Zo kan een stad wél profiteren van de Olympische Spelen
Lange tijd werd gedacht dat de Olympische Spelen een goudmijn zijn voor de stad die ze organiseert, maar inmiddels weten we dat niks minder waar is. Toch kan een gaststad op andere manieren baat hebben bij zo’n groots sportevenement – en dat heeft Parijs dit jaar goed begrepen.
Ik woon in Parijs, en mijn gezin heeft zo veel mogelijk goedkope kaartjes voor de Olympische Spelen gekocht. Mijn zoons en ik namen vorige week de metro naar ons eerste evenement, het zeven-tegen-zevenrugby in het olympisch stadion in de voorstad Saint-Denis.
Onze reis ernaartoe besloeg slechts één nieuwe constructie: we stapten uit bij het metrostation Saint-Denis Pleyel, dat afgelopen juni openging.* Vervolgens wandelden we naar het stadion, het Stade de France, uit 1998.*
Dat is een typische ervaring voor deze Spelen: zo’n 95 procent van de olympische sportfaciliteiten stond er al.* Dat onderscheidt Parijs van de meeste van zijn olympische voorgangers, die veel meer bouwden.
Er wordt al decennia onderzoek gedaan naar het effect van Olympische Spelen en wereldkampioenschappen voetbal op gastlanden en gaststeden. Daaruit blijkt keer op keer dat de impact van dit soort grote sportevenementen meestal veel negatiever is dan de marketingverhalen erkennen.
Parijs heeft dat goed begrepen. Daardoor zijn deze Spelen een voorbeeld geworden: deze gaststad heeft vooral aan de toekomst na die zestien olympische dagen gedacht.
Weinig lusten, heel veel lasten
Lang heerste het idee dat de gastheer economisch beter werd van een groot sporttoernooi. Zodra een land probeerde een WK voetbal of Olympische Spelen binnen te halen, voorspelden ingehuurde economische bureaus vaak een goudmijn.
Dergelijke geluiden hoorde je bijvoorbeeld rond het Zuid-Afrikaanse bod op het WK voetbal 2010.* Er werd gerept van miljoenen winkelverslaafde bezoekende fans, van gratis wereldwijde promotie voor gaststeden, van de langetermijnbaten van alle nieuwe stadions.
Maar volgens sporteconomen is dit gebakken lucht. Het gastland wordt niet rijker. Stefan Szymanski, hoogleraar economie aan de universiteit van Michigan, zegt dat geen enkel geloofwaardig onderzoek dat optimisme ondersteunt. ‘Uit een substantiële hoeveelheid academische literatuur blijkt zelfs dat het omgekeerde waar is: het organiseren van grote sportevenementen is een economische last.’*
Dat komt deels doordat je voor zo’n toernooi vaak faciliteiten moet bouwen die meteen daarna niet meer nodig zijn: een nieuwe sportlocatie, een snelweg naar de locatie, een station naast de locatie.
Pas dertig jaar later had Montreal zijn olympische schulden afbetaald
Stel bijvoorbeeld dat de FIFA Nederland en België had aangewezen als gastlanden van het WK 2018. Dan had Nederland volgens planning onder meer een stadion in Heerenveen uitgebreid naar 44.000 plekken.* Dat is bijna één stoel per inwoner van de gemeente. Vorig seizoen trok de plaatselijke voetbalclub gemiddeld slechts 21.648 toeschouwers per wedstrijd.* Met andere woorden: dat hypothetische WK-stadion was na het kampioenschap overbodig gebleken.
Voor de Olympische Spelen moet er nog veel meer worden gebouwd, en bijna alles in één stad. Veel gastheren blijven dan ook zitten met onnodige sportfaciliteiten. Zo bouwde het armlastige Athene 22 nieuwe faciliteiten voor de Spelen van 2004.* De meeste daarvan raakten daarna in onbruik, soms onder stapels afval, terwijl de kano- en kajaklocatie zelfs verdween: die is opgedroogd.* Het Atheense olympisch stadion sloot vorig jaar tijdelijk de deuren wegens een ingrijpende renovatie aan het dak.*
Rio de Janeiro trof eenzelfde lot: in 12 van de 27 sportfaciliteiten van de Spelen van 2016 vond in het jaar daarna geen enkel sportevenement plaats.* Dit is een dure grap, want zelfs een ongebruikt stadion moet onderhouden worden.
In de euforie tijdens de Spelen denken alleen zuurpruimen daaraan. Toen Montreal de Olympiade van 1976 hield, wuifde toenmalig burgemeester Jean Drapeau de angsten over budgetoverschrijdingen weg. Hij zei dat ‘de Spelen van Montreal net zomin een tekort kunnen hebben als een man een baby kan krijgen’.* Pas dertig jaar later had de stad zijn olympische schulden afbetaald.*
Tegenvallende bezoekerscijfers
De tekorten ontstaan deels doordat de inkomsten meestal tegenvallen. Wat je bijna altijd ziet tijdens deze evenementen, schrijft Szymanski, is dat er minder bezoekers komen opdagen dan voorspeld.*
Dat zie ik nu ook in Parijs. De dag voor de openingsceremonie at ik in een verder leeg restaurant nabij mijn kantoor. De ochtend erna dronk ik koffie met een vriend in een groot hotelcafé, waar we op een gegeven moment de enige klanten waren. Een bevriende restauranteigenaar appte me dat zijn omzet de laatste zes weken in vergelijking met vorig jaar is gehalveerd.
