warmtepompinstallateurs hebben. Tussen 2006 en 2021 is het aantal arbeidsmigranten in Nederland verviervoudigd.
Onze uitdagingen zijn gegroeid, maar ons vermogen om daar iets aan te doen ook. Dat is misschien geen reden om de vlag uit te hangen, maar het is voldoende om niet cynisch te worden. En om te blijven geloven dat vooruitgang mogelijk is.
Gen Z moet de wereld genoeg verafschuwen om haar te willen veranderen, maar ook voldoende liefhebben om die verandering de moeite waard te vinden, om met de Engelse letterkundige G.K. Chesterton te spreken.
Ook de ouders van gen Z hadden doemscenario’s
Angst en pessimisme over de eigen tijd en toekomst zijn bovendien van alle tijden. Toen koningin Beatrix in 1980 ingehuldigd werd, gingen krakers en andere demonstranten massaal de straat op vanwege de wooncrisis: ‘Geen woning, geen kroning.’
Drie jaar later demonstreerden 550.000 mensen* tegen kernwapens (de grootste Nederlandse klimaatdemonstratie tot nu toe telde 85.000 aanwezigen,* meer dan zes keer zo weinig). In 1983 dacht een meerderheid* van de Amerikaanse studenten in Los Angeles dat er tijdens hun leven een kernoorlog zou uitbreken tussen de VS en de Sovjet-Unie.
In die jaren waren veel ouders van gen Z zelf nog jongvolwassenen die zich er buitengewoon veel zorgen over maakten dat het einde van de vooruitgang nabij was. Soms waren zij, net als de generaties ervoor en erna, zelfs bang voor de toekomst die nu het heden is. Toch is het leven in Nederland nu beter dan ooit tevoren.
Betaald werk? Voor het eerst sinds de metingen zijn er meer vacatures dan werklozen. In 1983 was meer dan 1 op de 11 werkzoekenden werkloos;* dertig jaar later is dat slechts 1 op de 28.*
Criminaliteit? Nederland is veiliger dan ooit. Zowel politieregistraties als slachtofferpeilingen tonen minder geweld, vernielingen, verkeersmisdrijven, misdragingen en – voor Nederlanders het allerbelangrijkst – minder fietsdiefstal. Sinds mijn geboortejaar (1997) zijn deze aangiftes met meer dan 80 procent afgenomen,* terwijl de aangiftebereidheid stabiel is gebleven.
Kortere werkweken? Rond 1900 werkten arbeiders gemiddeld 60 uur per week.* Geen tijd voor tuinieren of voetbal op zaterdag, maar hup, de fabriek in. In 1950 was dat al gedaald tot ongeveer 50 uur, in 1980 tot 40 uur en nu is dat nog slechts 32 uur. Werkenden hebben véél meer tijd voor familie, vrienden en plezier.
Levensverwachting? Anderhalve eeuw geleden lag die – geloof het of niet – nog onder de 40 (!) jaar.* In 1950 was het 71 jaar en inmiddels is het 82.* Die stijging weerspiegelt de vooruitgang in levensomstandigheden en de gezondheidszorg.
Sociale rechtvaardigheid? Gaat nog altijd hard. In 2009 had een op de vijf Nederlanders nog grote problemen met homoseksualiteit; inmiddels is die homofobe minderheid geslonken tot slechts 5 procent. Maatschappelijke normen en waarden evolueren naar meer inclusiviteit. Een vergelijkbare verschuiving zien we bij abortus.
Er is nog nooit zo’n goede tijd geweest om in Nederland te leven als nu. Nog nooit was de lucht zo schoon, werden vrouwen zo gelijkwaardig behandeld en waren we zo welvarend. Het aantal verkeersdoden is nu drie keer lager dan in 1980,* migranten integreren beter dan ooit, zowel qua opleiding als op het gebied van criminaliteit, het aandeel huishoudens met een risico op armoede is drie keer zo laag als tijdens de piek in 1985.* De brede welvaart in Nederland is de op een na hoogste van de EU.*
En dan heb ik het nog niet gehad over de vooruitgang buiten onze landsgrenzen. Sinds 1990 is het aantal mensen dat onder de internationale armoedegrens leeft iedere dág met 130.000 afgenomen. Dat is een gigantische prestatie op het gebied van wereldwijde armoedebestrijding.
De lakmoesproef van vooruitgang? Vraag aan iemand van mijn generatie of hij of zij zijn of haar leven zou willen omruilen voor een leven van twintig, dertig of vijftig jaar geleden, een tijd waarin klimaatverandering nog minder kopzorgen gaf, maar bijvoorbeeld de werkloosheid hoger lag. Stel dat we ‘echt’ de mogelijkheid hadden om terug te keren in de tijd – in welk decennium zou je dan willen leven?
Onderzoekers stelden deze vraag aan tweeduizend willekeurig gekozen Amerikanen. Het antwoord: jongeren onder de dertig verkiezen* de jaren 2020 boven alle andere decennia. Dit suggereert dat de huidige tijd ondanks alle problemen toch de voorkeur heeft. Als het verleden echt beter was, is dit een opvallende uitkomst.
En natuurlijk, de jaren tachtig kiezen in een enquête klinkt leuk – disco, neonkleuren en schoudervullingen! – maar dat is heel wat anders dan daadwerkelijk terug willen naar die tijd. Stap jij in de tijdmachine? Zo ja, dan behoor je vermoedelijk tot de kleine minderheid.