Dat komt ten eerste doordat reguliere toeristen rond de Olympische Spelen wegblijven uit de gaststad.* Normaliter stroomt Parijs in de zomer vol met buitenlandse toeristen. Maar nu denken die mensen: de Spelen zorgen voor drukte en prijsstijgingen, dus ik ga dit jaar ergens anders heen.
In hun plaats komen er weliswaar olympische bezoekers, maar de meeste van hen geven minder uit dan verwacht. Het stedelijk toeristenbureau voorspelt dat 47 procent van de verwachte 11,3 miljoen olympische bezoekers uit de regio Parijs zal komen.* Die mensen gaan dus niet in dure hotels overnachten. Nog eens 40 procent van de bezoekers komt uit andere Franse regio’s. Velen van hen zullen op en neer wippen naar hun sportevenement, en wellicht een nacht of twee bij vrienden of familie logeren.
Slechts 1,5 miljoen van de verwachte bezoekers komt van buiten Frankrijk. Onder hen zijn ongetwijfeld een aantal big spenders. Maar intussen klagen Parijse hotels over lege kamers, en zijn Airbnb-prijzen gekelderd.*
Steeds meer lokale weerstand
Als je deze argumenten aan stadsmarketingbureaus voorlegt, dan komen ze soms met een argument over de lange termijn: ‘Oké, deze zomer vallen de baten misschien tegen, maar de gaststad is nu dag in, dag uit overal ter wereld op tv. Dat is gratis promotie. Met de tijd zal dat zich uitbetalen.’
Hamburg, Boston, Rome en Boedapest trokken zich wegens lokale weerstand voortijdig terug uit de race voor 2024
Dat valt echter te bezien. Ten eerste was Parijs al voor de Spelen een vrij bekende toeristische bestemming. Ten tweede is niet alle publiciteit positief. Het houden van een sporttoernooi kan een stadsmerk schaden. Dat overkwam de olympische gaststeden München in 1972, Montreal in 1976 en Atlanta in 1996. En het WK voetbal van 2022 in Qatar was net zomin goede marketing voor het land.
De economische argumenten tégen het houden van grote sportevenementen slaan de laatste jaren steeds meer aan, wellicht vanwege de groeiende berg negatief wetenschappelijk onderzoek,* de slechte voorbeelden van Rio en de WK-gastheren Zuid-Afrika (2010) en Brazilië (2014), die met ongebruikte sportfaciliteiten achterbleven.*
Nu willen steeds minder steden een bod op de Olympische Spelen doen. Hamburg, Boston, Rome en Boedapest trokken zich wegens lokale weerstand al voortijdig terug uit de race voor 2024. Steden als München, Stockholm, Krakau, Sankt Moritz en Oslo besloten uiteindelijk niet te bieden op de Winterspelen van 2022. De gaststad werd Beijing, dat weliswaar bijna geen sneeuw heeft, maar – belangrijk voor het Internationaal Olympisch Comité (IOC) – ook geen referenda.
Voor 2024 waren er uiteindelijk slechts twee bieders: Parijs en Los Angeles. Het wanhopige IOC gaf ze allebei maar hun eigen Spelen (Los Angeles voor 2028), en wees daarna Brisbane aan voor 2032. De Australische stad was de enige bieder. Politici die herkozen moeten worden, zijn niet meer happig op deze toernooien. Het doemscenario is dat straks alleen autocratieën als Rusland of Qatar het verlies van de gastheer willen nemen.
Wat Parijs anders deed dan zijn voorgangers
Waarom wilde Parijs dan wel?
Ik kwam hier in 2002 wonen, volgde als journalist het Parijse bod voor de Spelen van 2012 (die aan Londen werden toegewezen), en daarna het bod voor 2024. Wat me duidelijk werd: na vier olympische kandidaturen in drie decennia wist de stad waar hij aan begon.* Er waren hier geen fantasieën meer over de Spelen als economische bonanza. En vanwege deze realistische grondhouding heeft Parijs goede beslissingen genomen.
Ten eerste: de stad heeft heel weinig infrastructuur specifiek voor deze Spelen gebouwd. Veel van de locaties waar de evenementen worden gehouden, bestonden al – in het geval van de Champ-de-Mars (beachvolleybal)* of de paleistuinen in Versailles (paardensport)* al een hele tijd.
En de Franse overheid weet wat er na de Spelen met de nieuwe faciliteiten gaat gebeuren. De Adidas Arena zal vooral als thuishaven dienen voor Paris Basketball.* Het Aquatisch Centrum zal worden omgebouwd tot multisportcomplex* in Seine-Saint-Denis, het armste departement van het Franse vasteland. En het olympisch dorp wordt een woonwijk.*
Het vinden van post-olympische functies voor deze plekken is makkelijker in een wereldmetropool met zo’n 12 miljoen inwoners dan in kleinere steden als Barcelona, Atlanta of Athene (laat staan Amsterdam). Dat verklaart waarom de Spelen de afgelopen twintig jaar in gigasteden werden gehouden.
De zuinige instelling van Parijs maakt de huidige Zomerspelen relatief goedkoop. De totale kosten worden geraamd op zo’n 9 à 11 miljard euro,* minder dan de recente gastheren Londen, Rio en Tokio uitgaven.* De Franse overheid moet zo’n 28 procent van die kosten betalen, schat het ratingbureau S&P Global.* De rest komt uit de zakken van sponsors en bijvoorbeeld vastgoedbedrijven die straks woningen in het olympisch dorp gaan verkopen. De staat zal ook veel terugverdienen uit de kaartverkoop.
Parijs verdient nóg een compliment: het overschreed weliswaar zijn oorspronkelijke budget, maar met een stuk minder dan de andere recente gaststeden.*
En een ander voordeel van minder bouwen is minder CO2-uitstoot. Parijs wil de groenste moderne Spelen organiseren, met een halvering van de gemiddelde emissies ten opzichte van Londen en Rio.*
Het is zeker niet zo dat iedereen in Parijs profiteert van de Spelen. Het gebeurt voor de Olympische Spelen vaak dat mensen helemaal onder in de samenleving uit het straatbeeld worden ‘gezuiverd’, zodat ze niet door de wereldmedia worden gezien. Dat zou het imago van de gaststad maar schaden, is de gedachte.
Ook in Parijs vond een ‘sociale schoonmaak’ plaats. In de aanloop naar de Spelen sloot de politie een aantal plekken waar daklozen samenschoolden. Veel daklozen, inclusief nieuwe immigranten zonder huisvesting, werden op bussen gezet naar opvanglocaties ver van de camera’s. De impact van de Spelen op het leven van deze kwetsbare mensen is vooral negatief geweest.
Parijs denkt aan de verre toekomst
Als je een stad economisch wilt ontwikkelen, dan moet je verder denken dan sporttoernooien. Dat heeft Parijs begrepen. Veel belangrijker – voor de langetermijnontwikkeling van de stad – is transport. Dat is voor Parijs een grotere prioriteit dan deze Spelen.
Als je een willekeurige buitenwijk van de stad bezoekt, zie je vaak ergens langs de hoofdstraat een groot bord met de tekst: ‘We bereiden hier de aanleg van de metro voor.’* De komende jaren worden 68 stations in de buitenwijken gebouwd als onderdeel van de Grand Paris Express, het grootste infrastructuurproject van Europa, met een prijskaartje van 36 miljard euro.* Het project moet het kleine Parijs – een ansichtkaart met zo’n 2,1 miljoen inwoners – voor het eerst goed verbinden met zijn veel grotere krans buitenwijken.
Denk aan het station Saint-Denis Pleyel, waar ik vorige week met mijn zoons uitstapte om rugby te gaan kijken. Het ligt even buiten de stadsgrenzen van Parijs, in het arme Seine-Saint-Denis. Het station herbergt op dit moment alleen de verlengde metrolijn 14, waarmee het centrum van Parijs nu slechts tien minuten verwijderd is. Maar rond 2031 moeten er op Saint-Denis Pleyel nog drie nieuwe metrolijnen stoppen,* waardoor het station het grootste van Grand Paris zal worden.
Voor het eerst zullen de mensen uit deze buurt – van wie veel recente immigranten* – makkelijk overal in de regio kunnen studeren en werken. Sommige forensen die tot voor kort elke dag meer dan een uur in krakkemikkige lokale treinen naar hun werk reisden, zoeven er nu binnen twintig minuten heen. Dat transformeert hun leven én het stimuleert de stadseconomie.
De komst van de Grand Paris Express staat los van de Spelen. De beslissing om die stations te bouwen, werd al in 2007 genomen door de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy,* tien jaar voordat Parijs de Spelen kreeg toegewezen.
Toch is er een verband tussen de Spelen en metrostations. Zo’n sportevenement is als een bruiloft in het familiehuis: het schept een deadline. Alle renovaties die je je al jaren voornam – de verouderde badkamer, de krakende deur, de nieuwe slaapkamer die je altijd al wilde bouwen – móét je nu uitvoeren. Uitstellen kan niet meer. Op de dag van het huwelijk – of van de openingsceremonie – moet alles af zijn. En het moet goed zijn, want iedereen komt kijken.
Daarom opende de verlenging van metrolijn 14 op 24 juni – ruim een maand voor het begin van de Spelen. Over twintig of vijftig jaar zijn die Spelen een historische anekdote, en de meeste goudenmedaillewinnaars vergeten. Maar de stations uit 2024 bedienen dan nog altijd dagelijks miljoenen Parijzenaars. Dát is pas een erfenis.