De trein van vooruitgang dendert vooralsnog ongehinderd door, ondanks de vrees van onze voorouders. Dat is natuurlijk geen garantie voor vooruitgang in de toekomst, maar biedt wel enige geruststelling: doemscenario’s worden lang niet altijd werkelijkheid.
Negativiteit is de motor achter online nieuwsconsumptie
Als zoveel dingen steeds beter gaan, waarom worden we dan toch overspoeld door pessimistisch sentiment?
Ik denk dat er twee antwoorden zijn. Allereerst is er de eeuwige valse nostalgie van oudere generaties, die doorsijpelt in de politieke retoriek en soms ook in de media. Als je mensen vraagt naar het beste tijdperk – qua politieke omstandigheden, sociale cohesie of muziek – dan vind je een opvallend resultaat. Mensen van alle leeftijden kiezen meestal de periode waarin… ze zelf ongeveer elf jaar oud waren.*
Oftewel: de mens verwart zijn zorgeloze kindertijd – zonder beslommeringen wat betreft klimaatverandering, een huis kopen of inflatie – met een betere tijd voor iedereen. Je hebt niet door wat voor problemen er zijn, omdat je kind bent. Zo krijgen mijn generatiegenoten van hun (groot)ouders te horen dat vroeger alles beter was. De wereld leek toen eenvoudiger, maar dat kwam vooral omdat zij minder verantwoordelijkheden hadden dan later in hun volwassen leven.
Valse nostalgie verklaart een deel van het eeuwige pessimisme over het heden en de toekomst, maar niet waarom mijn generatie nog meer om de oren geslagen wordt met slecht nieuws dan onze ouders.
Natuurlijk spelen media daarin een belangrijke rol. Het financiële model van media en het sociale beloningssysteem van journalisten zijn ingrijpend veranderd sinds de opkomst van het internet. Media moeten nu niet alleen vechten voor abonnees – een langetermijnoverweging – maar ook voor aandacht via clicks in het digitale landschap. En wat werkt daar uitstekend? Juist, alarmisme.
‘Negativiteit is de drijvende kracht achter online nieuwsconsumptie’, staat boven een studie in het gelauwerde wetenschappelijke tijdschrift Nature.* Onderzoekers bestudeerden 105.000 koppen, met 5,7 miljoen clicks en meer dan 370 miljoen weergaven, van nieuwssite Upworthy. Deze website gebruikte voor elk artikel verschillende koppen voor verschillende lezers, allemaal om erachter te komen welke aanpak de meeste clicks zou genereren. Conclusie: ellende verkoopt.
Elk negatief woord in een kop (zoals ‘verontrustend’, ‘belachelijk’ of ‘hartverscheurend’) verhoogt de doorklikratio van een artikel met meer dan 2 procent. Positieve woorden in een kop verminderen juist de kans dat er op geklikt wordt.
Zelfs als het om dezelfde artikelen gaat, trekt een angstaanjagende kop meer lezers dan een neutrale. Dit is logisch, zeggen de onderzoekers, omdat ons brein gevaar zwaarder weegt dan positieve informatie. Zo beschermen we onszelf tegen onheil.
Deze extra aandacht voor negativiteit wordt versterkt door socialemedia-algoritmes, die gericht zijn op het maximaliseren van engagement. Hoe vaker je op alarmerende koppen klikt, hoe meer sombere stukken je te zien krijgt. Zo verandert een gezond beschermingsmechanisme langzaam in eindeloos doomscrollen.
Onze ontvankelijkheid voor alarmisme vormt een perverse prikkel voor kranten en nieuwswebsites, maar ook voor individuele journalisten. Zij zijn gevoelig voor de ranglijst van ‘Best Gelezen’ artikelen, de leescijfers van de ‘audience development desk’ en hun volgersaantal op LinkedIn of X (voorheen Twitter). Als negativiteit clicks oplevert, en clicks zorgen voor bereik en inkomsten, dan belonen media in het digitale tijdperk wantrouwen, onbehagen en polarisatie met bovenmatige aandacht.
En verrek, uit sentimentonderzoek van 23 miljoen koppen in Amerikaanse media blijkt dat woede, walging, angst en verdriet sinds 2010 veel vaker in koppen voorkomen, terwijl neutraliteit en vreugde juist afnemen.*
Misschien is de grootste dreiging voor het vooruitgangsgeloof van mijn generatie niet hoe de wereld is of zal worden, maar hoe deze aan ons wordt voorgespiegeld. Onze perceptie van de wereld wordt sterk beïnvloed door media. De algoritmes die ons naar negativiteit sturen, de financiële impulsen van media (ik noem dit: klikjeskapitalisme) en de sociale prikkels van journalisten (het opbouwen van een ‘merk’ met bereik) belonen pessimisme en doemscenario’s in het digitale tijdperk.
Door je bewust te zijn van dit fenomeen, kun je al een beter gebalanceerde kijk op de wereld ontwikkelen.
Het is te vroeg om het geloof in vooruitgang te begraven
Zijn we in staat om ons geloof in vooruitgang los te laten? Misschien, maar ik betwijfel of het nodig is. Onder de streep verbetert het leven in Nederland nog steeds, en er zijn duidelijke tekenen van vooruitgang bij de grote uitdagingen die voor ons liggen.
En natuurlijk, overmatig optimisme kan leiden tot luiheid en zelfgenoegzaamheid. In een tijdperk van klimaatverandering, woningnood en vergrijzing kunnen we niet achteroverleunen. Maar we moeten ook waken voor starre zwartkijkerij.
Fatalisme maakt de wereld niet beter; goede moed wel.